GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 24 Mei 1866.
Dc lieer Bloembergen geeft in overweging om tc stellen slot
bepaling, om een nederduitsch woord te bezigen.
De heer Jongsma merkt aan, dat slotbepaling niet hetzelfde
wil zeggen als additionele bepaling, dat het laatste wat vreemd
klinkt is geen overwegend bezwaar het niet te bezigen, bovendien
bet woord additioneel moge van Frauschen oorsprong zijn, het is
geijkt voor Nederland, door de Grondwet van 1848, waarachter
ook additionele artikelen zijn geplaatst.
De heer Rengers is van oordeel, dat, indien er zulke groote
grammaticale bezwaren tegen het woord additioneel bestaan, men
best zal doen, het eenvoudig als artt. 11 te doopen.
De Voorzitter merkt op, dat het hier betreft cene speciale
bepaling nopens dc in 1866 te geven uitvoering, daarom acht
hij het dienstig, dat het uitkome bij de voorafgaande bepalingen.
De heer de Haan verklaart bij zijn voorstel te blijven.
Het wordt daarop in rondvraag gebragt en aangenomen.
Het amendement van den heer Duparc tot wijziging der redactie
in voege als boven is omschreven, is daarop, na ondersteund te
zijn, eenstemmig aangenomen.
Het amendement van den heer Jongsma tot het aanbrengen
eener speciale bepaling van de termijnen voor 1866, komt nu
in discussie.
De heer de Haan geeft te kennen, ook over het stellen eener
zoodanige bepaling tc hebben nagedacht, doch aangezien die beta
ling eigenlijk hare regeling vindt in de bepaling van litt. b.
van art. 8, acht hij eene nadere bepaling vrij overbodig.
De Voorzitter merkt op, dat het daar bepaalde enkel dc later
aangegeven honden betreft.
De heer Jongsma zegt in de veronderstelling te zijn, dat,
ofschoon het kohier over 1866 later wordt opgemaakt, het toch
een voljaars kohier zal zijn; dwaalt hij in die meening, dan is
de bewering van den heer de Haan juist, zoo niet dan heeft hij
grond bij zijn voorstel te blijven.
Het evenbedoeld amendement wordt alsnu in rondvraag gebragt
en aangenomen met 14 tegen 2 stemmen, (die van de hecrcn
Wijbrandi en Rengers.)
De heer Duparc geeft zijne bevreemding te kennen, dat deze
verordening, niet, zoo als hij vermeent dat behoort, wordt vooraf
gegaan door den gebruikelijken considerans.
De heer Bloembergen merkt hierop tuin, dat verordeningen
op de invordering in den regel geen considerans voeren, dit geschiedt
wel bij wijziging van dergelijke verordening.
De heer Duparc zegt, dat dc verordening op de invordering
van den hoofdelijken omslag, om geene andere te noemen, toch
wel zoodanige considerans heeft; hij acht het ordelijk en is daarom
zoo vrij voor te stellen die alsnog tc doen aanbrengen in
maniere als volgt:
„De Raad der gemeente Leeuwarden. Gelet op zijn besluit
van heden tot heffing eener plaatselijke belasting op het houden
van honden in de gemeente; Gezien art. 257 der wet van 29
.lunij 1851 (Staatsblad no. 85), gewijzigd bij de Wet van 7 Julij
1865, (Staatsblad no. 79.)
Besluit:"
Tot toelichting van zijn amendement geeft de voorsteller nog
te kennen, dat art. 257 voorschrijft, dat dc invordering der plaat
selijke belastingen bij plaatselijke verordening geregeld wordt, dit
is hier het geval, het is dus ordelijk, dat men daarmede handcle
even als met die bedoeld in art. 232 der Wet. Welligt is het
aanbrengen van die considerans vergeten, doch hij ziet geene rede
nen, waarom men het niet alsnog zou doen.
De heer Bloembergen geeft te kennen, dat het stellen van
den considerans voor deze verordening in geenen deele vergeten
is, maar het geldt hier eene Ontwerp-Verordening, welligt zou
de Secretaris bij de redactie der notulen aanleiding hebben zoo
danige considerans aan het besluit toetevoegen. Hij kan overi
gens niet toestemmen, dat het bepaald noodig is; doch het is
hem vrij onverschillig of men het al of niet zal doen.
