184
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
Zitting van Zaturdag 6 October I860.
De heer de Haan denkt er eveneens over. Indien do perso
nele belasting niet wordt afgetrokken, wordt de gemeente-belas
ting ook geheven van eene som, die tot belasting moet worden be
steed, dat zeer onbillijk is. Te meer klemt dit, daar de eene
belastingschuldige om de inrigting van huishouding en affaire,
veel meer personele belasting betaalt dan den ander.
De heer Bruinsma acht het wel billijk dat men het bedrag wegens
de 50 opcenten aftrekke, daargelaten de rijksbelasting; hij beaamt
geheel het gevoelen van den heer de Haan.
De heer Bloembergen kan zich met den voorgestelden aftrek
wel vereenigen het geval is nu geheel anders dan wel vroeger;
de gemeente erlangt bijna het geheele bedrag der personele belas
ting en nu zou het onbillijk wezen dat men nog eens hief wegens
iets wat men reeds geniet. Dit voorstel komt hem wel aannemelijk voor.
De heer Attema wenscht daarbij de opmerking te voegen, dat
het inzake belastingen een algemeen beginsel is om niet dubbel
te heffen.
De Voorzitter brengt hierop in rondvraag, hot evenbedoeld,
door de Commissie van rapporteurs voorgesteld amendement.
De heer de Haan merkt nog op, dat de vermelding eigentlijk
behoort onder litt. a. periodieke lasten.
Dc heer Attema zegt juist daarom de vergadering te hebben
ingelicht met de inzigten der Commissie, die eene gewijzigde
redactie voorstelt, van oordeel zijnde, dat het niet is eene uitgaaf
ter verkrijging der inkomsten noodzakelijk. Hij stelt voorts nog
voor om ter bestemder plaatse te lezen„Personele belasting met
de daarvan geheven opcenten." Dit amendement wordt alsnu
in omvraag gebragt en aangenomen met 12 tegen eene stem (die
van den heer Wiersma.)
De lieer Bloembergen stelt voor, de laatste alinea van art. 7
te doen vervallen, omdat hij eene dergelijke bepaling al te fiskaal
acht; er zijn gevallen, dat men eene dergelijke vermelding lie
ver verzwijgt.
De lieer Wiersma merkt op, dat de hierbedoelde bepaling, bij
de Commissie tot veel gesprek aanleiding heeft gegeven en dat
dc meerderheid na rijp beraad besloten heeft, ze te behouden,
omdat anders de groote poort zou zijn ontsloten, waardoor velen
zullen uitgaan; de ervaring heeft het geleerd, hoe noodzakelijk
het is, daaromtrent beperkende bepalingen te verordenen, velen
zullen zich achter het doen van uitkeeriugen willen verschuilen.
"Wenscht men de gevraagde opgaaf niet te toen, welnu dan betale
men. Het araendement van den heer Bloembergen wordt
ondersteund.
De heer Bruinsma verklaart zich voor de weglating; er zijn
zaken van geheimhouding, maar dit punt vooral.
de heer Westenberg acht dc bepaling ook te fiskaal om ze
te vorderen, hij oordeelt dat het toeh werkelijk niet kan opgaan
om b. v. aan eencn belastingschuldige te vragen, wat hij zijne
kinderen mede ten huwelijk geeft. Weigert men daarentegen die
opgaaf, dan zal het geval zich kunnen voordoen, dat hetzelfde
kapitaal tweemaal wordt belast.
Het vorenbedoeld amendement wordt hierop in rondvraag
gebragt en aangenomen met 10 tegen 3 stemmen, die van de
heeren de With, Wiersma en de liaan.) Art. 7 in voege om
schreven geamendeerd is daarop eenstemmig aangenomen.
De Voorzitter geeft te kennen, dat dc verdere behandeling
dezer zaak in de eerstvolgende vergadering zal plaats vinden.
6. Is ter tafel gebragt eene door B. en W. in overleg met
den districts-schoolopziener opgemaakte voordrag! ter vervulling-
van de vacerende betrekking van hulponderwijzer op eene dei-
openbare scholen van lager onderwijs in deze gemeente, op eene
jaarwedde van ƒ450. Op welke voordragt zijn geplaatst: lo.
Gerbrand Ris, hulponderwijzer te Joure, 2o. Hubertus Kroes, idem
te Blokzijl en 3o. Cornelis Wielsma, idem te Grouw. Ter visie
om later af te doen.
