1 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag S Nov. 1866. den heer dc Haan en dit in verband brengt met de daaraan voorafgegane toelichting en de bedenkingen des tijds door 13. en IV. zeiven tegen het leggen van eene pont aangevoerd, dan kan hij niet toestemmen, dat op de thans voorgestelde wijze aan het kenbaar gemaakt verlangen van den Raad zal worden voldaan. Hij ziet bovendien in de heffing van veergeld een groot finantieel bezwaar voor de klasse van menschen, waaruit de bevolking van Oldcgalileën voor het mcerendecl bestaat. Zij speciaal zullen een last moeten dragen, omdat dc schipperij in het algemeen is gebaat; daarin vindt Spr. eenc onbillijkheid. Van den anderen kant zal de overvaart niet wel gratis kunnen worden toegelaten, omdat de speelzieke jeugd daarvan zeer spoedig misbruik zou maken, maar Spr. zou bevredigd zijn indien slechts een voetbrug werd gelegd, zwaar genoeg om eene brandspuit te kunnen dragen. Dc noodzakelijkheid van een brug ter plaatse van de voormalige Yerwcrsbrug is nog slechts weinige dagen geleden (jl. Vrijdag) op nieuw uitgekomen, toen een eenigzins diep geladen vaartuig in de doorvaart van de afgedraaide brug in den rijksstraatweg meer dan een uur vastzat, juist op een tijdstip van den markt dag toen daar ter plaatse veel menschen moesten passeren, zoodat deze genoodzaakt waren zich door pramen te laten overhalen. De lieer Plantenga zal noch aan het een, noch aan het ander zijne stem geveneen brug komt hem te hoog in kosten, eene pont te ongenoegzaam voor, en toch zou hij gaarne aan het be zwaar der bewoners van Oldcgalileën wenschen tegemoet te komen, omdat die buurt voor dertig jaren ook toegang tot de stad had door middel van de nu weggebroken brug, welke dan ook slechts de éénige toegang was. Daarom zou hij wenschen, dat die buurt op andere wijze in haar bezwaar werd te gemoetgekomen. hetzij door aanleg van een breed trottoir nevens den bestaanden straat weg, hetzij door meerdere verlichting langs dien weg, ten einde des avonds en gedurende den winter een droog pad en voldoende verlichting te hebben. Dc heer Bruinsma zal niet herhalen wat hij ter zake bij vroe gere discussion heeft in het midden gebragt, hij zal zich nu alleen bepalen tot het maken van twee opmerkingen, te wetende heer Gorter heeft er van gewaagd als zoude de hooge stand der wal- muren ter plaatse van de voormalige Verwersbrug een bezwaar te minder zijn voor het in een der adressen voorkomend verzoek, om te dier plaatse weder een brug te doen leggen, omdat vele schepen daardoor die brug zouden kunnen passeren, zonder dat hij behoefde gewipt of gedraaid te worden, en derhalve voor de schipperij minder ongerief zoude veroorzaken. Dit kan Spr. niet zoo gaaf toegeven, omdat naar hij meent, die wallen zijn opge trokken tot 1.70 cl boven zomerpeil, terwijl de gemiddelde water stand ongeveer op 1.50 is te stellen. Wanneer nu eene brug, naar het verlangen van den adressant v. d. Veen, werd gelegd, dat het vlak daarvan zoo hoog als de thans bestaande walmuur komt te leggen, dan zal men gedurende het grootst gedeelte van het jaar slechts 20 duim hoogte behouden, wat wel niet aanne melijk schijnt. Om diezelfde reden en ter vermijding van het daar uit voortvloeijend bezwaar, is dan ook de brug bij het Verlaat verhoogd geworden. Wat genoemde adressant dus in het voordeel van Oldcgalileën rekent, zou blijken juist het tegendeel daarvan te zijn, want de brug zou te laag wordende heer Suringar heeft voorts gesproken van de bevolking der huisgezinnen van de bewoners der vaakgemelde buurt, doch Spr. moet opmerken, dat de sterkte dier kuigezinncn hem wel wat overdreven voorkomt, tenzij men al de kinderen, met inbegrip der zuigelingen, mede telde; de heer Duparc heeft wijders gezegd, dat de bevolking van Oldegalileën, grootendeels tot de arbeidende klasse moet gere kend worden te bchooreu, doch Spr. moet opmerken, dat die buurt toch ook nog een groot getal andere bewoners bevatmaar dit daargelaten, dan vraagt hij toch of niet een groot