23S GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 13 Dec. 1866.
liet voorstel, thans aan de orde, ligt evenwel ingewikkeld opge
sloten, het besluit van Julij ter zijde te stellen, en derhalve
onuitgevoerd te laten, dit wil Spr. niet. Wc nacht men nu het
vaakbedoeld voorstel aan te nemen, dan dient men vóóraf het
Raadsbesluit van 26 Julij jl. in te trekken, zoolang dat besluit
bestaat, is toch wel geen anderen uitleg van hetzelve denkbaar.
De heer Bolten kan zich mede niet met het voorstel verec-
uigen, vermits het een halve maatregel zou zijn die veel geld
kost en toch geen genoegen zal geven. De verkorting van den
weg daardoor te verkrijgen bedraagt slechts 10 el en meu er
langt een bekrompen pad.
De heer Wiersma moet opmerken dat de heer Bolten de zaak
zelf behandelt; het beireft nu alleen de vraag of men het voor
stel in overweging zal nemen.
De heer Bruinsma moet ook erkennen dat het besluit zoo
ligt, doch wenscht in bedenking te geven of het niet, vóór dat
het besluit werd genomen, in het denkbeeld van vele leden lag
om het middel aan te wenden dat nu is voorgesteld, en of niet
dat denkbeeld op het nemen van bedoeld besluit geïnfluenceerd
en heeft medegewerkt tot het afstemmen van het toenmalig
voorstel van B. en W.
De heer Suringar vraagt voor de derde maal het woord.
Door den Voorzitter in rondvraag gebragt, wordt hem dit
verleend met 15 tegen 6 stemmen (die van de heeren Zeper, de
With, Bolten, Tigler Wijbrandi, Jongsma en Attema.)
De heer Sliriügar wenscht alleen nog den heer Bruinsma
te beantwoorden, door te doen observeren, dat het besluit omtrent
het voorstel van B. en W. genomen, was antérieur aan dat van
26 Julij, en dat met dit laatste het middel, dat nu wordt
voorgesteld als van zelve was afgekeurd en uitgesloten, juist
omdat het geen herstelling van tie verbroken gemeenschap was.
De heer Bruinsma merkt hierop aan dat zulks niets ontneemt,
aan zijne veronderstelling zoo even geuit. Die bedoeling kan
zeer wel vroeger bij het meerendeel der leden gevestigd zijn ge
weest en invloed hebben uitgeoefend op de genomene besluiten.
De Voorzitter stelt hierop voor om het voorstel van de hee
ren Wiersma c. s. in overweging te nemen. In rondvraag
gebragt is dit afgestemd met 12 tegen 9 stemmen (die van de
heeren Zeper, Bloembergen, de With, Wiersma, Tigler Wijbrandi,
Brunger, Plantenga, Jongsma en Attema) weshalve gemeld voor
stel buiten behandeling wordt gelaten.
7. Voorstel van B. en W. aangaande een adres van Wessel
Louis, 2e hulponderwijzer (secondant) aan de fransche dag- en
Kostschool voor jonge heeren alhier, houdende verzoek om van
1 February 1866 af in het genot te worden gesteld van de aan
die betrekking verbonden jaarwedde.
De Vergadering zich met het ten dezen voorgestelde vcrccni-
gende, besluit dienovereenkomstig Aan den adressant W. Louis,
2e hulponderwijzer (secondant) aan de fransche dag- en kostschool
voor jonge heeren alhier, te kennen te geven, dat de Raad op
grond van de, in het voorstel vervatte motieven, van raecning
is, dat er geene termen aanwezig zijn om het door hem bij adres
van 4 October 1866 gedaan verzoek in te willigen en dat ver
zoek mitsdien wijst van de hand.
8. Voorstel van B. en W. nopens een adres van Geertje Jans
van der Meulen, weduwe van Klaas Wouters Veldman, in leven
gaarder der opkomsten van de Irnsumerzijl en bijbehoorende brug
onder Friens, het verzoek bevattende om eene gratificatie te mo
gen bekomen.
De Raad zich insgelijks verecnigende met het daarop door B.
en W. voorgestelde, besluit dienovereenkomstig: Aan de adres
sante Geertje Jans van der Meulen weduwe van Klaas Wouters
Veldman, in leven gaarder van de opkomsten der Irnsumerzijl
en bijbehoorende brug onder Friens, eene gratificatie toe te ken
nen van veertig gulden.
