14
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
Zitting van Donderdag 14 Febr. 1867.
vreest voor het daarsteiicn van een antecedent. Hij betwist niet
de plaatsing op het grootboek, want hij weet, dat de belegging
krachtens het wettelijk voorschrift moet geschieden, maar hij wil
dat de Raad kennis drage, wie de eigenaar der inschrijving zal
zijn cn onder welk hoofd die inschrijving zal bewerkstelligd wor
den. Moet hij magtiging verleenen tot het doen ecner uitgaaf
van ongeveer 13,000, dan wenscht hij ook te weten hoe die som
zal geplaatst worden, waar zij zal geplaatst worden weet hij reeds,
cn al blijkt het dan ook ten slotte, dat omtrent die belegging
geene voorschriften kunnen worden gegeven, dan heeft hij in elk
geval het regt om naar dat te beleggen bedrag het noodige on
derzoek in te stellen. Spr. blijft derhalve aandringen op het be
komen van meerdere inlichtingen.
De heer Attenia wenscht nog den geëerden laatsten Spr. te
beantwoorden. Vooreerst refereert hij zich aan het straks door hem
gesprokene om te betoogen, dat het den tijd nog niet is meerdere
justificatie te vragen van 't cijfer, dat als ter zake van deze nala
tenschap ontvangen, wordt opgegeven. Zoowel daarvoor als
om andere redenen, wenschte de heer Wiersma overlegging van
het testamentdoch waartoe vraagt Spr. Dat testament
is, zoover noodig aangehaald bij de memorie van toelichting, doch
bovendien waartoe die overlegging? Dat testament is lang ge
noeg een onderwerp van debat geweest, thans is het uitgevoerd
de voogden hebben al hun pogingen aangewend de nalatenschap
te innen on dat is hun gelukt, 't Komt er nu slechts op aan
,,</e beschikbare gelden in te schrijven de suppletoire begrooting
dient om daarvoor een uitgaaf-cijfer aan te wijzen. De vraag is:
is daartoe deze begrooting voldoende? l>c beer Wiersma meent
neenSpr. meent ja. Maar wat werpt hij nu de bestrijders
van het rapport der commissie tegen? „dat zij nu de beg roo
ting maar willen goedkeuren om later de lacunes in de rekening
op te zoeken," dat is echter in geen opzigt het geval. Maar
wat Spr. nu niet wil, is deze begrootiug afkeuren om een reden
«laar buiten gelegen; hij herhaalt het, die begrootiug is volkomen
berekend voor het wettelijk doel waartoe zc dienen moet. Neen,
zegt de hoer Wiersma, ook daarvoor is zc onvoldoende; er blijkt
niet ten wiens name het kapitaal ingeschreven zal worden cn wie
er eigenaar van wordt, de armekamer of de stad. Daarin meent
«le heer Wiersma, moet 's Raads oordeel mede gelden. Dit punt
is zegt Spr. naauwclijks twijfelachtig. Die inschrijving geschiedt
en moet geschieden ten name der stads armekameraan deze
is het legaat gemaakt, aan deze is de koninklijke magtiging tot
aanvaarding verstrekt; aan deze is de last van 't bevoegd gezag
opgedragen, de nalatenschap te innen zoowel in- als buiten reg-
ten. De inschrijving geschiedt ten name der stads armekamer
en deze is en blijft eigenares van dat ingeschreven kapitaal.
Gelijk reeds bereids door Sprs. werd opgemerkt, die inschrijving
ligt geheel buiten den kring der bcmoeijingen en attributen van
den gemeenteraad.
De heer dtó Haan wenscht den heer Attema omtrent een paar
punten te beantwoorden. De heer Attema heeft nl. gesproken
van werkelijke ontvangst opzigtens het in de suppletoire begroo
ting aangebragt bedrag naar Sprs. oordeel is dit minder juist,
want hij althans houdt voor werkelijke ontvangst datgene wat van
dr. Reinholt ontvangen is, niet wat na aftrek der kosten aan de
inning verknocht zuiver over bleef. Voorts heeft die gceerde Spr.