deel dier arbeiders werken op de fabrieken ter plaatse aanwezig Spr. weet het cyfer der zcodanigen niet te noemen, doch hij vermoedt, dat het nog al aanzienlijk is en dat men bezwaarlijk kan aannemen, dat het getal arbeiders, deelende in het bezwaar der verbroken gemeenschap, zoo groot is te noemen. De heer Brunger zal zich voor het voorstel van B. en W. verklaren, doch acht het wenschelijk dat eenige wijziging in het bedrag der voorgestelde retributie worde gebragt. In andere gemeenten, zoo als b.v. te Arnhem en Zutphen, wordt die re tributie niet geheven van de ingezetenen, wel van de anderen die van het aanwezige middel van gemeenschap gebruik maken. Men ontmoet wel vertraging in de overvaart met eene pont, maar met het wippen of draaijen van een brug heeft men dit ook. Met dc Vlietsterbrug, die ook eene beweegbare brug is. ondervindt men evenzeer het ineonveniënt van oponthoud, llij zal zich voor het aanbrengen van eene pont verklaren, als bij wijze van proefnemingmogelijk is men ract een jaar verder be ter in staat dc zaak te bcoordcelcn. De heer Westeuberg is tegen een pontveer, hoofdzakelijk op grond van de motieven door den heer Suringar bijgebragt. Een punt wensclit hij echter te releveren. Door den heer Wiersma is namelijk gezegd, dat het eigenaardig gevolg van het tot stand komen van groote veranderingen in het algemeen belang volvoerd, zou wezen dat sommige belangen worden gebaat, terwijl het be lang van enkelen daarentegen wordt gekwetst en dat dus ten gevolge van de verandering op het bewuste terrein tot stand gebragt, sommige panden eene driedubbele waarde zouden heb ben erlangd, terwijl slechts een pand, het Blaauwhuis, daaren tegen belangrijk in waarde was verminderd. Hiertegen meent Spr. te moeten aanvoeren dat het belang van ongeveer 1200 in woners toch wel geen particulier belang zal zijn te noemen. Al dc bewoners van Oldegalileën hebben bij het tot stand komen van de verbeterde in- en uitvaart bij het Iloeksterend verloren en daarvoor zal niets dan eene punt worden teruggegeven en dat wel tegen betaling van eene betrekkelijk hooge retributie. Het gebruik van het middel van gemeenscha]) gratis te verlcenen kan wel opgaan bij het bestaan van een brug, maar niet met eene pont, wil men niet dat de jeugd gaat schuitje varen. De heer Wiersma zegt, dat de geëerde vorige Spr. hem voor zeker verkeerd heeft begrepen hij heeft niet dan over de depre ciatie van het Blaauwhuis gesproken, van andere panden heeft hij gezwegen, want het is hera niet in de gedachten gekomen dit te doen, en hij heeft daarbij gezegd dat dc vorige eigenaren van die herberg en niet dc tegenwoordige eigenaar dc schade hebben geleden. Terugkomende op de gevoerde discussie, wenscht hij nog op te merkeu, dat het waar is dat de naaste verbinding tot de stad voor de bewoners van Oldegalileën langer is gewor den, maar dat dit ook vroeger met de Schrans en achter de Hoven het geval was. Wilde men echter Oldegalileën te gemoct komen, dan zou men moeten overgaan tot de onteigening van het bewuste perceel van den adressauthet aanleggen van een pad over dat erf zoude dc wenschen van de bevolking van Ol dcgalileën kunnen bevredigen, en wanneer de eigenaar bij zijn onwil om dat perceel ten bewusten einde af te staan, mogt vol harden, dan zou het welligt voor den Raad eene genoegzame aanleiding wezen, om dienaangaande de toepassing der onteige ning in te roepen. Wat de pont betreft men kan er de proef mede nemen. De heer Jongsma geeft in bedenking of dc zoo even door den heer Wiersma gegeven raad niet van genoegzaam gewigt is te beschouwen, om de verdere behandeling dezer zaak aan te hou den, met terugzending der stukken aan 13. en W. om berigt en raad nopens het al of niet wenschelijke van het provoceren eener onteigening van den bewusten grond. Wil de Raad dit niet, dan zal Spr. zich voor het voorstel von B. en W. verklaren, op grond van billijkheid en der werkelijkheid. Het is zeker billijk dat een groot deel der bevolking niet verstoken blijve van eene communicatie waarvan het vroeger het genot had, en door wel GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 8 Nov. 1866. 