GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Woensdag 6 Junij 1866.
Nadat op voorstel van den Voorzitter tot de onmiddellijke
behandeling van dit voorstel, dat met de stukken voor deze ver
gadering ter visie, heeft gelegen, eenstemmig was besloten, opent
hij daarover de discussieu.
Vooraf wcnscht hij evenwel aan de vergadering medetedeelen,
dat het B. en W. genoegen doet van den Gemeente-arohiteet te
hebben ontvangen een geheel nieuw plan wegens de uitbreiding
van de Gasfabriek, in overeenstemming met het laatst genomen
Raadsbesluit opgemaakt. Voor zoover het Collegie over gezegd
project heeft kunnen oordeclcn, getuigt dat plan van ecne zeer
regelmatige orde.
De heer de Haan geeft te kennen, dat hij zich niet tegen
de dadelijke behandeling van het ter tafel gebragte voorstel
heeft willen verklaren, ofschoon het hem bevreemdt dat een
voorstel, 't welk eene zoo belangrijke wijziging in de vroeger
beslotene wijze van handelen brengt, zoo plotseling aan het oor
deel van den Raad wordt onderworpen. Hij gelooft wel dat
de zaak spoed vordert, doch de vorige keer is de zaak der
uitbreiding van de fabriek toch ook uitvoerig behandeld en heeft zij
tot vele discussion aanleiding gegeven. Toen ook is gewezen
op het bedrag der kosten daartoe vereischt en ter sprake ge
weest eene gedeeltelijke uitvoering. Nu zou hij in elk geval
gaarne van B. en W. of van de gaseommissie wenschen te ver
nemen van welken invloed dit voorstel, in opzigt tot het finan-
ticel belang, op het vroeger beslotene zal zijn naar hij ver
meent leverde het ealeul van de kosten der beide toen behan
delde plannen, een verschil op van ƒ16,000.
De heer Bloembergen merkt den vorigen Spr. op, dat het
hier nog niet geldt eene bepaalde beoordeeling van het zoo even
besproken plan van den Architect, in tegendeel dit zal, nadat
het Collegie daaraan zijne voorloopige goedkeuring zal hebben
gehecht, nader door den Architect bowerkt moeten wordendan
zullen nadere dctailteekeningen de thans overgelegde schets moe
ten vervangen, en ook dan eerst zal men tot eene berekening
van de kosten kunnen komen. Men meende op den voorgrond
te kunnen stellen tot de daarstclling van een derden gashouder
over te gaan, omdat het ontwerp deswege volgens de gemelde
M'hetsteekening dezelfde plaats aanwees als waarop de 3c gashou
der door den Directeur werd voorgesteld. De geheele uitbrei
ding zal belangrijke en vele werkzaamheden tc weeg brengen en
tegen de uitvoering daarvan in ééns zag de Raads-comrnissic nog
al bezwaar, daarom is de vraag gerezen of het niet wenschelijk
en geraden zou wezen, om ten aanzien van het aanbrengen van
den gashouder al dadelijk tot de uitvoering over te gaan. Of
schoon niet bij magte om eene raming van kosten te geven, kan
men gerust op den voorgrond stellen dat men meerdere ruimte
voor gasberging benoodigd isuit dien hoofde was men van
oordeel wel te doen, om tegen den aanstaanden winter reeds
daaraan uitvoering te geven, om in het te verwachten meerder
gasverbruik te kunnen voorzien. Later zal den Raad eene tee-
kening en raming van kosten, worden aangeboden de Raad zal
dus, het tegenwoordig voorstel aannemende, enkel beslissen dat
daar ter plaatse de gashouder zal worden daargesteld, en het
overige der zaak in niets praejudiciëren.
De heer de Haan dankt voor de verstrekte inlichting, doch meent
toch te moeten opmerken, dat dergelijke officiële regeling niet heel
ordelijk is te noemen. De Raad heeft nog zeer onlangs een besluit ge
nomen tot het openstellen eener tweede serie der geldleening ten
behoeve van de Gasfabriek, dat besluit steunde natuurlijk op het vroe
ger genomen besluit; nu zal daarin wijziging worden gebragt en al
dadelijk tot de uitvoering van een gedeelte daarvan worden overge
gaan, alvorens het beloop van de uitgaaf bekend zal zijn, tenzij men
het vroeger geraamde daarvoor neme al moet het werk bij ge
deelten worden uitgevoerd, dan dient men toch het financiële
te regelen en bestaat die regeling dan kan daarom even goed
liet andere blijven rusten.
