92 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 28 Junij 1866. on W. en daarbij overgelegd raadsbesluit tot intrekking van het door den Raad genomen besluit dd. 9 Mei 1866 no. xy)/yi tot openstelling der 2e serie van de geldleening ad 117,000. De Voorzitter stelt voor dit voorstel dadelijk in behandeling te nemen, waartoe eenstemmig wordt besloten. De heer Gorter wenscht door het Dagelijkseh Bestuur te wor den ingelicht of de intrekking van het gemeld raadsbesluit in verband staat met de uitvoering der voorgenomen werken onder anderen in zake de gasfabriek. De heer Bloembergen antwoordt dat zulks juist het geval is, dat namelijk de hier bedoelde leening in verband staat met de uitvoering van publieke werken, en wel den aanbouw der hoogerc burgerschool en dc demping dat eene wijziging der begrooting voor het loopendc jaar noodzakelijk is, waartoe men zich voor stelt, binnen kort een voorstel den Raad ter overweging en vast stelling aan te bieden. De heer Attema zegt, dat dc laatste woorden van het ont- werp-raadsbesluit hem aanleiding hebben gegeven het woord te vragen. Met vreugde heeft hij gezien dat in dat besluit bet denkbeeld wordt gekoesterd, hetwelk men elders reeds in uitvoe ring heeft gebragt, om nl. de gcldleeningen onder andere voor waarden te doen plaats hebben. Het geld is een handelsartikel en hij geeft daarom in overweging hetzelve te nemen van hem die het op de meest voordeelige voorwaarden aanbiedt. De heer Gorter heeft na de bekomen inlichtingen geene be denkingen. De heer Bloembergen antwoordt, dat men met dc laatste woorden van het ontwerp-besluit geen andere bedoelingen heeft gehad dan door den vóórlaatsten spreker zijn geopperd en dat het Collegie, bij de aanbieding van nadere voorstellen deswege, daarop bedacht zal zijn De Voorzitter brengt alsnu het ontwerp-besluit. in rondvraag, hetwelk buiten hoofdelijke stemming onveranderd is vastgesteld. 9. Wordt ter tafel gebragt cenc voordragt ter benoeming van een hulponderwijzer (secondant) aan de Franschc dag- en kostschool voor jongeheeren, waarop zijn geplaatstWessel Louis, G. A. C. van Goor en J. van der Sjiek, waarop een stemmig is besloten in eenc volgende vergadering tot de be noeming over te gaan. 10. Wordt naar aanleiding der missive van den heer Com missaris der Konings in Friesland, dd. 5 Junij 1866, 4e afdeeling no. 27 (prov. blad no. 102), door B. en W. ter tafel gebragt en gelezen een voorstel, de strekking hebbende lo. dat de Raad in beginsel aanneme, dat er eene verorde ning zal worden gemaakt, waarbij aan de schippers of gezagvoer ders van schepen aan boord waarvan zich een of meer zieken bevinden, onder bedreiging van straf de verpligting worde opge legd om, des gevorderd hunne schepen naar eene hun aangewe zen afzonderlijke plaats te verhalen en waarbij aan hen, die met de uitvoering daarvan belast zijn of daartoe moeten medewerken, tevens de bevoegdheid worde verleend de schepen tegen den wil der schippers of gezagvoerders binnen te treden. 2o. De vaste Raads-commissie uit den Raad voor het ontwer pen van verordeningen tegen wier overtreding straf is bedreigd, uit te noodigen met bekwamen spoed een ontwerp van de sub 1°. bedoelde verordening aan den Raad ter goedkeuring aan te bieden. De Voorzitter stelt voor dat stuk in eene volgende Vergade ring in behandeling te nemen. De heer Duparc wenscht dadelijke behandeling der zaak, om dat zij van urgenten aard i>. Ilij gelooft geene onbescheiden heid te plegen wanneer hij hier mededeelt, dat de commissie voor de straf-verordeningen