9. Voorstel van B. en W. betrekkelijk de uitgifte van een
gemeenteblad.
De Raad zich met dit voorstel verecnigende, besluit buiten
beraadslaging en stemming dienovereenkomstigAan het Colle-
gic van B. en W. op te dragen om de uitgifte van een gemeen
teblad, in den zin van het Raadsbesluit van den 22 Junij 1865,
no. yi4, met den 1 Januarij 1867 te doen aanvangen en dat
blad voor de ingezetenen verkrijgbaar te stellen tegen het tarief
vermeld sub 3 van het Raadsbesluit van den 14 Oct. 1852,
goedgekeurd bij koninklijk besluit van den 30 Dec. 1852 no. 36.
10. Adres van P. Cammenga Pz. waarbij hij de door hem
bewoonde huizinge gequoteerd letter I no. 1, aan de gemeente
in koop aanbiedt. Op voorstel des Voorzitters is eenstemmig
besloten gezegd adres ten fine van berigt en raad te stellen in
handen van B. en W.
11. Aan de orde is de benoeming van de leden der commis
sie uit den Raad belast met het ontwerpen van de verordeningen
tegen wier overtreding straf is bedreigd. Uit de gehoudene stem
mingen blijkt, dat achtereenvolgend tot leden dezer commissie
zijn verkozen de heeren D. Zeper met 21, Mr. C. Wiersma met
18 A. Duparc met 20, Mr. E. Jongsma met 19 en Mr. E. At
tema met 20 stemmen.
12. Is ter tafel gebragt een voorstel van B. en W., strek
kende tot vaststelling van den door voogden van de stads Ar-
raekamer alhier, ingezonden staat tot aanwijzing van het maxi
mum van den onderstand, welke gedurende 1867 overeenkomstig
art. 25 der armenwet zal worden verstrekt. Ter visie om in
eene volgende vergadering te worden afgedaan.
13. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van B. en
W. betrekkelijk de voorgenomen uitbreiding van het bebouwde
gedeelte der gemeente; van welk stuk de eonclussie is luidend
als volgt: lo. In beginsel aan te nemen, dat de uitbreiding van
het bebouwde gedeelte der gemeente Leeuwarden, op het terrein
tusschen de lijn van den Staatsspoorweg HarlingenLeeuwarden
en het Zaailand aldaar, zal worden uitgevoerd naar het daar om
trent door den gemeente-architect, bij zijne missive van den 18
Oct. jl. no. »»V3 ingezonden grondplan, en daartoe dat plan goed-
te keuren en vast te stellen. 2o. Mede in beginsel aan te nemen,
dat de uitvoering van het sub lo. omschreven werk bij gedeel
ten zal plaats hebben. 3o. Dat in de eerste plaats die uitvoering
zich zal bepalen tot het terrein gelegen tusschen de Wirdumer-
poortsbrug en de Zuiderwalsteeg, met dien verstande, dat de
verandering dier brug voorshands achterwege worde gelaten, maar
daarentegen de voor gemelde steeg daar te stellen nieuwe brug
en de toegang tot het stationsgebouw in de uitvoering worde
begrepen. 4o. B. en W. uit te noodigen met bekwamen spoed
aan den Raad de vereischie voorstellen to doen, zoo met betrek
king tot de verschillende oDderdeelen van het werk als tot de
middelen waaruit de daarop vallende kosten kunnen worden gehoed.
De Voorzitter stelt voor, dit voorstel met de betrekkelijke stuk
ken ter behandeling in de sectien te brengen.
De heer Jongsma vraagt of die stukken niet zullen worden
gedrukt.
De Voorzitter zegt, dat het collegie dit om goede redenen
minder oirbaar acht, althans vooreerst omdat sommige dier stuk
ken cijfers bevatten waarvan de kennis voor het publiek minder
wenschelijk is.
De heer Attema is van oordeel, dat de zaak van dat belang
is, dat het wel wenschelijk is, dat elk der leden een afdruk daar
van erlangt; men zou die stukken kunnen doen drukken enkel
voor de leden en overigens met oplegging van geheimhouding.
De Voorzitter antwoordt hierop, dat het voor de leden zijn
nut kan hebben, maar dat het belang der gemeente de gewone
publiciteit in dezen minder gedoogt.
De heer Wiersma zegt, dat het belang der gemeente toch
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
ook medebrengt, dat elk der leden dc zaak voor zich hebbc, om
er spetieus kennis van te kunnen nemen.