de voordragt met den naam van rcgularisatie bestempeld, ook
dit kan door Spr. niet worden beaamd, want ware het dit wer
kelijk dan zou eene andere voordragt moeten gedaan zijn, te weten
eene eenvoudige voordragt tot belegging van gelden en dit wel
in effene sommen. Wat aangaat het beweerde als zoude de goed
keuring dezer begrooting de zaak niet prmjudicicren, hieromtrent
is Spr. het met den heer Bloembergen volkomen eens, dat het
verkieslijker is te achten de zaak dadelijk en in ééns goed te
onderzoeken. Eindelijk moet Spr. nog observeren dat de com
missie eenigzins met leedwezen tot de voorgedragen conclusie is
gekon.cn, doch de in het oog der commissie duidelijke bewoor
dingen van art. 13 van het reglement konden haar geene andere
doen voorstellen. Dc Voorzitter brengt hierop dc conclusie van
bet rapport in omvraag welke daarop is aangenomen met 14
tegen 7 stemmen, die van dc hceren Bolten, Duparc, Jongsma,
Attema, Verwijs, Rengers en van Sloterdijck.
4. Rapport van dt betrokken Raadscommissie belast geweest
met het onderzoek der rekening cn verantwoording van de fond
sen der Kamer van Koophandel en fabrijken te Leeuwarden, over
het jaar 1866. De Raad zich met dc conclusie van dit rapport
vereenigende besluit dienovereenkomstig De rekening cn ver
antwoording van de fondsen der Kamer van Koophandel cn fa
brijken te Leeuwarden over den jare 1866 goed te keuren tot
een bedrag van ƒ298.225.
5. Voorstel van B. cn W. aangaande een verzoek van de com
missie van toezigt op het Stads Werkhuis om magtiging tot het
aangaan van een nieuw contract met den tegenwoordigen direc
teur dezer inrigting.
l)e Voorzitter stelt voor, dit voorstel, zoomede nog cenige
andere op den oproepingsbrief voorkomende zaken, dadelijk in
behandeling te nemen en af te doen.
Besloten zijnde dit voorstel onmiddellijk in overweging te nemen,
vraagt de Voorzitter of een der leden hierover het woord verlangt.
De heer Suringar zegt, bij de stukken te vergeefs naar het
vorig contract te hebben gezocht. Wordt bij het aanhangige
voorstel de vernieuwing van dat contract deu Raad tot een punt
van overweging en beslissing gesteld, dan dient deze den inhoud
daarvan te kennen.
De Voorzitter zegt, dat dit een zeer eenvoudig stuk is en
bloot de overeenkomst tusschen (le commissie en den werkbaas
tot continuatie van de betrekking voor den tijd van een jaar.
De heer Suriügar zal er na de gegeven verklaring in berus
ten, immers wanneer bij de andere leden dezer vergadering, die
het stuk kennen, tegen den inhoud daarvan geene bedenking bestaat.
De heer Bruinsma merkt op dat er een eigcntlijk contract niet
bestaat, wel eene acceptatie.
De heer Plantenga moet den vorigen Spr. observeren, dat dit
iets anders is cn dat de heer Suringar bedoelt een contract met
den tijdclijken directeur, Spr. kan hieromtrent nog inlichten dat
dit is een soort van aanstelling, zonder eenigzins het karakter
van instructie te hebben.
De heer Suringar vermoedt, dat daarin dan toch de belooning
van den Directeur zal zijn bepaald, wat door den Voorzitter
bevestigd wordt.
Hierop is buiten omvraag eenstemmig overeenkomstig het voor
gestelde beslotenDe commissie vau toezigt over het Stads
Werkhuis alhier te magtigen, met den tegenwoordigen directeur
dier inrigting, op nieuw voor een jaar eer. contract aan te gaan,
aanvangende op den 1 Mei 1867 en zulks op de bestaande
voorwaarden.
6. Voorstel van B. en W. nopens een verzoek van hh. voogden
van het Nieuwe Stads Weeshuis te Leeuwarden, om magtiging te er
langen tot het doen van af- en overschrijvingen van en op sommige ar
tikelen der begrooting van uitgaven van dat gesticht dienst 1866.
De Vergadering zich met dit voorstel vereenigende is dienover
eenkomstig buiten beraadslaging cn stemming beslotenAan
beeren voogden van het Nieuwe Stads Weeshuis alhier, magtiging
te verleenen om op de begrooting van uitgaaf voor dat gesticht
dienst 1866, de volgende af- en overschrijvingen te doen als: a.
van art. 9. „vuur en licht" op art. 6 „voeding" 87.58 b. van
art. 10, „ziekte en sterfgevallen" op art. 7 „kleeding"/ 174.67';
c. van art. 18, „kosten der feestdagen" op art. 12 „onderhoud
en aankoop van meubelen enz." ƒ55.93 cn d. van art. 24,
„schrijfloonen enz." op art. 15 „belooning voor diegenen die zich
gedurende twee jaren na het verlaten van het huis, wel hebben
gedragen" 40.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 14 Febr. 1867.
