1
116
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 26 Julij 18éfi.
Spreker merkt tevens op, door de Commissie in staat te zijn
gesteld, alsnog als conclusie te kunnen voorstellen te besluiten
Het rapport te zenden aan 13. cn ten einde daarvan zooda-
nig gebruik te maken als zij zullen vermeenen te behooren.
De Voorzitter trekt daarop het door hem gedaan voorstel in
en brengt dc door de Commissie voorgestelde conclusie in
behandeling.
De heer Bloembergen stelt een motie van orde voor. Spre
ker merkt op, dat wanneer bij een rapport een bepaalde conclu
sie wordt voorgestelt, men gelegenheid heeft daarover na te den
ken. Hij acht het niet wenschelijk, om zoo voetstoots tot de be
handeling daarvan over te gaan en geeft mitsdien in overweging
of niet de Raad zou kunnen goedvinden dc behandeling totcene
volgende vergadering aan te houden. De zaak komt Spr. van te
hoog belang voor dan dat daarover ieder lid zijne gedachten vóór
de behandeling niet heeft laten gaan.
De heer Gorter wijst op art art. 59 van het reglement van
orde voor deze vergadering, waarbij uitdrukkelijk is bepaald, dat
elk verslag een bepaald voorstel moet behelzen met vermelding
of hetzelve met algcmeene of wel met meerderheid van stemmen
is vastgesteld. Dewijl nu aan het onderwerpclijke voorstel der
Commissie eene bepaalde conclusie ontbreekt, stelt Spr. voor het
rapport aan de Commissie terug te zenden met verzoek in de ge
bleken leemte te voorzien.
De heer Wiersma gelooft dat hetgeen door den lieer Gorter
is voorgesteld in dezen het eenige goede pad is.
De heer Attema merkt op dat door de indiening namens de
Commissie van een bepaald voorstel, aan bedoeld verlangen is
voldaan, en ziet niet in de reden waarom niet over dat voorstel
zou kunnen worden gestemd.
De Voorzitter brengt daarop het door den heer Gorter ge
daan voorstel in rondvraag dat met 10 tegen 9 stemmen wordt
aangenomen, tegen stemden de heeren Zeper, Wijbrandi, Hommes,
Duparc, Jongsma, Attema, Verwijs, Rengcrs en Slotcrdijck.
5. Rapport van de Commissie, betrekkelijk het verzoek van
de voogden der Stads Armenkamer, om magtiging tot het doen
van af- en overschrijvingen op de begrootiug hunner administratie
voor de dienst van 1865.
De Voorzitter stelt voor, om dit rapport, hetwelk voor de
leden ter visie heeft gelegen, dadelijk in behandeling te nemen.
De heer Suringar merkt op, dat in het rapport een kleine
schrijffout is ingeslopen, daar staat onder hoofdst. I afd. II, dit
zal moeten zijn afd. III.
De heer Attema kan zich niet vereenigen met hetgeen door
de Commissie is voorgesteld om namelijk de voogden van de Stads-
Armenkamcr te doen opmerken, dat de aanvraag tot af- en over
schrijving eerder had moeten geschieden, vóór dat dc termijn ware
verstreken, na welken, ingevolge 6 van de nota bchoorende bij
dc voorschriften voor dc inrigting der begrooting enz. van dc
gesubsidieerde armbesturen, geen ontvangst of uitgaaf meer op
<!c begrooting mag plaats hebben en wier naleving bij art. 12
van het reglement op het bestuur der Armenkamer is opgelegd.