De heer Bloembergen merkt aan dat het grootst gedeelte der
stukkeu gedrukt zal kunnen worden en de gewone publiciteit er
langen, en dat men omtrent de andere, daarvoor minder vatbare
stukken, het geheim zal kunnen opleggen.
De heer Verwijs stelt voor om de stukken te drukken met
openlating der cijfers, en die cijfers in de exemplaren voor de
leden bestemd, ter secretarie te doen invullen.
Den Voorzitter komt de door den heer Bloembergen voorge
stelde wijze de meest verkieslijke voor. Hij stelt voor dit over
te laten aan het oordeel van het Collegie. Dienovereenkomstig
is besloten.
14. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van B. en
W. aangaande de plaats waar een voor den handel doelmatig in
te rigtcn beursgebouw zal kunnen worden daargesteld, van welk
voorstel de conclusie is luidend als volgt: lo. In beginsel aan
te nemen dat een voor de behoeften van den handel voldoend
beursgebouw zal worden gesticht op het terrein, gelegen tusschen
de lijn der staatsspoorwegen HarlingenLeeuwarden en het Zaai
land alhier, bestemd voor de uitbreiding van het bebouwde ge
deelte der gemeente 2o. B. en W. uittenoodigen om zoodra het
grondplan der sub lo. bedoelde uitbreiding door den Raad is
vastgesteld, dc noodigc voorstellen in te dienen met betrekking
tot de juiste plaats waar het nieuw te stichten beursgebouw zal
worden daargesteld, vergezeld zoo mogelijk van een plan voor
die stichting zelve en eene opgaaf van de daarop te vallen kosten.
Is besloten dit voorstel te doen drukken en ter behandeling
in de section te brengen.
15. De Voorzitter brengt nu in behandeling het sub 5o.
van den oproepingsbrief voorkomende voorstel van dc heeren
Duparc, Brunger cn Hommes, tot benoeming cener commissie van
vijf lorlen om te dienen van beschouwingen en raad met betrekking
tot de plaats waar een beursgebouw behoort te worden gesticht.
Dc Voorzitter, herinnerende dat het voorstel van B. en W.
aangaande de stichting ecner beurs, in dc sectiën zal worden be
handeld, rigt tot de heeren voorstellers de vraag of zij bij hun
gedaan voorstel tot benoeming eener Commissie alsnog blijven
persisteren.
De beer Duparc geeft hierop te kennen dat de voorstellers,
reeds vóór dat het voorstel omtrent de stichting van een beurs
gebouw op het, voor de uitbreiding der gemeente bestemde ter
rein, was ingekomen, reeds vol loende aanleiding door het aan
brengen van het daaraan voorafgegaan voorstel wegens die uit
breiding, hadden gemeend te vinden om de zaak nu van hunne
zijde niet verder te pousseren, dewijl hun doel, „om dc zaak der
beursbouwing levendig te houden" genoegzaam was bereikt; maar
nu zij zien, dat B. cn W. bij hun voorstel omtrent de stichting
eeuer beurs zelfs verder gaan dan zij zich hadden voorgesteld,
nu de zaak in de sectien zal worden onderzocht en behandeld,
nu zien zij er geen bezwaar in om hun voorstel te laten rusten.
Dc Voorzitter vraagt of de voorstellers dat voorstel dus te
rug nemen
De heer Duparc. Zij wenschen het te doen aanhouden.
De heer Wiersma zegt dat aanhouding van het voorstel min
der aannemelijk is te achten dan blijft het onafgedaan en men
zal er later op moeten terugkomen. Het doel van het voorstel
is toch nu grootendeels vervallen.
De heer Duparc verklaart, na zich daaromtrent met zijne me
devoorstellers verstaan te hebben, het voorstel in te trekken.
16. Is ter tafel gebragt en gelezen een adres van Gosse Pie-
ters Westra, zonder beroep, alhier woonachtig, het verzoek be
helzende dat aan hem tegen betaling eener jaarlijksche grond-
pacht ter bebouwing worde afgestaan eenigen gemeentegrond op
het terrein tusschen de sociëteit Amicitia en de Wirduraerpoorts-
brug. In handen van B. en W. om berigt en raad.