7. Is ter tafel gebragt een voovstel van B. en W. betrekke
lijk de aanwijzing van aandeelen in de teu laste van de gemeente
gevestigde schuld, over 1866 af te lossen. Ter visie als voren.
8. Is ter tafel gebragt eu ten fine van berigt en raad in
handen van B. en gesteld, een adres van W. Louis, 2e hulp
onderwijzer (secondant) aan de fransche dag- en kostschool voor
jongeheereu te Leeuwarden, het verzoek bevattende, om met eene
gratificatie te worden begiftigd voor het waarnemen dier betrek
king van 1 Febr. tot 1 Aug. 1866.
9. Is ter tafel gebragt en ter visie van de leden gedeponeerd
het proces-verbaal van opneming der kas van den gemeente-ont
vanger, over het afgeloopen 3c kwartaal dezes jaars.
10. De Voorzitter doet mededeeling van de ontvangst van
vier geschriften over de Banken van Leening in Nederland, van
den heer C. J. van Heel, Dz.. te 's Gravenhage. Is op voorstel
des Voorzitters besloten, den geëerden zender voor die toezending
schriftelijke dankzegging te doen geworden, en die stukken ter
visie van de leden te deponeren.
11. De Voorzitter doet voorts mededeeling van de ontvangst
van drie resolutien van hh. Gedeputeerde Staten dezer provincie,
houdende goedkeuring van de Raadsbesluiten omtrenta de wijzi
ging der gemeente-begrooting dienst 1866; b de openstelling van
de 2e serie der geldleening groot 117,000 en c de goedkeuring
van het kohier van den hoofdei ijken omslag ten behoeve dezer
gemeente voor 1866. Zijnde deze mededeeling aangenomen
voor notificatie.
12. Zijn ter tafel gebragt en ten bewusten einde in handen
van B. en W. gesteld, adressen van N. L. J. Bruinsma en
Mr. G. J. Pruim, beide het verzoek bevattende, om tot secretaris
boekhouder bij de Staös-Armekaraer te worden benoemd.
De Voorzitter sluit hierop de vergadering.
VERSLAG van het verhandelde ter vergadering van
den Raad der gemeente Leeuwarden, gehou
den op Donderdag den 11 Oct. 1866.
Aanvankelijk 16, later 17 leden tegenwoordig. Afwezig waren
dc heeren E. Bloembergen, C. I. Bolten, P. T. Plantenga eu
Dr. E. Verwijs. Voorzitter dc heer Zeper.
1. Na opening der vergadering wordt gelezen en onveranderd
vastgesteld, het genotuleerde wegens de op 6 October jl. gehou-
dene buitengewone vergadering.
2. Aan dc orde is de benoeming van een hulponderwijzer op
eene der openbare lagere scholen alhier, op eene jaarwedde van
450.
De Voorzitter stelt voor om tot die benoeming over te gaan,
niettegenstaande de termijn voor het ter visie liggen dezer voor
dragt bij het reglement van orde voor deze vergadering op 8 dagen
bepaald, eenigzins is beperkt, tengevolge van de omstandigheid,
dat de vervulling dezer betrekking wel eenigen spoed vereischt.
Hiertoe is eenstemmig besloten.
Overgegaan zijnde tot die benoeming blijkt het uit de gehou
den stemming, dat op Gerbrand Ris van de 16 uitgebragte stem
men 15 waren uitgebragt en op Hubertus Kroes eene stem, zoo
dat Gerbrand Ris, hulponderwijzer te Joure tot de vervulling dier
betrekking is benoemd.
Voorts is besloten aan dit besluit vóór de resumtie der notu
len uitvoering- te geven.
3. Rapport en voorstel der Verordenings-commissie tot vast
stelling tier daarbij aangeboden verordening houdende herziening
en geldig verklaring van dc verordeningen tegen wier overtreding
straf is bedreigd.
Dc Voorzitter opent dc beraadslagingen over de algemeenc
strekking van de ontwerp-vcrordening.
Niemand der leden hieraan deelnemende wordt tot de behan
deling der onderdeden overgegaan.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
Zitting van Donderdag 11 October 1866.
185
Dc heer Duparc deelt als rapporteur in dezen mede, dat eene
misstelling in het ontwerp is ingeslopen, daarin bestaande, dat
de sub lo. aangebragte verordening voor de aanhouding van het
bevolkings-registcr, dd. 25 Nov. 1852 is vervallen door die van
den 10 April 1862, sub no. 11 vermeld en bij art. 5 der laatst-
gemclde verordening ingetrokken. Hij stelt dus namens de ver
ordenings-commissie voor dc vermelding sub lo. te roijeren.