209 ker wegname eenc soort van onbillijkheid is gepleegd,en zoo komt men van zelf tot de werkelijkheid, want finantiewezen cn com municatie, behoort hier hand aan hand te gaan, naar het oor deel van Spr. die niet genegen is om de met groote kosten gepleegde onbillijkheid met groote kosten te herstellen. Deze kosten zullen natuurlijk weer door hoofdelijken omslag moeten gevonden worden. Dit is wel eene gemakkelijke, maar tevens eene zeer gevaarlijke manier, vooral sedert de hoofdelijke omslag is geworden de grond van het gemeentelijk finantiewe zen. Eenc verhooging van dien omslag gaat goed in tijden van voorspoed in het tegenovergestelde geval gaat dit moeijelijk en het komt Spr. toch ook voor, dat de tegenwoordige tijden en vooral de toekomst in dat opzigt, \errc van gunstig zijn te noemen. Bovendien cr is nog zoo veel te verrigtcnais daar zijn de uitbreiding der stad, de daarstelling eener beurs voor den handel cn dergelijke in het algemeen belang tot stand te brengen werken, die bepaald moele/i geschieden. Uit dien hoofde zal hij zich voor het voorstel van 13. en W. verklaren, vooral ook omdat dit in overeenstemming is met het genomen Raads besluit, en omdat het zich door billijkheid aanprijst en voldoet aan de werkelijke behoeften. De heer van Sloterdijck betreurt het bestaan van het besluit van den Raad van den 26 Julij jl., omdat de middelen die tot verbinding kunnen leiden of te kostbaar of onvoldoende zijn. Iiij zal zich daarom niet met het voorgestelde kunnen vereeni gen. Spr. wenscht evenwel den ltaad te waarschuwen tegen het nemen van eenige proef. Wanneer men in dezen geen bepaald besluit neemt, zal het regenen van adressen en de Raadsleden niet gevrijwaard zijn van persoonlijk aanzoek. De heer Gorter is het niet met de bewering van den heer Bruinsma, omtrent de hoogte der walmuren eens, en verklaart bij zijn daaromtrent geuit gevoelen te persisteren. De heer Bruinsma zegt geen ander doel met zijne opmerking te hebben gehad dan om de hoogte der walmuren in verband te brengen met de brug, zoo als de adressant v. d. Veen die wenscht gelegd te hebben. De heer Suringar geeft, naar aanleiding van de bespreking door den heer Bruinsma, van de door hem aangegeven sterkte der huisgezinnen te kennen, dat hij, bij gebreke vau de noodige gegevens, zoodanige berekening voor zich zelf had gemaakt, en het eene bloote toevalligheid is, dat zijn cijfer overeenkomt met dat in een der laatst ingekomen adressen aangegeven. Voor het eene huisgezin moge dat cijfer te hoog zijn, voor het andere zal het te laag wezen. Zeker is het dat in de vaakgemelde buurt een groot aantal kinderen woont; die kinderen gaan, het is waar, voor een deel ter school op de Olde Galileën, maar ook voor een goed deel op andere scholen in de stad, of op winkels en ambachten aldaar, en moeten alzoo, even als de ouders meermalen daags dien weg passeren. Hij gelooft inder daad niet, zich in dezen aan overdrijving schuldig te hebbeu ge maakt, en is daarin althans niet afgegaan op de gegevens in het bewuste adres voorkomende, maar op zijne eigene calculatie. De heer Zeper verklaart niets te willen aanvoeren wat ter verdediging van het voorstel van 13. en W. zou kunnen strek ken. Het is door vorige Sprs. reeds opgemerkt, dat deze zaak herhaaldelijk en, indien Spr. zich eens zoo mag uitdrukken, tot vervelens toe is besproken, cn dat bij de behandeling niet alleen bij den Raad blijken ziju gegeven alsof door B. en W. de belangen der bewoners van Olde-Galileën waren over het hoofd gezien, maar zelfs door bewoners dier buitenwijk in adres sen termen zijn gebezigd, die den toets van billijke beoordeling niet kunnen doorstaan. Deze ervaring doet Spr. wel leed, maar geenzins aarselen om op den ingeslagen weg vast te staan en bij de volle overtuiging te verblijven, dat het genomen Raads besluit, in zake de rigting van het kanaal bij de Hoeksterpoort Bijvoegsel tot