De lieer Bloembergen. De zaak is eenvoudig dezeten be
hoeve van de overname der Gasfabriek, word besloten tot ecne
leening, groot f 160,000 op dit bedrag werd 120,000'genego-
ticerd, doch zulks was niet toereikende om alle kosten wegens
overname van materieel en grondstellen te bestrijden, daarvoor
kwam 10,000 te kort; daarom was men van oordcel eene tweede
serie dier leening te moeten openen. Zij werd opengesteld, doch
vruchteloos ouder de tegenwoordige min gunstige financiële omstan
digheden. Nu is bet de bedoeling van het Collegie om een der
den gashouder te stichten en daartoe voor liet nog restérende deel
der leening ad 30,000 eene nieuwe serie te openengezegd
bedrag zal voldoende zijn voor de stichting van den gashouder, die
p. m. ƒ15,000 zal vorderen, en voor de aanbreng van meerdere
bedden en retorten. Voor de hoofd verbouwing met inbegrip van
exhaulster enz. zal eene afzonderlijke leening benoodigd zijn. Spr.
gelooft, dat de zaak op die wijze heel best kan marcheren; boven
dien het 2de lid van het voorstel behelst de opdragt aan het
Collegie, om nader de noodige financiële voorstellen te doen,
en die zullen er zeer zeker toe leiden om de gcraeente-begrooting
voor 1866 te wijzigen, door op te nemen het provenu van de
bewuste ƒ30,000 en daartegenover in uitgaaf een gelijk bedrag
voor kosten van uitbreiding. Het tegenwoordige voorstel ligt
dus geheel buiten de generale verbetering, welker latere uitvoe
ring welligt beter is te achten, omdat de financiële aangelegen
heden en het hecrschend gebrek aan geld, cenc onmiddellijke
uitvoering aan bezwaren onderhevig doen zijn. Volgens het voor
stel, strekt de maatregel enkel om te kunnen voorzien in de waar
schijnlijke behoefte van het eerstkomend winter-saisoen, daarmede
langer tc wachten had ook zijn bezwaar, omdat de beoogde (laar-
stelling een geruimen tijd zal vorderen. Om dc reden dat men
raoeijelijk meerdere gegevens op het oogenblik kan geven, doet
men aanvraag tot de vorenbedoelde magtiging, en die erlangende,
zal men eene belangrijke schrede zijn gevorderd tot het doel, om
in den eerstvolgenden winter in dc behoefte van een tamelijk groot
gasverbruik te kunnen voorzien.
Dc discussion gesloten zijnde, brengt de Voorzitter de conclu
sie van het voorstel in rondvraag, welke eenstemmig is aangenomeu.
Diensvolgens is besloten
lo. B. en \V. te magtigen om, in afwachting van de vast
stelling der plans tot uitbreiding der Gasfabriek, den noodigen
tijdelijken maatregel te nemen, om gedurende het aanstaande
wintersaisocn in het alsdan te verwachten gasverbruik te kunnen
voorzien, speciaal tot het doen aanbrengen van: a. twee nieuwe
bedden met het vereischte getal retorten h. een derden gashou
der ten noorden van de voorste der twee bestaande gashouders, nage
noeg ter plaatse waar hij op het reeds in beginsel door den Raad
aangenomen plan tot uitbreiding der fabriek, is aangctcekend. 2o.
B. en W. uit te noodigen den Raad nader de noodige voorstel
len te doen, om in de kosten van genoemden tijdelijken maat
regel te voorzien.
3. Is ter tafel gebiagt en gelezen, een voorstel van B. en
W. van heden, tot onïnvorderbaar-verklaring van sommige posten
op de kohieren van den hoofdelijken omslag over de jaren 1861
en 1865, daartoe door den Gemeente-Ontvanger voorgedragen.
Ter visie om in ecne volgende vergadering behandeld te worden.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN
Zitting van Woensdag 6 Junij 1866.
1. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van B. en W.
van heden, omtrent het al of niet houden van de jaarmarkt of
kermis, in deze gemeente; op grond van de beweegredenen
in dit stuk vervat, wordt daarbij voorgesteld tc besluitende
jaarmarkt of kermis in deze gemeente dit jaar niet te doen
plaats hebben.
Dat voorstel luidt als volgt:
Reeds sints geruime» tijd kwam bij ons de vraag ter sprake of met het
oog op de elders in ons Vaderland heersohunde cholera, het welligt niet
eeradeu moest worden geacht, de jaarmarkt of kerrnis in deze gemeente dit
jaar niet te doen plaats hebben.
