6 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting' van Donderdag 10 Jan. 1 867. ter goedkeuring aanbiedende de rekening en verantwoording we gens de fondsen der Kamer over 1866. Ten fine van onderzoek en rapport in handen van eene Commissie, waarin de Voorzitter benoemt de heeren Plantenga, Attema en Suringar. 21. Gelezen en ten fine van berigt en raad in handen van 11. en W. gesteld een adres van den voormaligen onderwijzer in de Israëlitische Armenschool, M. S. Hirsch, daarbij verzoekende om, evenals in vorige jaren plaats vond, weder eene billijke vergoe ding te mogen erlangen voor de hem berokkende schade tenge volge van cle invoering der wet op het onderwijs. 22. Alsboven, een adres van Trijntje v. d. Heide, wed. van Jan Pronk, politie-bediende alhier, het verzoek behelzende om met eene gratificatie te worden begiftigd. 23. Zijn ter tafel gebragt een tweetal adressen betrekking hebbende op de stichting eener beurs voor den handel in deze gemeente, en wel vana. Sijbouts en Albania en anderen, inwo ners dezer gemeente en b. A. E. Gerbens en andere beursbe zoekers. De heer Jongsma stelt voor die adressen voor gelezen te houden. De heer Gorter kan zich daarmede wel verecnigen omdat ze bij de stukken ten dienste der sectien kunnen worden overgelegd. De heer Bruinsma is van oordeel dat die adressen moeten worden gelezen, hetzij nu of in eeno volgende vergadering. De heer Bloembergen ondersteunt het denkbeeld van den heer Bruinsma, want ze zouden anders aan de openbaarheid worden onttrokken. De heer Jongsma trekt zijn voorstel in. Na hierop plaats gehad hebbende lecture van die stukken, wordt conform het daartoe strekkend voorstel van den Voorzitter besloten, die adres sen voor de leden ter visie te leggen en ze ter behandeling in de sectien te brengen. 24. De Voorzitter doet mededceling van de ontvangst der volgende, voor den Raad ingekomen stukken, als a. eene reso lutie van lik. Ged. Staten dezer provincie dd. 31 Dec. jl. no. 71, houdende goedkeuring van het raadsbesluit van 27 Dcc. be vorens no. 2/oi, tot het gratis afstaan van eenigen gemeentegrond aan S. Fecnstra. b. als boven, dd. 31 Dcc. 1866, no. 72, hou dende goedkeuring van het raadsbesluit van den 27 Dec., no. V109, tot het voor den tijd van drie jaren onderhands verhuren van het gebouw der voormalige Israëlitische Armenschool aan de Nederl. Israëlitische godsdienstige schoolcommissie voor het Syna gogaal ressort van Leeuwarden, c. alsvoren, van denzelfden datum no. 73, houdende goedkeuring van het raadsbesluit dd. 27 Dec. bevorens no. 2V|0o» bet voor den tijd van een jaar aan C. E. Röhner, wed. J. C. Schrijver onderhands in huur afstaan van de huizinge lett. F. no. 129. Zijnde deze mededeeling aangenomen voor notificatie. 25. Is ter tafel gebragt en ter inzage van de leden gedepo neerd, het proces-verbaal van verificatie der kas van den gemeen teontvanger, wegens zijne administratie over het laatste kwartaal van 1866. 26. De Voorzitter doet voorts mededeeling dat door B. en W. zijn benoemd geworden, a. tot kapelmeester bij het stedelijk muzijkkorps, gedurende 1867, P. Wcdcmeijer, b. tot keurmeester van het vleesck en de visch, F. D. Waringa, en c. tot lijkbezor ger, J. Alberts. 27. De Voorzitter Ltelt voorts overeenkomstig het bepaalde bij art. 67 van het reglement van orde voor, dat het onderzoek der in de sectien aanhangige voorstellen van B. en W., bctrelfende zoo de uitbreiding van het bebouwde gedeelte der gemeente, als de stichting van een beursgebouw, vóór of op den tweeden donderdag in Februarij moet zijn afgeloopen, met welk voorstel de Vergadering zich vereenigt. De Voorzitter sluit hierop deze Vergadering. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 24 Jan. 18.67. 