Het voorschreven amendement des heeren Duparc wordt alsnu
in rondvraag gebragt en verworpen met 10 tegen 6 stemmen
(die van dc heeren Bruuger, Hommes, de Haan, Duparc, Jong
sma en Verwijs.)
De heer Plantengcl wenscht nog op het bereids aangenomen
art. 8 lett. b terug te komende daarbij gestelde betalingster
mijn, kan zijns oordeels tot eenig bezwaar leiden, omdat er zijn
die met Nov. en Dec. nog belastingschuldig worden.
Dc Voorzitter vraagt of dc vergadering op de gemelde reeds
vastgestelde bepaling wenscht terug te komen. Niet ondersteund
zijnde, vervalt dit voorstel.
Daarop wordt de betrekkelijke memorie van toelichting, onver
anderd vastgesteld, en vervolgens de verordening op de invorde
ring in haar geheel, met 15 tegen cer.e stem (die van den heer
van Sloterdijck.)
\oorts is nog besloten aan een en ander voor de resumtie der
notulen gevolg te geven.
.Na een cn audcr zijn genomen de volgende besluiten:
I. BESLUI T tot heffing eener plaatselijke belasting op liet houden
van honden iu de gemeente Leeuwarden.
De Ilaad der gemeente Leeuwarden,
(iezieu art. 232, 240 en 253 der wet van 29 Jnnij 1851 (Staatsblad No.
85) gewijzigd bij dc wet vau 7 Julij 1865 (Staatsblad No. 79;. Besluit:
Art. 1. Er wordt cene belasting gehevcu op het houden van honden in
de gemceute.
Art. 2. De belasting, ten bedrage van drie gulden voor eiken hond, be
houdens dc hierna te vermelden uitzonderingen, is telken jare versehuldied
door heil, die in de gemeente hun hoofdverblijf houden, zoomede door hen,
die er minstens drie maanden verblijven.
Art. 3. liet bij 't vorig artikel gemeld bedrag der belasting wordt op dc
helft verminderd voor houden uitsluitend gehouden ten dienste van den land
bouw of ceuig bedrijf van nijverheid of ter bewaking van gebouwen of erven.
Art. 4. Zij, die in dc tweede helft des dienstjaars in het bezit vau een
hond komen, zijn over dat jaar slechts dc helft der belastiug verschuldigd.
Art. 5. Voor honden, die den ouderdom van twee maanden niet hebben
bereikt, is geene belasting verschuldigd.
Art. Voor de belasting zijn aansprakelijk de hoofden der huisgezinnen
iu welke de houden te huis behooren.
Art. 7. Het belastingjaar loopt van 1 Januarij tot ulto. December.
Art. 8. Aau de belastingschuldigen, die zich van hunne honden vóór den
eersten Julij vau het jaar waarover de belasting loopt ontdoen, wordt op limine
aanvraag afschrijving van de helft van hunnen aanslag verleend.
Art. 9. Dit besluit treedt in werking acht dagen nadat hetzelve, na de
Koniuglijkc goedkeuring te hebben verkregen, is afgekondigd.
II. VERORDENING op de invordering eener plaatselijke belasting
op het houden van honden in de gemeente Leeuwarden.
Art. 1. Jaarlijks iu dc maand Jauuarij heeft door een of meer daartoe
door B. cn W. aan te wijzen beambten de opschrijving plaats van alle hon
den in de gemeente cu hunne houders.
Houders vau houden, die aanspraak maken op dc toepassing van artt. 3,
4 eu 5 vau het besluit tot hcfling dezer belasting, geven de gronden op
waarop die aanspraak steunt.
Art. 2. Uit die opschrijving wordt in dc maand Februarij door B. on W.
het kohier van belasting opgemaakt, dat vervolgens, gedurende acht dagen,
bij opeubare aankondiging bekeud te maken, voor een ieder ter inzage ligt.
Bclaughebbeuden kunnen binnen dien termijn hunne bezwaren tegen den
aanslag bij B. cn W. indienen. Het kouier wordt daarop onder inachtne
ming der ingediende bezwaren door het Collegic definitief vastgesteld.
Art. 3. Het vastgesteld kohier wordt ter invordering in handen vau den
Gemeente-ontvanger gesteld, die binnen 14 dagen daarna de aanslag-billcttcu
doet uitreiken.
Art. 4. Ieder houder van honden, bij wicn dc opsehrijving om de cene of
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN
Zitting van Donderdag 24 Mei 1866.
