94
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 13 Junij 1867.
4. Voorstel van 15. cn W. aangaande een adres van A. van
Jelgerhuis, houdende verzoek om vergunning tol het dempen van
de sloot gelegen tusschen zijn erf en den stadssingel achter de
Infirmerie. Op voorstel van den Voorzitter is eenstemmig be
sloten, dit voorstel dadelijk in behandeling te nemen en af te
doen. De vergadering zich voorts met het door B. en W. voor
gestelde vereenigende, is dienovereenkomstig eenstemmig besloten
Aan den adressant A. van Jelgerhuis de door hem bij adres van
den 27 J April 1867 verzochte en boven breeder omschreven ver
gunning te verleenen onder voorwaarde
a. dat hij op zijne kosten de bedoelde sloot langs de gehecle
uitgestrektheid van zijn erf dempe tot de hoogte van den singel
b. dat hij in het gedempte gedeelte, op zijne kosten, op aan
wijzing van den Gemeente-Architect moet leggen en voortdurend
onderhouden ten genoegen van B. en W. een riool of pomp van
minstens 40 duim diameter;
c. dat hij tot scheiding van zijn erf en den publieken weg,
op het gedempte gedeelte op zijne kosten, van materialen ter
zijner keuze moet plaatsen en ten genoegen van B. en W. onder
houden een hek of rasterwerk waarvan de rigting, hoogte en hel
ling door B. en W. zal bepaald worden
d. dat bij nalatigheid van den rcquestraDt of zijne regtver-
krijgenden in de vervulling van een of meer dezer bepalingen,
de vergunning ingetrokken cn het hek of rasterwerk op zijne kos
ten, volgens de dan bestaande rigting, weder in eene sloot met
afmetingen van diepte en breedte ter keuze van B. en W. ver
anderd moet worden
e. dat, alvorens met de demping aan te vangen, de reques-
trunt eene op zegel geregistreerde verklaring bij het Gemeente
bestuur deponere, waarbij hij zich en zijne opvolgers verbindt tot
de rigtige uitvoering van de hier gestelde voorwaarden. Voorts
is besloten aan dit besluit vóór de resumtie der notulen de ver-
eischte uitvoering te geven.
5. Alsnu is aan de orde de behandeling zoo der conclusie
van het rapport der llaads Commissie belast geweest met het in
stellen van een regtskundig onderzoek naar de gegrondheid der
aanspraken van voogden van het St. Anthonij Gasthuis te Leeu
warden, op den eigendom van eenige perceelcn gronds in de na
bijheid van de Potmarge gelegen, als van de daarop door de
heeren mr. C. Wiersma en E. Bloembergen, voorgedragen amen
dementen.
De Voorzitter geeft in overweging om tot de behandeling
over te gaan.
De heer van Sloterdijck acht het beleefdheidshalve beter met
die behandeling te wachten tot dat de voorstellers der bewuste
amendementen ter vergadering tegenwoordig zijn. Niet alleen
is de heer Bloembergen voor het oogenblik afwezigook de heer
Wiersma schijnt niet ter vergadering te zullen komen.
l)e Voorzitter zegt hierop dat de behandeling dier conclusie
reeds een en andermaal i3 verdaagd en wel laatstelijk tenge
volge eener gelijke objectie door den heer Rengers gemaakt. Spr.
meent echter dat de Raad kwalijk langer met de afdoening dezer
zaak kan wachten.
De heer Jongsma vraagt of de heer Wiersma schriftelijk van
zijne afwezigheid heeft doen blijken.
De Voorzitter beantwoordt dit ontkennend.
De heer Jongsma zegt bijzonder te hechten aan het in acht
nemen van de vereischte beleefdheid, doch is tevens van oordeel
dat is eene zaak reeds bij den Raad in behandeling, de afdoening
daarvan niet behoort opgehouden te worden. De voorsteller van
een amendement, vindt alligt een geestverwant waaraan hij de
toelichting en verdediging van het amendement zal kunnen op
dragen.
De Voorzitter brengt in rondvraag, de vraag of men tot de
behandeling zal overgaan. De vergadering besluit daartoe een
stemmig doch besluit tevens om die behandeling na de afdoening
der volgende punten te doen plaats vinden.
6. Gelijk besluit wordt mede genomen ten aanzien van de
sub 6 van den oproepingsbrief beschreven missive van heeren voog
den van het St. Anthony Gasthuis, waarbij aan de gemeente in
eigendom worden aangeboden de levensgrootte portretten van
Koning Willem II en Koning Willem III.
7. Alsnu is aan de orde gesteld het rapport der Commissie
aan welke is opgedragen een onderzoek intestellen naar het doel
matige der oprichting eener stads apotheek in de gemeente en
hare werking in andere plaatsen.