7 VERSLAG van het verhandelde ter vergadering van den gemeenteraad, gehouden op donderdag den 24 Januarij 1867. Al de leden tegenwoordig. De Voorzitter de heer D. Zeper opent de vergadering op het daarvoor bestemde tijdstip. 1. Zijn gelezen en onveranderd vastgesteld de notulen van de voorgaande vergadering dd. 10 Januarij 1867. 2. Aan de orde is de benoeming van twee leden der plaatselijke schoolcommissie, ter vervulling van de in die commissie bestaan de vacatures, tengevolge de aftreding met 1 Jan. 1867, van de heeren K. Tigler Wijbrandi en W. Hoevenaar. Overgegaan zijnde tot de stemming ter benoeming van een lid voor de eerst be doelde vacature, ter vervulling waarvan door de schoolcommissie zijn aanbevolen de heeren H. W. Iluber, dr. P. H. Asman en mr. W. J. v. Weideren baron Rer.gers, i3 uit de stemming waaraan 20 leden deel namen, gebleken dat op den heer dr. P. H. Asman 12, en op den heer H. W. Iluber 8 stemmen waren uitgebragt, zoodat de heer Asman, als hebbende de volstrekte meerderheid van stemmen op zich vereenigd, tot lid van gezegde commissie is benoemd. Alvorens wordt overgegaan tot de stem ming voor de benoeming van een tweede lid, waartoe zijn aan bevolen de heeren mr. J. L. van Sloterdijck, G. Menalda en P. II. v. d. Meulen, geeft de heer van Sloterdijck te kennen dat hij, als zijnde de eerst voorgedragen persoon op de betrekkelijke aan beveling, het vermoeden heeft dat zich enkele stemme« op hem zullen vereenigendat hij in geen geval zich dc benoeming zal laten welgevallen en dat hij uit dien hoofde verzoekt in dezen niet met eene benoeming vereerd te worden. De Voorzitter geeft op het hooren dezer pertinente verkla ring zijn leedwezen te kennen, doch wenscht de stemming af te wachten. Daarop vindt de stemming, waaraan al de leden deel nameD, plaats en geeft zij tot uitkomst, dat op den heer G. Me nalda 15 en op de heeren mr. J. L. v. Sloterdijck en P. II. v. d. Meulen, elk 3 stemmen waren uitgebragt. De heer G. Menalda, de volstrekte meerderheid van stemmen op zich ver eenigd hebbende, is alzoo mede tot lid dier commissie benoemd. Is besloten aan deze benoemingen vóór de resumtie der notulen gevolg te geven. 3. Aan de orde is het voorstel van B. en W. aangaande een adres van G. Rosema, c. s., eervol ontslagen commiesen bij de plaatselijke belastingen, houdende verzoek om in het genot te worden gesteld deels van pensioen, deels van wachtgeldlui dende de conclusie van dit rapport en voorstel als volgt: la. Aan ieder der adressanten Geert Rosema en Jacob Faber, eervol ontslagen commiesen der le klasse bij de plaatselijke belastingen te Leeuwarden, gedurende hun leven een jaarlijksch pensioen toe te kennen van f 225 b. te bepalen dat dit pensioen gerekend zal worden ingegaan te zijn den 1 Jan. 1867 2o. aan den adressant Johannes Luitzens Oosterhoff, eervol ontslagen commies der 2e klasse bij de plaatselijke belastingen te Leeuwarden, een wachtgeld toe te kennen van ƒ225, onder bepaling dat bijaldien hij voor den 1 Jan. 1868 eene gemeentelijke of rijksbetrekking mogt erlangen, aan welke eene bezoldiging verbonden is gelijk staan de met of hooger dan het aan hem toegekende wachtgeld, hij alle aanspraak op dat wachtgeld zal verliezen, terwijl voor het geval die bezoldiging minder mogt bedragen dan het hem toe gekende wachtgeld, hij niet dan tot dat minder bedrag zijne aan spraak daarop kan doen gelden. 