reeds verleden Zaturdag een ontwerp met memorie van toelichting aan B. en W. heeft ingezonden, waarvan de strekking was, om het overbrengen der cholera door schippers te trachten tegen te gaan, door hun dc verpligting op te leggen aangifte bij den Burgemeester te doen, indien zij zie ken aan boord hebben, ten einde voor dadelijke afzondering to kunnen zorgen. De Commissie had zich voorgesteld, dat dit ont werp reeds heden zou worden behandeld en afgedaanin plaats echter van dat ontwerp ter tafel te brengen, dienen B. en W. nu zeiven een voorstel in, waardoor de afdoening dezer zoo spoed eischende zaak echter zeer wordt vertraagd. Daarmede kan spre ker zich niet vereenigen. Hij stelt mitsdien voor, dat stuk van B. en W. dadelijk in behandeling te nemen en reserveert zich, later bij aanneming van zijne motie, ojj de voorstellen zelve door B. en W. gedaan, zijne aanmerkingen mede te deelen. De heer Jongsma zegt lid te zijn van de verordenings-com- missie; dat die commissie, sedert naar hij meent dc eerste Ver gadering door hem werd bijgewoond, eene andere regeling der werkzaamheden heeft aangenomen want vroeger werden de stukken bij Raadsbesluit der commissie toegezonden, zij zond de door haar verrigte voorbereidende werkzaamheden aan B. en W. in, die alsdan door dat Collegie ter tafel van den Raad werden gebragt. Thans zendt de verordenings-commissie haar arbeid di rect in aan den Raad, omdat zij meent, dat die commissie al leen met den Raad en niet9 met B. en W. te maken heeft. Iloe dus B. en YV. er toe kunnen komen, om thans, nu de ver ordenings-commissie haar arbeid aan den Raad aanbiedt, in ceno beoordeeling daarvan te treden, begrijpt spreker niet, omdat het oordeel daarover alleen aan den Raad toekomt, en het werk van den Burgemeester alleen en niet van B. en W. is, om de stuk ken bij den Raad ter tafel te brengen. Spreker gelooft dat men in de afdoening van deze, naar hij meent, sjioed eischende zaak, het allerminst van den aangenomen regel mogt afwijken, doch omdat dc zaak spoed vercischt zal hij over dit gebied in den vorm heenstappen. De heer Duptirc wijst tot staving van het door den heer Jong sma geavanceerde, op de bepaling van lctt. S. van art. 179 der gemeentewet, inhoudende, «lat aan B. en YV. is opgedragen het behoorlijk voorbereiden van al hetgeen in den Raad ter over weging en beslissing moet worden gebracht, zoover het niet aan anderen is opgedragen, welke laatste woorden kennelijk ook doe len op het voorschrift van ait. 166. Dc heer Bminsma stelt eene motie 'van orde voor, dewijl het onderwerp thans wordende besproken volstrekt niet aan do orde is. De heer Duparc gelooft, ten onregto door den heer Bruinsma tc zijn geïnterrumpeerd. Art. 25 van het reglement van orde schrijft uitdrukkelijk voor, dat geen lid in zijne rede mag wor den gestoord, tenzij het noodig is hem aan dc opvolging van het reglement te herinneren. Die taak rust oji den Voorzitter, aan wieu uitsluitend is opgedragen, voor de liandliaving der orde te waken. Spreker wijst er vooral daarom op, opdat geen antecedent van dezen aard hier worde gesteld. Wat dc zaak zelve betreft, zoo vreesde spreker te minder niet in de orde te zijn, omdat hij bloot aanvulde do rede van den heer Jongsma, die in hare vol eindiging niet in het minst door den Voorzitter was gestoord geworden. De Voorzitter stelt voor zich tot het voorstel van B. en YV. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 28 Junij 1866. 