De Voorzitter opent de beraadslagingen over de algemeene
strekking van het rapport.
De heer Jongsma is van oordeel dat de beraadslaging over
de algemeene strekking eischt de bespreking over het beginsel
waarop het voorstel rust. Hij brengt daartoe de in het rapport
behandelde vraag: Is het goed dat de gemeente zich begeve
op het terrein tot dus verre door de particuliere industrie alleen
ingenomen? Uit dat rapport blijkt tevens dat die vraag door de
meerderheid der Commissie in toestemmenden zin is beantwoord.
Hij is er toe gekomen in zienswijze met die meerderheid te ver
schillen, omdat hij meent dat de gemeente geene verdere schre
den op dat terrein zal zetten, en het is die zienswijze die er
hem toe leidt al dadelijk bij de discussie over de algemeene
strekking, zijne stem in dien zin te verheffen.
De heer Uosterhoff vermeent dat in dezen wel niet direkt
sprake kan zijn dat de gemeente zich begeeft op het terrein
van de particuliere industrie, als betreffende het iu dezen enkel
de voorziening in de voor de armen gevorderde geneesmiddelen,
alleen dus voor het eigen gebruik en geenzins ten behoeve van
particulieren. Van het zich begeven op het terrein der particu
liere industrie is hier dus minder sprake.
De heer Gorter is van oordeel dat de aanschaffing van de.
voor de gemeente-armer, benoodigde geneesmiddelen, op de door
de Commissie voorgestelde wijze, vrij wat overeenkomt met de
verkrijging van sommige objecten der stads fabricage, te weten
wat de gemeente voor smidswerk en verwerswerk aan de werf
behoeft, en voor hare gebouwen en inrigtingen benoodigd is, en
is het hier naar Spr. mcening geene directe inmenging in de
particuliere nijverheid.
De heer Brunger is het met de heeren Oostcrhoff en Gorter
niet eens en gelooft dat daar waar het geldt de levering van
medicijnen aan de gemeente ten behoeve van hare armen, door
particulieren, het dan wel nimmer twijfelachtig kan wezen of de
bewuste inmenging bestaat wel degelijk, dan is er wel degelijk
sprake van eigen exploitatie; immers men kan het niet noemen
een beproeven om het tot lager bedrag te doen aannemen. Nu
is het Spr. niet gebleken, dat de bestaande taux waarnaar de
levering van. medicamenten ten behoeve van de armen geschiedt
te hoog is, of anderziuts dat de apothekers, door dat die taux
te laag is gesteld, weerhouden worden de leverantie te doen,
zelfs niet wanneer die taux lager gesteld werd. Uit dien hoofde
wenscht Spr. alvorens tot de oprigting eener eigene apotheek over-
tegaan, eerst te beproeven bij een lagere taux de publieke con
currentie in te roepen en alle middelen te beproeven om die
levering op de voor de gemeente voordeeligste wijze te verkrijgen.
De heer Jongsma beweert dat het denkbeeld van oprigting
eener gemeentelijke apotheek in strijd is met de tegenwoordige
begrippen van staatshuishoudkunde. Het is ecu denkbeeld dat,
naar Sprs. oordeel riekt naar begrippen en wijze van handelen
van de vorige eeuw, toen de gemeente, opzigtens de aanschaffing
van de voor haar benoodigde zaken, als een huisvader te werk
ging; toen de burgers gewoon waren op den staat of de gemeente
te leunen toen de krachten van het individu nog niet dermate
waren ontwikkeld als thans toen de kracht der vrije mededinging
nog niet werd erkend en toen de staat de kracht van het lais
sez faire nog miskende. Volgens de resolutie boeken kwam het
reeds in den jare 1776 wenschelijk voor eene eigene apotheek
daartestellen en werd eene Commissie uit den magistraat met hot
GEMEENTERAAD 'IE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 13 Juni 1867.