3o. het door de adressanten Ijecrd Lemstra en Fokke Dirks Waringa, bij hun adres van den 12 Oct. 1866 gedaan verzoek aan te nemen voor notificatie. De Voorzitter opent over dit voorstel de deliberatien. De heer Plantenga wenscht zooveel mogelijk zuinigheid in het gemeentelijk beheer te betrachten, doch zijns inziens gaat die zucht tot zuinigheid in het onderwerpelijk voorstel wat te ver. Spr. zou uit aanmerking van den langdurigen diensttijd der be- Bijvoegsel tot de Provinciale Friesche Courant. trokken personen en de reden die tot hun ontslag aanleiding gaf, wel genegen zijn om hun pensioen te bepalen op van het door hen genoten tractement. De heer Westenberg kan zich daarmede zeer wel vereenigen; in den regel is hij geen voorstander van het verleencn van pen sioenen aan gemeente-ambtenaren, doch de Raad heeft hierom trent indertijd anders beslist en dus bestaat in dezen een ante cedent waarop kwalijk kan worden terug gekomen. Ook is het gewoonte geworden 2/3 gedeelte der bezoldiging als pensioen toe te kennen. Aan den commies-controleur bij de plaatselijke be lastingen, die 1000 tractement had, gaf men ccti pensioen van ƒ700, en daarom zou het allezins billijk zijn dat in dezen, waar sprake is van 450 tractement en minstensySO a 60 emolumenten, een pensioen ad 300 werd verleend, vooral als in overweging wordt genomen het groot aantal dienstjaren van de personen wier pen sionering wordt voorgedragen. Spr. zou zelfs verder willen gaan en ook aan Oosterhoff een wachtgeld van 300 toekennen, waarvoor te minder bezwaar bestaat omdat die ambtenaar, voor menige betrekking geschikt-, welligt spoedig het genot van wacht geld zal kunnen ontberen. De voorstellen van de heeren Plantenga en Westenberg worden hierop ondersteund. De heer Bloembergen wenscht splitsing van die voorstellen. De Voorzitter zegt dat eerst in behandeling zal worden ge bragt het voorstel tot verhooging van het voorgesteld pensioen. De heer Wiersma zegt, dat de heer Westenberg er melding van heeft gemaakt, dat boven het tractement van 450 nog emolumenten tot een bedrag van ƒ50 a 60 zouden zijn geno ten ten einde echter alle misverstand te voorkomen, wenscht Spr. dat bepaald worde uitgedrukt welk cijfer men als pensioen wenscht toe te kennen. De heer Westenberg zegt het cijfer van 300 te willen stel len, welk bedrag hij vermeent reeds te hebben genoemd. De Voorzitter brengt in overweging het door den heer Plan tenga gedaan voorstel om het bewuste pensioen tot een bedrag van ƒ300 toe te kennen. De heer Bruinsma moet observeren, dat wat in dezen door B. en W. is voorgesteld, het blijk is van bijzondere vrijgevigheid waartoe geenerlei verpligting bestaat; dat er wel is waar een tweetal antecedenten bestaan, volgens welke het pensioneren dezer ambtenaren op gronden van billijkheid kan worden aangenomen, maar dat daarentegen een pensioen ad ƒ225, bij het niet bestaan van eenige hoe ook genaamde verpligting daartoe, vrij genoeg zaam is te achten. Spr. wenschte, dat men door het geven van betere bezoldiging aan gemeente-ambtenaren, hunne pensionering zou kunnen voorkomen, b.v. door die ambtenaren de gelegenheid te verschaften zich in eene levensverzekering te koopen. In be ginsel was en is hij steeds tegen het toekennen van pensioen en vooral tegen het te hoog opvoeren van het pensioen. Overigens moet hij nog opmerken, dat men hier niet uit het oog hebbc te verliezen, dat het hier geldt de pensionering ten gevolge van gedwongen ontslag der bewuste ambtenaren, een ontslag waartoe de gemeente voorzeker niet zou zijn overgegaan wanneer het belas tingstelsel niet ware gewijzigd. De heer DliparC wenscht juist het laatst door den heer Bruin sma aangevoerde als een argument te berde te brengen tot onder steuning van het amendement. De ambtenaren, die het hier geldt, zijn ontslagen niet op hun verzoek, maar tengevolge eener wijziging van de gemeentewet, waardoor hunne diensten langer onnoodig werden. En als hij nu er op let, dat aan ambtenaren, op hun verzoek ontslagen, indertijd door den Raad een pensioen is toegelegd van van hun vroeger tractement, dan eischt de billijkheid toch ook wel, dat hetzelfde in het onderwerpelijk geval geschiede. Als men nu toch eens er toe overgaat pensi oen te verleenen, dan is Spr. er voor, dat dit plaats vinde op 2

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1867 | | pagina 1