Spr. merkt op, dat die nota alleen spreekt van nieuwe uitgaven,
die mogen niet plaats hebben, wanneer het dienstjaar is afgeslo
ten hier echter betreft het niet het doen van nieuwe uitgaven
maar enkel het af- en overschrijven van sommige posten der be
grooting. Daarenboven kan dc indiening van de aanvrage om
magtiging tot af- cn overschrijving niet eerder plaats hebben
omdat zulks afhangt van de eindcijfers van de verschillende onder-
deelcn der rekening, met name de restitutien van elders verleen
den onderstand, in de terugontvangst der hier voor rekening
van andere gemeenten verleenden onderstand. Die ontvangsten
geschieden gewoonlijk tot uit. Junij en wordt alsdan in den regel
de uiterste termijn tot het indienen van raeerbedoeldc aanvragen
afgewacht. Moet die aanvrage eerder worden ingezonden dan
zal daarvan het gevolg zijn, dat de achterstand veel hooger schijnt
te zijn althans tot een hooger bedrag moet worden opgegeven
Hierbij dient in het oog te worden gehouden, dat dc Voogden
nog een ander administratie heeft voorschrift hebben op te volgen,
dit namelijk, dat zij hun rekening met geen saldo mogen sluiten
Dc hrDuparc zegt namens de Commissie dat een van tweeën waar is,
bf er moet nog worden af- cn overgeschreven bf er is reeds betaald en
men wil daarop nu dc goedkeuring, in het eerste geval is hetgeen
de Commissie heeft opgemerkt, met het oog op 6 der voor de
inrigting der begrootiug bestaande voorschriften, volkomen van
toepassing, daar met den laatsten Junij het dienstjaar is gesloten;
in het tweede geval is niet in het oog gehouden de bepalingen
van art. 16 van het reglement voor de stads armenkamer, inhou
dende, dat buiten en boven de begrooting geene uitgaaf mag ge
schieden dan met voorafgaande magtiging van den Raad.
De heer Attema vraagt hoe de voogden de aanvrage tot het
doen van af- en overschrijving vroeger zullen inzenden. Men mag
met geen saldo de rekening sluiten en met de ontvangst van
gelden wegens voor rekening van andere gemeenten verleenden
ondersteund, wordt tot den uitersten termijn voortgegaan. Eerst
na het verloop van dien termijn is het mogelijk, met juistheid
en volledig de cijfers te kennen, wat op ieder onderdeel der re
kening is ontvangen, waarvan en waarop bij gevolg af- en over-
sekijving kan plaats hebben. Spreker wenscht dat voogden zoo
danige opmerking als de Commissie voorstelt niet worde gemaakt.
De heer Duparc wijst nogmaals op de aangehaalde voorschrif
ten, die deze zaak geheel beheerschen. Nu moge het waar zijn,
dat de toepassiug daarvan tot bezwaren aanleiding geeft, dit kan
een reden zijn, om op wijziging dier voorschriften aan te dringen
maar, zoolang zij wet zijn behooren ze ook te worden opgevolgd
en nageleefd.
De heer Attema vraagt splitsing van het voorstel, waartegen
door de Commissie geen bezwaar wordt gemaakt.
De Voorzitter brengt daarop in rondvraag het le punt der
conclusie van het rapport hetwelk met algemeene stemmen en
daarna het 2e punt dat met 10 tegen 8 stemmen wordt aange
nomen tegen punt 2 stemden de heeren Zeper, Bruinsma, Gor
ter, Bolten, de Haan, Attema, Verwijs en Sloterdijck.
6. Op voorstel van den Voorzitter wordt overgegaan tot de
zarnenstclling der sectiën van den gemeente-Raad voor het 2c
halfjaar 1866, waarvan de uitslag is geweest, dat de sectien zijn
zamengesteld als volgt: le sectie, de heeren J. J. Brunger, Mr.
C. Wiersma, J. J. Bruinsma, Mr. J. L. van Sloterdijck, G. T. N.
Suringar, Dr. E. Verwijs en Mr. W. J. v. Weideren Baron Ren
gcrs. 2e sectie de heeren Z. S. de Haan, A. Duparc, G. H. Hom
mes, C. J. Bolten, D. Zeper, Mr. E. Jongsma, J. J. Oosterhotf
W'z. 3c sectie de heeren G. O. Gorter, K. T. Wijbrandi, Mr. J
M. de W ith, Mr. E. Attema, P. T. Plantenga, E. Bloembergen.
7. Wordt ter tafel gebragt om in eene volgende vergadering
in behandeling te nemen een voorstel van B. en W'. betrekkelijk
eene resolutie van Ged. Staten van Friesland inzake dc gedane
aanvrage om subsidie uit de provinciale fondsen voor den aan
leg van een kunstweg naar Lekkum en vervolgens
8. De Voorzitter brengt ter tafel een voorstel van B. en W.
aangaande een adres van Mej. A. C. Dierek houdende verzoek, om
in het bezit te mogen worden gesteld van gemeentegrond of
daarop het regt van bebouwing te erlangen. Waarop is besloten
ook dit voorstel in eene volgende vergadering in behandeling tc nemen.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 26 Julij 1866.