Hiertoe wordt eenstemmig besloten. Gemeld lid deelt voorts
mede, dat in dc vermelding van de verordening sub no. 9 mede
ccnigc rectificatie zal dienen aangebragt te worden, vermits het
eerste gedeelte van de verordening dd. 26 Mei 1864, houdende
wijziging onder anderen van art. 54 der verordening betreffende
dc instandhouding enz. der openbare wegen enz. dd. 27 Sept.
1860, zooveel art. 54 betreft, is vervallen door de verordening
dd. 9 Aug. 1866. onder hetzelfde nummer vermeld. Spr. stelt
alzoo voor tot dc vercisehte rectificatie te besluiten. Ook hier
toe wordt eenstemmig besloten.
l)e sub a. opgenoemde plaatselijke verordeningen voor zoo
veel te pas komt, invoege voorschreven gewijzigd wat hare ver
melding betreft, worden alsnu buiten beraadslaging en stemming
geldig verklaard en de onderwcrpelijke verordening mitsdien
aangenomen.
Genaderd tot de behandeling van de sub b. vermelde veerre-
glementen, geeft dc heer Duparc tc kennen, nog een paar on
juistheden te releveren met voorstel, om te besluiten die tc rec
tificeren; ze zijn deze:
a. De wijziging in de verordening van politie op het trek
voer tusschen Leeuwarden en Dockum vermeid sub 33a. is vast
gesteld bij besluit van den Raad der gemeente Leeuwarden, dd.
26 Aug. 1858 en niet 9 Sept. 1858, maar bovendien ook ver
vallen verklaard bij de verordening sub lctt. b. aldaar vermeld.
b. In de dagteekening der verordening van politic op het
beurtveer tusschen Leeuwarden, dc Lemmer en Oosterzee, sub
no. 46 vermeld, is, voor zooveel de gemeente Lemsterland betreft
een druk- en schrijffout iugeslopen; er staat 14 Sept. 1862 en
die dagteekening is 11 Sept. IS62.
Tot de voorgestelde rectification eenstemmig besloten zijnde, is
daarna het 2e gedeelte der ondervverpelijke verordening aldus
gewijzigd, met eenparige stemmen aangenomen zoomede daarna
de geheele verordening.
4. Voorstel van B. en W. betrekkelijk de oprigting cener be
waarschool in het 3e lokaal van de 2e tusschenschool 2e klasse
op het Zuid vliet. De Voorzitter opent daarover de discussiett.
De heer Gorter kan zich met het voorstel wat de oprigting
der school zelf betreft zeer goed vereenigen, het komt hem nut
tig en noodzakelijk voor, dat daarin op de voorgestelde wijze
wordt voorzien. Met een der onderdeden van het voorstel even
wel is hij minder ingenomen, te weten met de voorgestelde jaar
wedde van de vrouwelijke dienstbode, die op 78 is voorgedra
gen; Spr. acht die jaarwedde tc laag te zijn voor iemand die
dan toch dagelijks hare diensten moet presteren en is van oor
deel, dat die minstens op ƒ100 dient gesteld te worden.
De Voorzitter observeert den heer Gorter, dat het beter zal
zijn dat voorstel te doen, wanneer het betrekkelijke punt aan
de orde zal zijn. Het lc lid der conclusie van het voorstel
wordt hierop buiten beraadslaging en stemming aangenomen.
Het 2e lid komt daarna in behandeling.
Deheer Gorter herhalende het boven aangemerkte, doet nu
het voorstel, om de jaarwedde voor de vrouwelijke dienstbode
te bepalen op minstens 100.
De heer Tigler Wijbrandi ziet de noodzakelijkheid van die
verhooging niet innu reeds hebben er zich sollicitanten voor
de bedoelde betrekking opgedaan, waarin weinige werkzaamheden
worden gevorderd en waartoe geene wetenschappelijke opleiding
gevorderd wordt.
Bijvoegsel tot de Provinciale Fuiesciie Courant.