7. Voorstel van B. en W. betrekkelijk een verzoek van W.
J. Jurjen9, aannemer van publieke werken wonende te Dragten,
de strekking hebbende dat aan hem kwijtschelding worde ver
leend van de boete groot 430, beloopen wegens te late ople
vering der timmer- en metselwerken aan de Irnsuraerzijl en de
daarbij behoorende gebouwen, brug en walbcschocijingen. Nadat
overeenkomstig het voorstel des Voorzitters besloten was tot de
onmiddellijke afdoening van het onderwerpelijk voorstel, zijn daar
over de beraadslagingen geopend.
De heer Bolten wenscht op te merken, dat bijna geen publiek
werk zonder overschrijding van den daarvoor gestelden termijn tot
stand komt, en dat op de toepassing der daarop bepaalde boete
gewoonlijk een adres tot kwijtschelding daarvan volgt, bij de be
oordeeling waarvan men niet naar een vasten maatstaf, maar
eigenaardig eenigzins willekeurig moet te werk gaan. Dit was
vroeger ook het geval bij de provincie, doch Ged. Staten zijn
var. die vroegere wijze van handelen teruggekomen en geven nu
geene kwijtschelding meer. Om evenwel aan het bezwaar van
den aannemer in sommige gevallen te gemoet te komen is in
de bestekken van de provinciale werken een maximum en minu-
mum van eventueel te verleenen vrijstelling van boete bepaald,
altijd gesteld naar mate van het bedrag der aannemingssom van
het werk. Ged. Staten geven daaraan dan uitvoering, door be
paling van den tax naar welke die vrijstelling behoort te ge
schieden zonder hiervan een bepaald voorstel te maken, geeft
Spr. in overweging om ook voor de stad dergelijke, inderdaad
doeltreffende maatregelen in te voeren.
De Voorzitter geeft te kennen dat het dagclijksch bestuur,
dergelijke wenken en voorlichtingen van bevoegde personen zeer
op prijs stellende, gaarne het oog op deze omstandigheid zal
gevestigd houden. Daarop is buiten verdere beraadslaging en
omvraag eenstemmig beslotenaan den adressant Wietze Jurjens
Jurjens te Dragten kwijtschelding te verleenen van de, wegens te
late oplevering der door hem in den jare 1866 aangenoraene
en thans uitgevoerde timmer- en metselwerken aan de Irnsuraer
zijl en de daarbij behoorende gebouwen, brug, walbeschoeijingen
enz. beloopen boete, tot een bedrag van 330 en die boete als
nog vast te stellen op eene som van ƒ100.
8. Voorstel van B. en W. tot wijziging der verordening van
politie op het trekveer tusschen Leeuwarden en Dockum vice versa.
Nadat besloten was dit voorstel onmiddellijk in behandeling
te nemen en af te doen, is dienovereenkomstig, buiten beraad
slaging en stemming besloten
De Raad der gemeente Leeuwarden
„Gelet op het verzoek van de gezamenlijke schippers, varende
„in het trekveer van Dockum op Leeuwarden en terug, dd.
„Sept. 1866,
„Gezien de verordening van politie op het bedoeld trekveer,
„vastgesteld door de Raden der gemeenten Dockum cn Leeuwar-
„den, respectivelijk bij besluiten van den 24 November en 23
„December 1857, laatstelijk gewijzigd by Raadsbesluiten van den
„28 April en 20 Mei 1864,
„Gezien de resolutie van Heeren Ged. Staten van Friesland
„van den 17 December 1866 no. 29,
„Gelet op art. 121 der Wet van 29 Junij 1851 (Staatsbl. no. 85),
„Besluit, voorbchoudens goedkeuring van heeren Ged. Staten
„van Friesland, art. 10 van bovengenoemde verordening van poli-
„tie op het trekveer van Leeuwarden op Dockum vice versa, zoo-
„als het laatstelijk gewijzigd is vastgesteld bij besluiten van den
„28 April 1864 en 20 Mei daaraanvolgende, wordt nader gewij-
„zigd cn gelezen als volgt
„De afvaart geschiedt:
-d. „Van Leeuwarden naar Dockum
I. „Van 1 Maart tot en met uit. Sept. a. des Maandags,
„Dingdags, Woensdags, Donderdags en Zaturdags met barges
Bijvoegsel tot de Provinciale Friesche Courant.