Aanleiding daartoe vonden wij én in de omstandigheid, dat op vele andere
plaatsen die vraag in bevestigenden ziu wierd beantwoord, én in den wenk
ons door den heer Commissaris des Koniags in Friesland gegeven, naar aan
leiding van een tot de gemelde ziekte betrekkelijk schrijven van den heer
Minister van Binnenlandschc Zaken.
Toen wij echter daarbij het oog vestigden op de voorzeker belangrijke
uadeclen die, wierd ook in deze gemeente, op het voetspoor van hetgeen
reeds elders is geschied, dc aan het hoofd dezes gestelde vraag in bevesti
genden zin beantwoord, en dientengevolge de kermis dit jaar alhier niet ge
houden, daaruit voor vele ingezetenen zouden voortvloeijen, vonden wij het
geraden in dezen niet eerder aan u een voorstel te doen dan na alvorens te
hebben nagegaan of on in hoeverre de loop der ziekte welligt een besluit
lot schorsing der kermis overbodig zou kunnen maken.
Wij verloren cveuwel daarbij niet uit het oog, dat het door ons noodig
geacht uitstel zijne grenzen moest hebben.
't Spreekt toch van zelve, dat dc ingezetenen, die voor de jaarmarkt hunne
inslagen, overeenkomsten en wat dies meer zij plegen te doen en te maken,
tijdig in kennis dienen gesteld te worden of die jaarmarkt al dan niet zal
worden gehouden.
Het oogenblik om daaromtrent te beslissen achten wij thans gekomen.
Slecht» niet meer dan eene maand toch zal er uog verloopen en het voor
de jaarmarkt bestemde tijdstip zal daar zijn.
Uit weiuigc oordeclcn wij vooraf te moeten lateD gaan om de beweeg
redenen te doeu kennen die ons hebben genoopt het onderwerpelijk voor
stel nu en uiet vroeger ter tafel mver vergaderiug te brengen.
Kn wut uit de zaak zelve betreft kunnen wij u als den uitslag onzer over
wegingen mcdedeelcn, dat wij na rijp beraad het wenschelijk achten dat de
vaak bedoelde jaarmarkt uiet worde gehouden.
De cholera toch, men vergelijke de daarvan opgemaakte officiële verslagen,
j moge ui de plaats waar zij het eerst is uitgebroken afnemen, elders schijnt
zulks liet geval niet te wezen en wat meer zegt zelfs ook de provincie Fries
land is uiet geheel van die gevreesde ziekte verschoond gebleven.
Voegen wij daar nu bij dat het achorseu vau de jaarmarkten in andere
plaatsen, de toevloed van kermisgasten naar deze gemeente, bijaldien aldaar
>le jaarmarkt wordt gehouden, tc grooter zal doen ziju en dientengevolge de
opeeiihooping vau mcnsohcu in slaapsteden het gevaar voor het overbrengen
der ziekte mede grooter zal maken, dan aarzelen wij, wij bekennen zulks
gaarne, de verantwoording op ons te laden om in het belang van een deel
der ingezetenen de jaarmarkt te laten doorgaan.
Wij hebben al zoo de eer aan uwe vergadering voor te stellen om te be
sluiten de juarinakt of kennis in deze gemeente dit jaar niet te doen plaats
hebben.
Aldus gedaan euz.
Ter visie om in ecne volgende vergadering te worden afgedaan.
5. De Voorzitter brengt ter tafel een bezwaarschrift van T.
Ottema, tegen zijn aanslag op het kohier van den hoofdelijken
omslag voor 1866, gedagteckend 4 Junij, daarbij het voorstel
voegende om dat stuk, niettegenstaande het niet tijdig werd inge
diend en daarom buiten beschikking moet worden gelaten, met
de andere bezwaar-schriften te verwijzen naar de sectiën. Hiertoe
wordt besloten.
6. Is gelezen en voor notificatie aangenomen een schrijven van
den heer -f. S. Spoclstra, commies-controleur, belast met de func
tion van hoofd-commies der stedelijke belastingen te Leeuwarden,
houdende dankbetuiging voor de wijze waarop de Raad bij zijn
besluit van 9 Mei jl. no. V2, aan zijn verzoek van den 18 Oct.
1864 heeft gelieven te voldoen.
