r ,fr GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 9 Mei 1867. medegedeelde opmerkingen. Maar niettemin heeft hij ook be zwaar nu zoo voetstoots over te gaan tot eene regeling der school gelden dit punt cischt wezenlijk een meer naauwgezet onderzoek. Hij zou het daarom dienstig oordeclen, dat het 3e lid in dien ziü werd geamendeerd, dat B. en W. werden uitgenoodigd een ontwerp-besluit voor die regeling, met eene verordening op de invordering der schoolgelden aan den Raad in te dienen. Op die wijze laat men het punt voor het oogenblik nog onbeslist. De Voorzitter zou het in dat geval beter achten die opdragt op de Commissie te verstrekkendeze toch heeft het geheel be werkt en is beter dan het Collcgie in staat het noodzakelijk ver band te bewaren. De heer Duparc zegt dat eene terugzending aan de Commissie hem ook goed is; het is hem slechts te doen om dit punt nu niet af te doen, aan zijn amendement hecht hij niet als het door hem beoogde doel slechts wordt bereikt. Een goed geformuleerd amendement nu reeds omtrent de schoolgelden te doen is wezen lijk Bezwaarlijk, daar, zooals hij reeds vroeger zeide, in het 3e lid geen bepaald voorstel is opgenomen, maar verwezen wordt naar cijfers, in de voorafgegane beschouwingen opgenomenmen zou dus het verslag zelf moeten wijzigen en dit gaat toch moei- jclijk op. De heer Jongsma vraagt ot het niet beter zou zijn de behan deling van het 3e lid aan te houden tot de volg«nde vergade- riug; 't geldt hier cijfers en de regeling eener zaak waaromtrent men zoo mogelijk een zekeren basis moet nebben. Dit voorstel wordt ondersteund. De heer de Haan moet zich daartegen verklaren, uit aanmer king dat de Commissie deze zaak rijpelijk onderzocht en deze vergadering tegen het geheel geene overwegende aanmerkingen heeft. Alleen is een amendement aangenomen betrekkelijk het bedrag van de jaarwedde des hoofdonderwijzers dat mogelijk iets op het beloop der schoolgelden zou kunnen influenceren. Spr. zou niet weten wat de Commissie nu nog zou moeten ouderzoe- kcn. Bovendien de zaak vcreischt afdoening en daarom wil hij die zoo spoedig mogelijk regelen. Dc heer Attema kan na het zoo even gesprokene van het woord afzien. Dc heer Bloembergen acht het noodzakelijk dat deze zaak zoo spoedig mogelijk bevorderd worde en dat de Raad spoedig uitspraak doe omtrent zijn beginsel, wegens de betaling van liet schoolgeld van meerdere kinderen uit één huisgezin; dit is volstrekt noodig, doch het verhindert niet dat later een ontwerp ter tafel worde gebragt, als men nu de hoofdzaak vaststelt, kan men later de onderdeden bepalen. Dit is ook het beginsel der Commissie geweest. De heer Verwijs moet met den heer Bloembergen verschillen; hij ziet er volstrekt geen bezwaar in om het voorstel der Com missie zooals het is uitgedrukt, aan te nemen en de schoolgelden vast te stellen zooals ze op pags. 8 en 9 zijn vermeld. Behalve dat het den heer Duparc wcnschelijk voorkwam in de gradatie dier gelden eenigc wijziging aan te brengen, had de Raad daar tegen geen bezwaar, althans hem is dit niet gebleken. Wil men liever de zaak niet direct afdoen, dan acht hij het beter dat zij naar de Commissie terug ga. De heer Duparc zegt, dat hij het voorstel van den heer Jongs ma om de zaak tot later aan te houden wel kan ondersteunen; daar dit van zelf ook leidt tot het beoogde doel, om nu de rege ling niet vast te stellen. Den heer de liaan antwoordt hij, dat hij wel weet, dat de rijksburgerschool in de maand Sept. zal worden geopend en dat dc onderwerpelijke regeling voor dien tijd zal moeten geschieden, maar dit mag hem niet weerhouden de zaak goed nategaan. De wet op het middelbaar onderwijs bestaat bijna vier jaren, en eerst nu is een