de Provinciale Friesche Courant. de eenige oorzaak is geweest van al die klagtcn. Door het Col- legie is, na ingewonnen advies van den gemeente-architect, in der tijd eene ganseh andere rigting aangegeven en voorgesteld eene rigting die naar Sprs. oordcel, hetzij met eerbied gezegd, verre te verkiezen was boven die, door den Raad aangenomen en se dert tot stand gebragt. Ware die van het Collegie gevolgd ge worden, dan ware ook voor Olde-Galileën eene betere commu nicatie met de stad verkregen dooh wat baatte het de Raad stemde die afmaar het bleef Spr. immer levendig dat men het min wenschelijke had verkozen, en bij herhaalde beschouwingen van het uitgevoerde werk, was hij steeds overtuigd dat niet alleen de scheepvaart, maar ook de passage voor rij- en voertuigen naar den Groninger straatweg, door het plan van B. en W. belang rijk gebaat zouden zijn geweest. Hij houdt zich thans overtuigd dat, bij al wat men nu ook zou willen doen om aan de geop perde bezwaren te gemoet te komen, de scheepvaart toch steeds belemmering zal ondervinden, omdat de stroom bij de voorma lige Verwersbrug van tijd tot tijd nog zeer belangrijk is en dit wel zal blijven, zoodat het aanbrengen van een brug, hetzij al dan niet beweegbaar, immer groote belemmering zal opleveren. Het een met het ander in verband beschouwende, laat Spr. de beslissing der zaak aan den Raad over hij wenscht niet in her haling te treden, maar acht het van zijn pligt te kennen te ge ven, dat het hem immer leed doet dat de zaak der verbetering van de in- en uitvaart bij het Iloeksterend in der tijd verkeer delijk is aangelegd en «lat daarenboven de handelingen van B. en W. ter zake betrekkelijk, onjuist zijn beoordeeld en in een verkeerd daglicht geplaatst. Het le lid van tiet voorstel van B. en W. luidende lo. in beginsel aan te nemen dat de, door de amotie van de Verwersbrug afgebroken gemeenschap tussohen de buurt Olde- Galileën en de stad, zal worden hersteld door den aanleg van een pontveer over do Stadsgracht, tusschen het znideind dier buurt en den tegenover gelegen walmuur, ongeveer vóór de door den gemeente-architect bewoonde huizinge, wordt daarop in rondvraag gebragt en met 8 tegen 8 stemmen onbeslist gelaten, zoodat daarover, naar luid van art. 50 der Gemeentewet, eene nadere stemming zal moeten plaats hebben. Tegen stemden de hecrenGorter, Suringar, Hommes, Plan tenga, Westenberg, Duparc, Verwijs en van Sloterdijck. 6. Op voorstel van den Voorzitter wordt alsnu eenstemmig besloten, de alsnog, in zake de verbetering der communicatie van Olde-Galileën met de stad, aanhangige adressen van J. K. Beneken c s., J. G. Sehults c. s. en S. van der Veen, ter be handeling in eene volgende vergadering aan te houden. 7. Voorstel van B. en W. tot wijziging van art. 7 van het reglement op de beurtveren tusschen Leeuwarden en dc dorpen en buurten der gemeente Tietjerksteradeel. De Voorzitter stelt na lecture van dit voorstel, 't welk met de andere stukken voor deze vergadering, ter visie van de ledeD heeft gelegen, voor, het onmiddellijk af te doen, waartoe eenstemmig wordt besloten. Niemand der leden over het voorgestelde het woord verlangende is daarop buiten omvraag eenstemmig genomen het volgend be sluit; lo. art. 7 van het reglement op de beurtveren tusschen Leeuwarden en de dorpen eu buurten der gemeente Tietjerkste radeel, vastgesteld door de Raden der gemeenten Tietjerkstera deel en Leeuwarden, in hunne respectieve vergaderingen van den 20 Nov. 1856 en 26 Maart 1857, behoudens goedkeuring van Heeren Ged. Staten van Friesland te wijzigen en het voorlaatste lid van dat art. te lezen als volgt: van Garijp gedurende de maanden Maart tot en met October op dingsdag des morgens te 5 uur en gedurende de overige maanden op maandag des mid dags te 12 uur en het geheele jaar door op donderdag des mid dags te 12 uur; van Leeuwarden gedurende dc maanden Maart tot en met October op dingsdag des namiddags te 2 uur, ge- 60

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1866 | | pagina 51