Sitting van Donderdag 13 Dcc. 1866. 239
17. Is gelezen een adres van eenige belangstellenden in den
bloei van het onderwijs te dezer stede en in het welzijn van de
schooljeugd alhier, het verzoek bevattende dat de Raad zon
der uitstel terugkomc op het adres door de heeren doctoren
Lobrij de Bruijn cn Drielsraa, den 9 Aug. 11. bij den Raad in
gediend.
De Voorzitter doet, na mededecling, dat het adres, welker
behandeling verlangd wordt, door den Raad in handen van B.
en W. is gesteld cn thans nog in behandeling is bij de plaatselijke
schoolcommissie, het voorstel, ook dit nader adres in handen
van B. cn W. te stellen.
De heer Bloembergen wenscht de beschikking over dit inge
komen adres aan te houden tot eene volgende vergadering, ver-
mils het aan bedenking onderhevig is of dit adres, dat, zoo het
schijnt mede uit naam van anderen is onderteekend, wel als punt
van beraadslaging kan worden aangenomen. Vermits hij daar
omtrent geene genoegzame zekerheid heeft erlangd, daar hij het
stuk niet in handen heeft gehad, wenscht hij het tot eene vol
gende vergadering aan te houden.
De heer Attema ziet er geen bezwaar in om aan dit adres
de voorgestelde beschikking te geven er zijn onderteekeningen
op gesteld van voor zich zelf handelende personen, maar ook van
anderen, die namens eene erkende maatschappij, de belangen dier
maatschappij vertegenwoordigen. Al ware dus deze petitie ook
in eenig opzigt niet ontvankelijk, een geheele ter zijdestelling
daarvan zou nimmer het geval kunnen worden. Spr. gelooft dat
er geen sprake van niet ontvankelijkheid kan wezen, vermits de
afd. Friesland van de maatschappij van geneeskunst in Neder
land, is een erkend zedelijk ligchaam.
De heer Bloembergen zegt hierop dat dc geëerde Spr. zijn
geloof uitspreekt uithoofde hij het stuk niet heeft- gezien, zoo
gaat het ook hem en daarom wil hij de beschikking daaromtrent
aanhouden.
De heer Attema durft nu, na dat hij het stuk heeft ingezien,
als stellige overtuiging uitspreken wat hij zoo even veronderstellen-
derwijzc heeft gezegd, namelijk dat er geen bezwaar bestaat om
aan dit adres de door den Voorzitter voorgestelde beschikking
te geven. Hiertoe wordt nu besloten.
18o. De Voorzitter doet mededeeling van de volgende voor
den Raad ingekomen stukken, alsa. eene resolutie van hh.
Ged. Staten van Friesland van 19 Nov. 1866, no. 1, houdende
toezending van een extract uit Zr. Ms. besluit van 10 Nov. be
vorens no. 67, waarbij is goedgekeurd het besluit tot heffing eener
dir. belasting op het inkomen ion behoeve der gem. Leeuwarden b.
eene resolutie van gemeld Coll., dd. 26 Nov. jl. no. 19, houdende goed
keuring van het Raadsbesluit tot het onderhandseh verhuren van een
gedeelte van den Harlinger slul aan den heer Jan Wijbrandi; c.
eene resolutie als voren, dd. 27 Nov. no. 6, houdende goedkeu
ring van het Raadsbesluit van 22 Nov. jl. no. l2/84ct tot het
in gebruik aan hot Rijk afstaan van het gebouw en erf staande
en gelegen in het Zaailand, bestemd voor eene rijks hoogere
burgerschool met öjarigen cursusd. eene resolutie als "boven,
dd. 26 Nov. jl. no. 40, houdende mededeeling van de ontvangst
in afschrift van het Raadsbesluit van 22 Nov. bevorens no.
10a/l08fl, houdende wijziging van de verordening van policie op
het liggen der schepen en op de scheepvaart; e. een besluit van
gemeld Collegie van 27 Nov. jl. no. 11, houdende mededeeling
van Zr. Ms, besluit van den 16 Nov. bevorens no. 68, waarbij
goedgekeurd zijn de vastgestelde jaarwedden van de gemeente
ontvangers een schrijven van den heer inr. C. W. A. Buma,
waarbij hij berigt de betrekking van voogd der Stads Armekamer
aan te nemen g. gelijk berigt van den lieer P. II. v. d. Meulen;
h. gelijk berigt van den heer F. F. Tönjes, wegens de benoe
ming tot lid der commissie van toezigt over het Stads Werkhuis;
i. gelijk berigt van den heer O. Plantenga, wegens zijne be.ioe-