voorslel gedaan haar voor deze gemeente toe te passen. Hij maakt hiervan volstrekt geen ver wijt aan de tegenwoordige Commissie die met behoorlijken ijver een uitmuntend rapport heeft geleverdmaar het kan toch niet opgaan om, nadat de zaak ongeveer vier jaren heeft gerust nu zoo tot spoed aan te zetten. Spr. althans zal niet door zoodanige overwegingen van spoed zich laten leiden, om de zaak niet Daar behooren te onderzoeken er. te behandelen. De heer Westenberg wenscht evenmin de zaak dadelijk af te doen. Want ook hij heeft eene bemerking die hij aan het oordeel der vergadering wil onderwerpen. Naar het voorstel der Com missie komen de kosten der leermiddelen in de eerste vier jaren voor rekening van de gemeente, die in de latere leerjaren, ten koste van hem dij het onderwijs geniet. Zijns inziens is eene zoodanige regeling minder goed, en acht hij het beter dat die leermiddelen steeds door de gemeente verstrekt en bekostigd wor den men zal er de ouders der leerlingen mee gerieven. Than9 bestaat er eene soort van koopmanschap in oude leerboeken die niet moet worden bestendigd. Wel is waar zal dit meerdere kos ten geven doch het is oneindig bctJr. De heer Jongsma zegt, dat men het bewuste lid der conclu sie zou kunnen aannemen wanneer er stond, „in beginsel aan te nemen de schoolgelden te regelen tot het bedrag naar aanleiding van het rapport, maaar er staat „om ze te regelen tot het bedrag als in het rapport staat uitgedrukt." Indien dit laatste werkelijk zoo is dan zou het B. en W. gemakkelijk vallen door deze cijfers na te schrijven dc bedoelde ontwerpen den Raad aan te bieden. Dit kan evenwel de bedoeling niet zijn en daarom wenscht hij in deze tcregt belangrijk genoemde zaak, gebruik te maken van het licht dal de discussien zullen kunnen opleveren en dit ten nutte van veler belangen aan te wenden. Hij gelooft dat dat belang medebrengt de zaak aan te houden. De heer Verwijs heeft er bij nader iuzien ook minder tegen omdat de twee eerste leden van het voorstel, de voornaamste en waarbij eene meest spoedige afdoening te pas kwam, zijn aange nomen. Voorloopig kan de zaak dus marcheren en is het 3c punt miuder urgent; dc heer Westenberg achtte het geraden om de verstrekking en bekostiging der leermiddelen, ook voor dc laatste leerjaren, aan de gemeente te laten. De Commissie is tot het voorstel van bekostiging door de leerlingen gekomen, uithoofde zij overtuigd was van het moeijelijke in de uitvoering wanneer de gemeente daarmede bleef belast; die boeken toeh worden door dc leerlingen ter vertaling als anderzints naar huis genomen en het gcvjlg zal zijn dat niet altijd met de vereischte naauwgezet- licid zorg voor het gemeentelijk eigendom gedragen wordt. Het is daarom dat de Commissie het zoo voorstelt. De heer Suringar ziet na het zoo even gesprokene van het gevraagde woord af. De Voorzitter vraagt of het amendement van den heer Duparc ondersteuning vindt. De heer Duparc trekt zijn voorstel in, zich met dat van den heer Jongsma vereenigende. De heer Bruiflsma maakt de opmerking dat, indien men het 3e lid ter nadere behandeling aanhoudt, men dan wel geene uitvoering voor de resumtie der notulen aan de twee eerste leden der conclusie waartoe is besloten, zal kunnen geven en dat derhalve de te vragen autorisatie van Ged. Staten zoolang moet achterwege blijven. Kan dit echter wel geschieden, dan zal hij zich bij het voorstel scharen. De heer Duparc zegt dat daartegen zijns inziens volstrekt geen bezwaar bostaat vermits het hier betreft twee soorten van regelin gen, dc eene van het onderwijs, te onderwerpen aan het welbe vinden van Ged. Staten, dc andere van de schoolgelden die, als belastingzaak, de goedkeuring des Konings behoeft. De heer Attema gelooft dat men de zaak der schoolgelden hier even goed kan beoordeclen, als de reeds afgedane punten en dot men daaromtrent geen nadere voordragt der Comraissio Tr' JLW.S'S. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 9 Mei 1867. 79 behoeft. De kwestie komt eigenlijk op een heel klein veld neer, waaromtrent geen bezwaar bestaat er dadelijk over te stem men, vooral ook omdat (le heer Duparc zelf van zijn aan vankelijk voornemen tot het voordragen van een amendement is teruggekomen. Spr. is bovendien van oordcel dat die grada tie, waarvan sprake is, al een zeer luttel verschil zal uitmaken wel zul men voor 't eene kind iets meer dan voor het andere be luien en in zoover bestaat cr eenige onevenredigheid, doch de ouders betalen het en deelen daardoor in die wenschelijk ge achte gradatie, en dit is immers het but. Hij is overigens van oordeel dat het besproken punt voldoende genoeg door de Com missie is overwogen om op nieuw bij haar in behandeling te komen. De Voorzitter brengt alsnu het voorslel van den heer Jong sma in rondvraag 't welk daarop met 10 tegen 9 stemmen (die der heeren dc With, Gorter, Wijbrandi, Plantenga, Westenberg, Duparc, Jongsma, Verwijs en Rengers) is afgestemd. De heer Bloembergen wenscht, ten einde de zaak iets verder te brengen, voor te stellen dat de Raad zich alsnu verkiare om trent zijne zienswijze aangaande het stelsel der Commissie opzig- tens het bedrag der schoolgelden en neemt uit dien hoofde de vrijheid het volgend amendement voor te stellen,,ln hoofdzaak zich te vereenigen met de wijze van regeling der schoolgelden in het rapport aangegeven en de Commissie uit te noodigen een ontwerp-besluit tot regeling van het bedrag en de verordening op de invordering van deze te concipiëren." Op die manier zal de Raad zich verklaren op welke wijze de Commissie zal kun nen voorstellen dat men de schoolgelden zal behooren te regelen, zonder dat de Raad zich nu met het bedrag hebbe in te laten. Voor het geval er dus bij de Raadsleden bedenkingen tegen dc door dc Commissie gedane voordragt mogten bestaan, zal men best doen die bedenkingen al dadelijk kenbaar te maken, opdat de Commissie die kunne benuttigen bij het ontwerp. Dc heer Plantenga wil gaarne zijn bezwaar mededeelcn. Dat bezwaar bestaat hierin dat hij de schoolgelden te laag acht; deze toch zullen minder bedragen dan gedurende eene reeks van jaren betaald is geworden. Jaren aaneen i3 hier ter stedo op de fran- achc school voor jongens zoowel als die voor meisjes f 52 be taald dat bedrag blijkt niet te hoog te zijn, beide scholeu zijn zeer bevolkt en verkeeren in bloeijenden toestand, waarom nu het onderwijs op de nieuwe daar te stellen inrigting zoo belangrijk veel lager! die school toch zal voor het meerendeel en hoofdza kelijk bevolkt worden door leerlingen uit deu gegoeden stand en voor dien stand wil hij geen nieuwen last op de gemeentekas leggen. Veel heeft hij voor het onderwijs over, maar eene school als deze moet zich zelf kunnen bekostigen. Eene verhooging van 15°/o van het voorstel acht hij niet te bezwarend. Voorlager onderwijs wierd vroegere jaren op eene particuliere school f 37 betaald, de gemeente geeft dat zelfde lager onderwijs voor 20, waarom de gemeentekas op nieuw bezwaard ten behoeve van be langhebbenden die over 't geheel genomen bij magte zijn hooger schoolgeld te voldoen Dc heer Duparc meent te moeten opkomen tegen het zoo even gesprokene door den heer Plantenga, daar het in bepaalden strijd is met de wet op het lager onderwijs. Dat onderwijs toch is volgens art. 31 dier wet eenmaal een gemeentelast; de gemeente moet voorzien in de kosten. Art. 33 laat slechts toe eene te gemoetkoraing te vorderen, en nu zou het