117
9. Mede wordt door den Voorzitter ter tafel gebragt om in
eene \olgende Vergadering te worden behandeld, eene voordragt
tot benoeming van een hulponderwijzer in eene der openbare la
gere scholen, welke voordragt is zamengesteld uit Coruelis Bij
kerk, Anuc Gerrit Nauta en Johannes Bakker, allen tc Leeuwarden.
10. Door den Voorzitter worden achtereenvolgens ter tafel ge
bragt en gelezen, cn op voorstel van den Voorzitter buiten om
vraag besloten, ten line van berigt en raad in handen van B.
en W. gesteld: a. een adres van Hermanus Kuilenburg, tegen
woordige pachter der opbrengst van het marktgeld wegens staan
plaatsen enz. houdende om daarvoor bijgebragte gronden verzoek
om vermindering van de pachtsom; b. een adres van Albert Jans
Kuipers dd. 20 Julij 1866, pachter van de opkomsten van het
tolhek op den straatweg naar de Bontekoe, houdende verzoek om
schadeloosstelling wegens de schorsing van eenige jaarmarkten;
c. een adres van Eppc Roclofs Ilarkema dd. 20 Julij 1866, hou
dende verzoek om gemeentegrondd. een adres van II. Wolda
en M. v. d. Zee dd. 17 Julij 1866, veerschippers van Garijp op
Leeuwarden, houdende verzoek tot het aanleggen van nog eene
beurt in dat veer.
11. Wordt ter tafel gebragt eene missive van dc Commissie
van toczigt op het stads Werkbuis alhier, daarbij inzendende de
rekening en verantwoording van die inrigting over 1865, waarop
is besloten, die rekening ten tine van onderzoek te stellen in han
den van de Commissie indertijd belast geweest met het onderzoek
der begrooting van gemelde inrigting over dat jaar.
12. De Voorzitter brengt ter tafel ecr.o missive van het Ned.
Israel. Armbestuur dd. 23 Julij 1866 waarbij op nieuw wordt
ingezonden de begrooting van die administratie over 1866.
Waarop is besloten die begrooting te stellen in handen van de
Commissie ad hoe.
13. De Voorzitter brengt almede ter tafel eene missive van den
Schuttersraad der dienstdoende schutterij alhier del. 20 Julij 1S66,
daarbij inzendende hunne begrooting voor het jaar 1,867.
Waarop is besloten gezegde begrooting ten line van onderzoek
te stellen in handen coner Commissie van drie leden uit dezen
Raad, waartoe door den Voorzitter uitgenoodigd worden benoemd
de heeren E. Bloembergen, mr. C. Wiersma en C, J. Bolton.
11. Wijders wordt door den Voorzitter ter tafel gebragt eene
missive van den Raad van toezigt op de spoorwegdiensten, dd.
18 Julij 1866, houdende mededeeling geen bezwaar tc hebben
tegen de door den Raad dezer gemeente vastgestelde wijziging
der verordening betredende de instandhouding enz. der openbare
wegen enz. in dc gemeente Leeuwarden, waarop is besloten in
een volgende Vergadering in behandeling te nemen.
15. Ingevolge art, 219 der Gemeentewet, wordt door den Voor
zitter ter tafel gebragt de door den ontvanger ingediende reke
ning cn verantwoording der ontvangsten cn uitgaven der gemeente
nver 1865, waarop is besloten gezegde rekening te doen drukken
cn daarna in behandeling te nemen.
16. Nog wordt door den Voorzitter ter tafel gebragt een adres
van den lieer mr. J. Minnema de With, houdende verzoek om
ontslag als voogd van de stads Armenkamer en zulks tengevolge
zijne benoeming als Wethouder der gemeente, waarop is besloten
gezegd adres te stellen in handen van heeren voogden der stads
Armenkamer, ter fine van berigt, en a.uibieding tevens van eene
voordragt ter vervulling der te ontstane vacature.
17. Wordt ter tafel gebragt ceue resolutie van heeren Ged.
Stalen dezer provincie, houdende goedkeuring van het raadsbesluit
tot aauvulling van sommige artikelen dor Verordening betreffende
de instandhouding enz. der openbare wegen enz. in deze gemeente.