93 te bepalen, cn observeert den heer Bruinsma, dat de motie niet oj) liet juiste tijdstip is voorgesteld, het echter daar latende of het gesprokene door den vorigen spreker aan de orde was. De heer Joilgsma erkent, dat naar hij zich herinnert, het kan zijn dat hij bij de beoordeeling van dc ondcrwerpelijke zaak eenig- zins te ver is gegaan en dat daardoor de orde ccnigermate is verbroken. De Voorzitter zal de zaak aan het oordeel van den Raad on- derwerjien en stelt voor tot de dadelijke behandeling van liet voorstel van B. cn W. over te gaan. De heer Bloembergen erkent dat, waar het geldt maatregelen welke genomen moeten worden tot wering zoo veel mogelijk, van ziekten, en vooral der thans elders heerschende cholera, er alle redenen bestaan daarin met spoed te werk te gaan, doch meent, dat in dezen, een zoo overdreven spoed niet gebiedend noodza kelijk is. Spreker gelooft, dat, zoo dc maatregelen door B. en W. en door den Burgemeester als hoofd der plaatselijke politie ge nomen, in toepassing worden gebragt, niet met overijling tot liet nemen van meerdere strengere maatregelen behoeft te worden overgegaan. Het betreft hier eene beperking van de persooulijkc vrijheid der schippers en eene belemmering van het binnenlandsch verkeer, waaraan nog al niet geringe bezwaren verbonden zijn. Gold het nu bloot het stuk in handen van de verordenings- commissie tc stellen, ten einde deze, des noodig onder aanbieding eener verordening, den Raad kan dienen van de noodige voor stellen, li'j zou zicli met dc dadelijke behandeling kunnen ver eenigen. Nu echter het voorstel medebrengt, dat de Raad uit spraak zal hebben te doen omtrent de beginselen waarop de verordening zal steunen, acht hij het meer geraden de behande ling tc verdagen, ten einde aan de leden van den Raad behoor lijk de gelegenheid te gunnen vooraf kennis te nemen van de betrekkelijke stukken. Dc heer Duparc kan niet voorbij zijne bevreemding tc uiten, over den tegenstand dien het nemen van meer strenge maat regelen van voorzorg van den kant van liet Dagelijkseh Bestuur ontmoet. Ilij weet het, dat dat bestuur veel doet ter voor koming der gevreesde ziekte, veel meer dan men buiten den Raad wel weet en misschien zelfs menig liil van den Raad be kend is. Maar met dat al erkennen Burgemeester en Wetli. zeiven, dat er nog meer moet worden gedaan, anders toch zouden zij niet gekomen zijn tot liet onderwcrpclijk voorstel, dat de strekking heeft om eene verordening in het leven tc roepen, waarop men bij het uitvoeren dor voorzorgsmaatregelen kan steunen. Het Dagelijkseh Bestuur verschilt echter alleen daarin van de verordenings-commissie, dat deze eene verordening wil van meer krachtigen inhoud. Dc heer Bloembergen heeft willen beweren, dat men niet met overhaasting moet te werk gaan, dat moge in andere zaken waar zijn, hier eehter niet. Dc ziekte die men wil trachten te voorkomen staat schier aan de grenzen der stad, in onze dadelijke omgeving, en het is van publieke notoriteit, dat zij in deze provincie althans, bijna zonder uitzondering, zich juist bij schippers heeft vertoond. Wel bestaat onder genees kundigen nog verschil van gevoelen over het contagieuse der cholera, maar waar in zoodanige zaak twijfel heerscht, is dc Raad niet verantwoord, indien hij niet den zekersten weg bewandelt. De zorg voor dc handhaving van de gezondheid der ingezetenen is den Raad als ecne dure verpligting bij dc Gemeentewet op gelegd. Aan die verpligting moet de Raad trachten te voldoen, door alle hem ten dienste staande middelen. Spreker weet wel, dat zelts de strengste verordening nog geen universeel middel is