„getrokken door 2 paarden, des morgens te 6 en ten 10 ure
„en des namiddags met gewone trekschuiten getrokken door één
„paard ten 1 cn ten 5 ure
b. „des Vrijdags met barges getrokken door twee paarden des
„morgens ten 6 en ten 10 ure, cn des namiddags ten 2 en te
„4 ure en daarenboven met gewone trekschuiten getrokken door
„één paard als pakschuiten, des namiddags ten 12 enten 5 ure
c. „des Zondags met barges getrokken door twee paarden, des
„morgens ten 6 en ten 10 ure, en des namiddags ten 5 ure
„met gewone trekschuiten getrokken door één paard
II. „Van 1 Oct. tot uit. Febr. a. des Maandags, Dingsdag,
„Woensdags, Donderdags en Zaturdags met barges getrokken door
„twee paarden des morgens ten 6 en ten 10 ure en met gewone
„trekschuiten getrokken door één paard des namiddags ten 1
„en ten 4 ure
b. „des Vrijdags met barges getrokken door twee paarden (les
„morgens ten 6 en ten 10 ure cn des namiddags ten 2 en ten
„4 ure, en daarenboven met gewone trekschuiten getrokken door
„één paard, als pakschuiten des namiddags ten 12 en ten 3 ure
c. „des Zondags met barges getrokken door twee paarden des
„morgens ten 6 en ten 10 ure cn met gewone trekschuiten
„getrokken door één paard (les namiddags ten 4 ure.
B. Van Dockum naar Leeuwarden
I. „Van 1 Maart, tot uit. Sept. a. des Maandags, Dingsdags,
„Donderdags en Zaturdags met gewone trekschuiten getrokken
„door één paard des morgens ten 6 en ten 9 ure, en met barges
„getrokken door twee paarden des namiddags ten 1 en ten 5 ure;
b. „des Woensdags met gewone trekschuiten getrokken door
„één paard des morgens ten 6 en ten 9 ure, cn met barges ge
trokken door twee paarden des namiddags ten 2 en ten 5 ure
c. „des Vrijdags met barges getrokken door twee paarden
„des morgens ten 6 en ten 8 ure en des namiddags ten 2 en
„ten 4 ure, en daarenboven met gewone trekschuiten getrokken
„door één paard als pakschuiten, des morgens ten 4 en ten 6 !/2 ure;
d. „des Zondags met een trekschuit getrokken door één paard
„des morgens ten 6 ure, en met barges getrokken door twee
„paarden, des namiddags ten 1 cn ten 5 ure
II. „Van 1 Oct. tot uit. Febr. des Maandags, Dingsdags,
„Woensdags, Donderdags en Zaturdags, met gewone trekschuiten
„getrokken door één paard des morgens ten 6 en ten 9 ure, en
„met barges getrokken door twee paarden des namiddags ten
„1 en ten 4 ure;
b. „des Vrijdags met barges getrokken door twee paarden (les
„morgens ten 6 en ten 8 ure cn des namiddags ten 2 en ten 4
„ure, en daarenboven met gewone trekschuiten getrokken door
„één paard, als pakschuiten, des morgens ten 4 cn ten 6 l/i ure
c. „(les Zondags met trekschuiten getrokken door één paard
des morgens ten 6 ure en met barges getrokken door twee paar-
„(lcn des namiddags ten 1 en ten 4 ure.
„De plaats van afvaart en aankomst is te Leeuwarden op Cara-
straburen en te Dockum op de Vleeschmarkt.
„De overtogt geschiedt met dc barges in 2 uren en 30 roinu-
„ten cn met de gewone trekschuiten in 3 uur cn 15 minuten."
9. Voorstel van B. cn W. opzigtens een adres van de weduwe
Dirk Bisschop aan heeren Ged. Staten dezer provincie gerigt en
het verzoek bevattende om ontheffing van dc betaling van den
aanslag ten name van wijlen haren man, voorkomende in het
kohier van den hoofdclijken omslag over 1866, en zulks uithoofde
zij na den dood van haren man, voorgevallen in de maand Decem
ber jl., geen middel van bestaan heeft cn dus in behoeftige om
standigheden verkeert.
Ook omtrent dit voorstel tot dadelijke behandeling overgegaan
zijnde is dienovereenkomstig besloten
B. en W. te magtigen om den heer Commissaris des Konings,
namens den Raad in overweging tc geven bij heeren Ged. Stalen
4
-JÊL ..jt&L I
Uk,