18. Alsvorcn dd. 16 Julij 1866, houdende goedkeuring van
Bijvoegsel tot de Provinciale Friesciie Courant.
het raadsbesluit tot heffing eener plaatselijke belasting op het
houden van honden in dc gemeente.
19. Als boveu houdende mededeeling der ontvangst van de
door den Raad vastgestelde Verordening ter voorkoming van het
overbrengen der cholera naar deze gemeente.
J0. Wordt ter tafel gebragt en gelezen eene missive van W.
Louis, dd. 19 Julij 1866, houdende dankbetuiging voor zijne be
noeming als secondant aan de fransche dag- en kostschool voor
jonge heeren alhier.
21. Dc Voorzitter deelt de Vergadering mede dat dc aan
besteding heeft plaats gehad van eenige timmer- en metselwerken aan
de Irnsumerzijl en bij bchoorende gebouwen, waarvan aannemer
is geworden Jurjeu Jurjens, te Dragton.
22. Bij monde van den heer Jongsma, wordt namens de Com
missie rapport uitgebragt inzake de wijziging der verordening tot
heffing eener plaatselijke directe belasting, onder aanbieding tevens,
van de betrekkelijke ontwerp-verordeningen en memorien van toe
lichting, luidende als volgt
R A P P O K T.
De Commissie, benoemd in dc Raadsvergadering van den 7
November 1865, ten einde te dienen van berigt en raad omtrent
de aan het besluit tot heffing van den hoofdelijken omslag cn
aan de verordening op de invordering daarvan, aan te brengen
wijzigingen, heeft aan die opdragt voldaan. Als resultaat van
hare overwegingen, heeft zij de eei* aan Uwe vergadering aan te
bieden, een ontwerp~besluit tot heffing eener directe belasting op het,
inkomen ten behoeve van de gemeente Leeuwarden, benevens een ont-
werp-verordening op de invordering daarvan. Zij heeft de beschou
wingen en overwegingen die haar daartoe leidden, in hoofdzaak
opgenomen in de hierbij gevoegde raemoriën van toelichting, wes
halve zij meent dat een nader rapport overbodig is te achten.
Dientengevolge heeft zij de eer aan Uwe vergadering voor tc
stellen, bovengenoemde ontwerpen goed te keuren cn vast tc stellen.
Aldus gerapporteerd in de Raadsvergadering van 26 Julij 1866.
E. BLOEMBERGEN, Voorzitter.
C. WIERSMA.
E. JONGSMA, Rapporteur.
ONTWERP-BESLUIT tot heffing eener Directe Bclus-
t. i n g op het inkomen, ten behoeve der gemeente
Leeuwarden.
l)o Raad der gemeente Leeuwarden. Gezien zijn besluit van
23 November 1865 no. 14 tot het heffen eener directe belasting
onder den naam van hoofdelijken omslag, goedgekeurd bij konin
klijk besluit van 9 Febr. 1866 no. 59. Gelet op art. 14 van
dat besluit. Overwegende, dat het noodzakelijk is ter voorziening
in de behoeften der Gemeentekas bij voortduring eene directe
belasting op het inkomen in deze gemeoute te heffen. Gezien
artt;. 240, 243 en 245 der Wet van 29 Junij 1851, Staatsblad
no. 85, gelijk die zijn gewijzigd bij de Wet van 7 Julij 1865
(Staatsblad no. 79). Heeft besloten, gelijk hij besluit bij deze
Art. 1. Ten behoeve van de gemeente Leeuwarden wordt jaar
lijks eene directe belasting op het inkomen geheven.
Art. 2. Deze belasting wordt geheven van alle mannen en
vrouwen, gehuwden en ongehuwden, eigen inkomsten hebbende,
die in deze gemeente hun hoofdverblijf houden of verblijven.
Minderjarigen beneden de 20 jaren, wier ouders elders wonen,
worden niet aangeslagen.
Art. 3. Ingeval eene gehuwde vrouw eigene inkomsten heeft,
waarvan zij zich het genot heeft voorbehouden, is de man verpligt,
dit in het door hem in te vullen billet van aangave te vermel
den, behoudens zijne bevoegdheid om gebruik te maken van het
bepaalde bij de laatste zinsnede van art. 9.
34
jV
•1
Ik
MBRHfF