7. Bij monde van den heer Jongsma wordt namens dc rer-
ordenings-commissie uitgebragt het volgend nader rapport cn
voorstel dier Commissie tot wijziging van sommige bepalingen
der verordening betreffende de instandhouding euz. der openbare
wegen enz.
Dc commissie tot herziening der verordeningen waartegen stral is bedreigd,
heeft ontvangen van den heer Commissaris van politie eene missive gedateerd 8
November jl. houdende bedenkingen tegen de voorgestelde redactie en inhoud
van art. 54 der verordening betreffende do instandhouding, bruikbaarheid, rein
heid, vrijheid en veiligheid der openbare wegen, bruggen, veren, enz. enz. in
de gemeente Leeuwarden.
Naar aanleiding daarvan heeft zij met intrekking van het voorstel, vervat
in bet rapport uitgebragt iu de Raadsvergadering vaa 26 October jl. en on
der referte aan de motiven, vervat iu bovengenoemde missive voor zooverre
die door haar zijn gedeeld, de eer voortcstelleu
a. .Met intrekking van het thans bestaande artikel 54, daarvoor in dc plaats
te stellen het volgende
Art. 54. Het is iedereen die op het stationsplein of op de toegangen daar
van of bij aankomst van diligences, stooinbooteii en trekschepen, zijn verlan
gen op welke wijze dan ook te kennen geeft, om aan de reizigers tocbehoo-
rende voorwerpen te dragen af te vervoeren, verboden, deze tegen den wil der
eigenaars of houders aan te raken, of zich in het bezit daarvan te stellen cu
iu het algemeen zijne diensten ten deze op oubesehcideoe of hinderlijke wijze
op te dringen.
b. Met intrekking van het thans bestaande artikel 55, daarvoor in de plaats
te stellen het volgende
Art. 55. De koetsiers, voerlieden en andere bestuurders van rijtuigen zijn
verpligt ten allen tijde de voorschriften of bevelen op te volgen, die door of
van wege de politic gegeven worden, omtrent het rijden, dc volgorde en liet
plaatsen van rij- eu voertuigen op het stationsplein eu op de toegangen daar
van, bij de kerken, op de jaar-, week- en paardemarkten, bij harddraverijen
of alle andere zamenkomsten hoe ook genaamd.
Voorts lettende op de noodzakelijkheid, dat bij opgravingen der straten,
nederlegging vau bouwmaterialen enz. behoorlijk licht bij avond of bij nacht
worde aangestoken, waartoe de verpligting rust op hen die dit hebben ver
oorzankt, en in aanmerking nemende de noodzakelijkheid, om het iu deze toe
passelijke artikel 471 no. 4 van het strafwetboek, door ecne gemeentelijke po-
litiebepaling uitvoering te verzekeren, waarvoor ons de meest geschikte
plaats toeschijnt te zijn artikel 39 der oudcrwcrpelijke verordening, hebben
wij de eer voor te stellen, de volgende bepaling vast tc stellen, en deze als
dan toetevoegen als 2e lid van het thans bestaande artikel 39.
Bij in de straten, wegen en pleinen gedane opgravingen, of bij met verlof
var. den burgemeester of zijnentwege op de straten, wegen en pleinen neer
gelegde of gelatcne bouwmaterialen en audere voorwerpen, waardoor de open
bare weg belemmerd wordt, zijn de werkbazen of een ieder door of op wiens
last dit geschied is, verpligt, licht brandende te houden.
Wanneer deze bepaling door den Raad zal zijn vastgesteld, wordt dit „de
verordening" bedoeld bij artikel 471 Code Penal, en moet de straf bij laatst
gemeld artikel bedreigd op de overtreding van de aldus aan artikel 39 toe
gevoegde tweede alinea worden uitgesproken. Dientengevolge zal het noodig
zijn artikel 63 van de onderwerpelijkc verordening eenigzins te wijzigencii in
het tweede lid het cijfer 39 te veranderen in 39 alinea I.
De commissie deze wijzigingen aan uw oordeel onderwerpende, stelt tevens
voor, over de wijziging van artikelen 54 en 55 te hoortn, de autorieteit be
doeld bij het Koninklijk besluit vau 12 Mei 1863 Staatsblad no. 58,
Aldus gerapporteerd in de Raadsvergadering van G Junij 1866.
DIRK ZEPER.
C. WIERSMA.
A. DU PARC.
E. ATTEMA.
E. JONGSMA rapporteur.
Ter visie, om in eene volgende vergadering in behandeling tc
worden genomen.
De Voorzitter sluit hierop de vergadering.