79
«ndere reden niet mogt hebben plaats gehad, doet daarvan vóór den 15 Fe
bruarij vau het jaar, waarover de belasting loopt, aangifte ter Secretarie.
Art. 5, Ieder, die ua afloop van dc in artikel 1 dezer verordening be
doelde opschrijving in het bezit komt vau een of meer honden die den ou
derdom van minstens twee maanden hebben bereikt, doet daarvan binnen vijf
dagen aangifte ter Secretarie.
Art. 6. Tot gelijke aangifte zijn houders van honden verpligt die, nadat
dc mecrbedocldc opschrijving is geschied, hunne woonplaats binnen de ge
meente komen vestigen cn wel binnen cene maand na die vcstigiug.
Art. 7. De in dc beide voorgaande artikelen bedoelde houders van honden
worden op een of meer aanvulliugs-kohieren gebragt, waarmede gehandeld
wordt overeenkomstig art. 2 en 3 dezer verordening.
Art. 8. Dc aanslagen zijn vorderbaar
a. voor de in het eerste halfjaar vastgestelde kohieren in twee gelijke ter
mijnen, waarvan de eerste verschijnt vóór of op den 30 Junij eu de tweede
vóór of op den 30 November
b. voor de in het tweede halfjaar vastgestelde kohieren in één termijn
vóór of op den 30 November.
Art. 9. Houders van honden, bedoeld bij art. 3 van het besluit tot het
heffen dezer belasting, mogen dezelve niet anders op den openbaren weg la
ten komen dan begeleid en vastgehouden aan een touw of ketting of vastge
maakt aan het voertuig dat zij trekken.
Art. 10. De aanvragen om afschrijving van deze belasting geschieden schrif
telijk aau B. en \V.
Additionelc-Bepaling. Voor het dienstjaar I860 geschiedt dc opschrijving
binnen 14 dagen nadat dc afkoudigiug van het besluit tot hefling dezer be
lasting en van de verordening op hare invordering heeft plaats gehad; dc
opmaking van het kohier binnen zes weken daarna, terwijl de termijnen vau
betaling worden gesteld vóór of op 15 September en 15 December 1866.
6. Is tor tafel gebragt en gelezen een voorstel van B. en W.
betrekkelijk bet doen plaats hebben van herstellingen aan de lrn-
sumerzijl, de brug, dc woning cn de wallen aldaar.
De Voorzitter stelt voor deze zaak onmiddelijk af te doen,
a aartoe eenstemmig wordt besloten.
Hij brengt dit voorstel alsnu in behandelingniemand der
leden hierover het woord verlangende is vervolgens overeenkom
stig het voorgestelde, buiten omvraag eenstemmig besloten:
lo. dat de bestaande klapbrug te Irnsumerzijl zal worden ver
vangen door een houten draaibrug cn verder aan de zijl cn woning
de vereischte herstelling en aanbouw zal worden aangebragt, over
eenkomstig het daaromtrent door den architect ingediend ge
wijzigd plan2o. B. en W. te magtigen de uitvoering van een
en ander te doen plaats vinden.
6. De Voorzitter stelt voor over te gaan tot de zamenstelling
van het stembureau ten behoeve van de in de volgende maand
te houden verkiezing van een lid van de Tweede Kamer der
Staten-Gcncraal ten gevolge Van de, bij dc wet geregelde perio
dieke aftreding. De vergadering zich hiermede vercenigende
gaat daartoo over, en blijkt het uit dc gehoudene stemmingen
dat de hh. de With cn Plantenga zijn verkozen tot leden van het
gemeld bureau, waarvan de burgemeester krachtens dc wet voor
zitter is. Voorts is besloten dat dit bureau bij mogelijke her
stemming in functie zal blijven en dat alle andere leden dezer
vergadering, des noodig, als plaatsvervangers zullen beschikbaar zijn.
8. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van B. en W.
vervat in hun besluit dd. 19 Mei jl. no. x/20, tot wijziging van
art. 14 der door den Raad in zijne vergadering van den 24
Januarij 1861 en nader in die van den 25 Julij daaraanvolgende,
vastgestelde verordening, regelende de brandweer in de gemeente
Leeuwarden, tc wijzigen als volgt
De onderscheidingsteekenen zullen zijn voor:
lo. den opperbrandmeester a. een stok, geschilderd met de
nationale kleuren cn het wapen der gemeente benevens een sleutel
met een zilveren plaat waarop aan de eene zijde het woord „op
perbrandmeester" en aan de keerzijde het wapen der gemeente
b, een blaauw en geel zijden lint ter breedte van 32 streep, waar
aan is bevestigd het wapen der gemeente van berlijnsch zilver
2o. dc brandmeestersa. een stok gelijk aan dien van den
opperbrandmeesterb. een lint en wapen gelijk aan dat sub
lo.ó hiervoren omschreven. Ter visie, om in eeno volgende
vergadering af te doen.
9. Ter tafel gebragt en gelezen ccn voorstel van het Collegie
van Dagelijksch Bestuur, vervat in zijn besluit dd. 19 Mei jl.
no. 'Vu, betrekkelijk dc adressen van R. Bloembergen Santee Jr.,
0. Witteveen Cz., A. Zijlstra Jr. en S. II. de Vries, houdende
aanvraag om alsnog in het genot te worden gesteld van restitutie
wegens betaalde gemeentelijke belasting, wat de drie ccrstge-
noemden betreft wegens hunnen op 30 April jl. nog niet in con-
sumtie gebragten voorraad gedistilleerd cn wat laatstgeraeldc aan
gaat, ter zake zijnen toen voorhanden voorraad turf. Ter visie,
om in eene volgende vergadering behandeld te worden.
10. Is gelezen eene missive van hh. Curatoren van het stede
lijk gijranasium alhier, houdende inzending eener voordragt voor
de vervulling van de, door het bedanken van den heer Mr. E.
de Wendt, nog steeds vacerende betrekking van curator van het
gijmnasium; voorgedragen worden de hh. Dr. U. J. Iluber, med.
et art. obst. doctor en Mr. E. Attema, advocaat beide te Leeu
warden. Ter visie, om in eene volgende vergadering tot de
benoeming over te gaan.
11. Gelezen een schrijven van mevr. T. L. Ie Maire, wed.
Sleeswijk Yening, waarbij zij de eer heeft aan den Raad, onder
dankbetuiging voor liet in haar gesteld vertrouwen, te kennen
tc geven dat zij de benoeming tot Voogdes van het Nieuwe
Stads Weeshuis alhier, niet aanneemt. Is beslotenheeren
Voogden van gemelde inrigting met dit schrijven in kennis te
stellen onder uitnoodiging, met eenigen spoed eene nieuwe aan
beveling in te zenden.
12. Is ter tafel gebragt eene missive van de Commissie van
bestuur over het Stads Ziekenhuis alhier, dd. 16 Mei jl. no.
1079, waarbij wordt aangeboden de rekening en verantwoording
van de ontvangsten cn uitgaven ten behoeve van gemeld gesticht,
door haar gedurende het jaar 1865 gedaan. Is besloten, deze
rekening en verantwoording ten fine van onderzoek en rapport,
te stellen in handen van den Raadscommissie, indertijd belast ge
weest met het onderzoek der begrooting van gemelde instelling
voor dat jaar, bestaande die Commissie uit de heeren Bloem
bergen, Brunger en de With.
13. Is ter tafel gebragt en gelezen een adres van L. Ekkel-
boom, geagréeerd klerk ten kantore van den gemeente-ontvanger,
houdende verzoek om, ter oorzakc van het verlies zijner betrek
king, ten gevolge van de opheffing der gemeentelijke accijnsen,
met cene tijdelijke gratificatie te worden begiftigd. ln handen
van B. en W. ten fine van rapport en advies.
14. B. en W. brengen ter tafel van den Gemeenteraad:
I. Een concept-besluit tot af- en overschrijving van onderschei
dene posten van de begrooting van uitgaven der gemeente dienst
1865, die te hoog zijn geraamd, op het fonds voor onvoorziene
uitgaven.
II. Een coucept-besluit tot het doen van onvoorziene uitga
ven over het dienstjaar 1865, wegens posten die hunne om
schrijving op de bcgrooting niet vinden en alzoo aan de begroo
ting dienen te worden toegevoegd als buitengewone uitgaaf.
III. Een staat, houdende aanwijzing van artikelen der be
grooting, dienst 1865, welke noodig zijn bevonden om versterkt
te worden uit het fonds voor onvoorziene uitgaven, tot welker
versterking bij de begrooting magtigiug is verleend. Tervisio,