met letter en geest strijden, al de kosten door de leerlingen tc laten betalen. De heer Verwijs wenscht den heer Plantenga te doen opmer ken, dat het hier geldt de bepaalde, bij de wet opgenoemde vak- leen van lager onderwijs, ecu onderwijs derhalve dat zich niet zoover zal uitstrekken als wel vroeger plaats vond, toen op dc bewuste school, waar men 52 schoolgeld betaalde, van menig een de opvoeding voltooid werd, terwijl men iu de daar te stel len inrigting zich zal bepalen tot het geven van onderwijs in de beginselen der bij de wet opgenoemde leervakken. Velen zullen dit laatste onderwijs Diet begeeren omdat men het soms niet be- noodigd is. Zie hier wat vooral de Commissie bewoog het school geld niet hooger te stellen. Op voorstel van deu Voorzitter wordt wegens het vergevor derd uur de verdere behandeling van het rapport opgeschort tot de volgende vergadering. 12. Is ter tafel gebragt eene apostillaire dipositie van den heer Commissaris des Konings in deze provincie, waarbij, ten fine van berigt, consideratien en advies, in handen van den gemeen teraad wordt gesteld een, aan heeren Ged. Staten in dit gewest gerigt adres van de voogden der stads Armekamer alhier, het verzoek bevattende dat hun Collegie moge besluiten tot de ver nietiging en buiten effect stelling van het Raadsbesluit van 1-1 Februarij dezes jaars, genomen omtrent de door hen voogden ter goedkeuring aan den Raad ingediende 9uppletoire bcgrooting dienst 1866. Is op voorstel de9 Voorzitters besloten de voor melde stukken ten fine van rapport en voorstel te stellen in handen van de Commissie ad hoe. 13. Dc Voorzitter brengt namens B. en W. ter tafel het door hun Collegie opgemaakt en voorloopig vastgesteld kohier der plaatselijke directe belasting op het inkomen, ten behoeve dezer gemeente voor het loopend dienstjaar, met het daartoe be trekkelijk verslag van B. en W. en de tegen aanslagen op dat kohier ingekomen bezwaarschriften. Op voorstel des Voorzitters is besloten het voormeld kohier en de bezwaarschriften, ten fino van onderzoek en verdere behandeling te brengen in de sectien, met bepaling wijders dut gedacht onderzoek met 14 dagen moet zijn afgeloopen. 14. Is ter tafel gebragt, gelezen en ten fine van berigt en raad in handen van B. en W. gesteld, een adres van den heer G. M. Tetrode, woonachtig te Assen, het verzoek bevattende, dat aan hem moge worden vergund in ééns af te koopen de kosten voor het jaariijksch onderhoud van bij hem in bezit zijnde graf ruimten op de algemecne begraafplaats alhier. 15. Als boven een adres van eenige bewoners van de buurt Oldegalileën, behelzende nader verzoek om eene brug daar tc stellen ter plaatse van dc voormalige Verwersbrug. 16. De Voorzitter stelt voor te besluiten om op het schrij ven van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Leeuwarden dd. 3 April jl. inzake de stichting van eene nieuwe handelsbeurs eei> antwoord te geven. Is besloten dit voorstel in de volgende vergadering in behandeling te nemen. 17. Is ter tafel gebragt en ter visie van de leden gelegd eene resolutie van heeren Ged. Staten dezer provincie, betreffende het jaariijksch verslag van de hoofdcommissie van het bestuur der weduwen- en weezenbeurs voor onderwijzers in Friesland over 1865, eDZ. 18. Door de betrokken Raadscommissie wordt rapport uitgc- bragt omtrent de in hare handen ten fine van onderzoek gestelde aanvraag van de voogden der 9tads Armekamer alhier, om mag- tiging tot af- en overschrijving van- en op sommige artikelen der begrooting voor die administratie, dienst 1866. Ter visie om in eene volgende vergadering behandeld te worden. De Voorzitter sluit hierop de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1867 | | pagina 4