maar zij kan toch zeer veel nut doen. In ieder geval zal men zich dan later niets hebben te verwijten, indien de ziekte on verhoopt toch mogt uitbreken. De heer Bruinsma wenscht de commissie in kennis te stellen met het betrekkelijk provinciaal blad cd te verzoeken den Raad te dienen van rapport des noodig onder aanbieding van eenc ontwerpverordening. De lieer Jongsma vermeent dat, zal de Burgemeester maat regelen nemen als bij het provinciaal blad worden bedoeld, cr dan eenc verordening moet zijn de gemeente-politic rust oji verorde ningen, zonder verordening kan de Burgemeester weinig of niets verrigten, hij blijft er dus bij dat het wenschelijk is, de ondcr werpelijke zaak dadelijk in behandeling te nemen. De heer Bloembergen merkt op dat na al het gesprokene bij hem een overwigtig bezwaar blijft bestaan het stuk dadelijk in behandeling te nemen; spreker wijst op het provinciaal blad zelve, en behoudt zich voor daarop later terug te komen. Ook ter regtvaardiging van den vorm waarin B. en W. geoordeeld heb ben in deze aangelegeuheid hun voorstel te moeten inrigten. De heer Wiersma de kwestie daar latende, vermeent dat liet hier enkel cn alleen de vraag geldt, of de Raad zich er mede kan vereenigen, dat in dezen al of niet maatregelen zullen wor den genomen. Dc heer Duparc had van den aanvang af steeds hetzelfde be oogd als de heer Wiersma wenscht te hebben uitgemaakt. De Raad moet nu aan de verordenings-commissie geene bepaalde punten opgeven ter uitwerking, hier is het alleen de vraag, of cr maatregelen zullen worden genomen. Dit dient in beginsel te worden beslist, en, zoo de Raad in toestem menden zin besluit, ligt het op den weg der commissie om met een behoorlijk ge formuleerd voorstel voor den dag tc komen. Hij gelooft uit naam zijner medeleden te kunnen verzekeren, dat de commissie dan met den ineesten spoed den uitslag harer overweging den Raad zal aanbieden. Dc Voorzitter brengt alsnu in stemming het voorstel van den heer Duparc, om dc zaak in dadelijke behandeling te nemen, hetwelk met 11 tegen 5 stemmen, wordt aangenomen; tegen stemden de heeren ZeperBruinsmaBloembergen, Suringar en Bol ten. De heer Bloembergen zegt het woord gevraagd te hebben om de handelingen in dezen van het Collegie van Dagelijkseh Be stuur te regtvaardigen en merkt op, dat bij het Collegie is ont vangen cenc missive van den lieer Commissaris des Konings tot liet nemen van maatregelen, tegen het doen ontstaan van epide- mien door aan boord van schepen zijnde zieken, met uitnoodiging den gemeenteraad in overweging te geven eenc verordening als daarbij wordt bedoeld vast tc stellen. Het lag dus geheel op den weg van het Collegie om na te gaan of cn in hoever het, voldoende aan de opdragt vervat in meerbcdoeld jirovinciaal blad, aan den Raad de vaststelling van eene verordening van zoover gaande strekking als daarbij bedoeld werd kon aanbevelen. Het vond daarin bezwaar, van oordeel zijnde, dat het doel door andere minder belemmerende middelen te bereiken was, en meende zijne zienswijze ten aanzien der beginselen waarop eene betrekkelijke veror dening zou moeten gegrondvest zijn aan den Raad te moeten mede- deelen, met voorstel, om dc vaste commissie belast met het ont werpen van verordeningen tegen wier overtreding straf is bedreigd, uit te noodigen een ontwerp van zoodanige verordening aan te bieden. Spreker gelooft niet dat het Collegie iets heeft ge daan dat buiten de bedoeling lag van den inhoud der missive

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1866 | | pagina 2