De Voorzitter is met den heer Wijbrandi van oordeel, dat de
voorgedragen jaarwedde als genoegzaam is te beschouwen, vooral
ook in verband met de bezoldiging die wegens dergelijke hulp
op de andere bewaarscholen genoten wordt, op laatstgenoemde scholen
is die betrekking van meer uitgebreiden aard; bovendien daar
over gehoorde deskundigen achten die jaarwedde voldoende, en
raogt het later blijken dat zij onvoldoende is, zal men haar kun
nen verhoogen.
Het voorstel van den heer Gorter niet ondersteund zijnde,
blijft buiten verdere behandeling; het 2e zoo mede ook de
andere punten der vorenbedoelde conclusie worden achter
eenvolgend buiten beraadslaging en rondvraag eenstemmig aan
genomen. Naar aanleiding van gezegd voorstel is alzoo besloten:
lo. In beginsel aan te nemen, dat in het derde lokaal der 2e
tusschenschool 2e klasse, op het Zuidvliet alhier, eene bewaar
school zal worden opgerigt, voor minvermogende kinderen van
drie tot zes jaren, aan het hoofd van welke school wordt geplaatst
eene hoofdonderwijzeres bijgestaan door eene kweekelinge en eene
vrouwelijke dienstbode; 2o. de jaarwedden van dat personeel te
bepalen als volgt.: van de hoofdonderwijzeres op ƒ450, van de
kweekelinge op 50 en van dc vrouwelijke dienstbode op ƒ78;
3o. voor het onderwijs op de sub lo. bedoelde school als school
geld te heffen vijf en twintig cents per maand voor elk kind, en
in overeenstemming daarmede, de volgende wijzigingen aan te
brengen en te lezen in art. 1 van het besluit regelende het
bedrag en de grondslagen van het schoolgeld, wegens het onder
wijs op de openbare lagere scholen in dc gemeente Leeuwarden,
zoomedp in art. 2 van de verordening regelende de invordering
daarvan, in plaats van „bewaarschool" „bewaarscholen;" 4o. B.
cn W. te magtigen, tot dc aanschaffing van het in de sub 1
bedoelde school bcnoodigd mcubelair en de vercisehte leermidde
len, cn hun Collegie uit te noodigen voorstellen in te dienen,
tot aanwijzing der fondsen op de gemeente-begrooting, dienst
1866, waaruit de op die aanschaffing vallende kosten, zullen
kunnen worden gehoed; 5o. B. en TV. almede uit te noodigen
ter zijner tijd eene voordragt aan te bieden voor de benoeming
van de aan het hoofd dier school te plaatsen hoofdonderwijze
res. Is besloten ook aan dit besluit voor de resumtie der
notulen gevolg te geven.
5. Voorstel van B. en TV. tot verhooging van dc jaarwedden
der le medelielpsters aan de armenbewaarschool en de le bewaar
school. De Vergadering zich met het voorgestelde vereenigende,
neemt buiten omvraag, eenstemmig het volgend besluit: lo. do
jaarwedden van de le medehelpsters aan de armen-bewaarschool
cn aan dc le bewaarschool te verhoogen en voor ieder te bepa
len op f 200 tot ƒ250; 2o. B. en W. uit te noodigen voor
zoo ver noodig, aan den Raad eene versterking voor te dragen
der fondsen van het betrekkelijk begrootings-artikel, waaruit de
vastgestelde verhooging voor 1866 kan worden gehoed.
6. Voorstel van B. en TV., vervat in hun besluit van den 3
Oct. 1866, no. tot het doen aanwenden van de, op hoofdst.
VIII afd. I, art. 3 der uitgaven op dc gemeentc-begrooting voor
het dienstjaar 1866, voor aflossing aangewezen som van ƒ10,000
tot aflossing van: a. eene obligatie van de leening van 1S53,
primitief groot ƒ147,000 a 4° 0, waarop per resto nog verschul
digd 127,000; b. eene obligatie van de leening van 1856,
primitief groot 110,000 a 4'/2 per resto nog beloopendc
ƒ98,000, en c. acht obligation van de leening van 1859, primi
tief groot 78,000 a 5°/0 waarop nog verschuldigd 44,000.
De lieer Gorter geeft tc kennen, dat hij zich met de aflossing
zoo als die is voorgesteld niet zal kunnen vereenigen, omdat hij
het onbillijk voor de betrokken geldschieters acht, dat van de
leeningen 1853 en 1856 elk slechts ƒ1000 wordt afgelost, eene
onbillijkheid die blijft bestaan, ook al staat, daartegen over het
belang der gemeente, om de schuld tegen bezwarende rente het
53