95
onderzoek daarnaar belast; de zaak zelf evenwel kreeg geen ge
volg en dat is zeer opmerkelijk, want de zaak zelf, behoorde
t'huis in do regeerkunst van die dagen. liet denkbeeld dier
oprigting dus, behoort tot de idealen van een vorig, bereids af
gesloten tijdvak, weinig overeenkomende met de denkbeelden en
het wezen van den tegen woord igen tijd en de thus gehuldigde
beginselen van staatshuishoudkunde, ook nedergelcgd in onze ge
meentewet. Hierbij komt nog datwerd iu casu tot de
oprigting overgegaan, men ten zeerste zoude treden in belangen
waarin door de particuliere nijverheid zoo overvloedig wordt voor
zien. Spr. wil alleen dan het gebied der particuliere nijverheid
betreden wanneer het zal zijn gebleken dut, hetzij door onver
mogen, hetzij door onwil, van den kant der individuen
de gemeente gedwongen werd zelf zich de benoodigd heden aan
te schaffen, zelf als leverancier voor zich zelf op te treden. Der
gelijke noodzakelijkheid bestaat hier in gecnen decle, die uitzon
dering is ook voor de toekomst in deze gemeente niet zeer waar
schijnlijk. Door een der leden is Spr. tegeugevoerd dat het hier
niet betrof het betreden van het terrein van der particulieren
industriehij laat de gegrondheid van dat beweren op hare plaats,
maar wijst slechts op hetgeen in het slot van 't rapport der Com
missie wordt gezegd, „dat het namelijk bij de oprigting eener ge
meentelijke apotheek de vraag zou kunnen wordenof kerkelijke in
stellingen ook tot het gebruik maken daarvan, konden worden toege
latenSpr. wil hoopen dat deze vergadering in geen geval dat
denkbeeld waardoor de op te rigten «/ac/^-apotheek reeds als
leverancier van andere en kerkelijke instellingen van weldadig
heid optreedt, tot het hare zal willen maken, want waarlijk dus
doende zoude liet aannemen van dit rapport zijn, de eerste schrede
op een hellend vlak, eene daad welker gevolgen geheel anders
zullen zijn, dan zij die nu met het beginsel zijn ingenomen zich
voorstellen.
Den heer Rengers doet het in de eerste plaats genoegen te
hebben gezien dat de Commissie zich zooveel moeite in de be
wuste zaak heeft, gegeven en daarbij zoo duidelijk en volledig is te werk
gegaan. In de tweede plaats moest hij echter opmerken, dat hij
het niet in allen deele roet de Commissie eens is, en niet geheel
met hare conclusie kan instemmen, ofschoon hij te gelijk inoet
observeren niet zoo geheel en radicaal tegen het beginsel van
eigen exploitatie te zijn gestemd als de heer Jongsma dit is.
Men kan zeggen het behoort tot een afgesloten tijdvak cn tot
verouderde, sedert gewijzigde begrippen, doch Spr. meent dat
de cijfers hier alles moeten afdoen en uitspraak doen over het
al dan niet aannemelijke der zaak. Het denkbeeld van eigen
exploitatie moge strijden met de hecrscher.de theorien, deze zul
len bij hem weinig gewigt in de schaal leggen, wanneer de cij
fers voor het goede en aannemelijke eener zaak pleiten. Doch
die cijfers geven hem in dezen niet de vereischte overtuiging dat
het voordeel dat de eigen exploitatie der gemeente zou aanbren
gen, zóó groot, zóó overwegend zou zijn. Het blijkt uit de gege
vens van het rapport dat ieder recept aan de gemeente 35 cents
ko3t; dit wordt ook niet door de mindedieid weersproken, daar
deze enkel opkomt tegen het gesteld kostenbedrag aan de ex
ploitatie verknocht, cn beweert dat dit minstens 17 cents per
recept moet zijn tegenover de meerderheid die 10 cents ruim
voldoende acht. Doch ook die minst voordeeligc becijfering voor
de ware gehouden, dan blijft het verschil nog altijd belangrijk
genoeg om eene eigene exploitatie aannemelijk te doen achten.
Tegenover deze voordeeligc zijde heeft Spr. evenwel eene meer
ongunstige te stellen, die het hem huiverig maakt om het voor
stel van de meerderheid te omhelzen. De Commissie nl. heeft
genomen een tijdvak van vijf jaren, dat men over het geheel ge
nomen, onder de ongunstige kan rangschikkenzoo is b. v. daar
onder opgenomen 1861, dat in zake de geneeskundige armver
zorging ontzettende kosten heeft geëischt. Die ongunstige jaren
nu geven de meest voordcelige uitkomsten voor de stelling van
de meerderheid der Commissie, zooals wel van zelf spreektwan
neer men de kostbaarheid der toenmaals aangewende medicamen
ten in het oog houdtdaarom is naar Sprs. meening de grond
waarop de conclusie der Commissie berust minder aannemelijk
en ware het verkieslijker geweest een vijftal gewone ziekte-jaren
als maatstaf voor de berekening uit te kiezen. Spr. bevestigt
voorts dit betoog door het bijbrengen van eenige becijfering, aan
het einde waarvan Spr. voorts verklaart, dat het te verkrijgen
voordeel voor de gemeente, hem tc gering schijnt om alleen op
dien grond tegen dc particuliere industrie in het strijdperk te
treden, en dat het denkbeeld van den heer Brunger hem dan
meer toelacht, om uamelijk eerst ernstig te onderzoeken of men
door publieke aanbesteding dc levering der benoodigde genees
middelen ook voor litgeren prijs kan bekomen.
De heer Duparc is het in hoofdzaak met den heer Jongsma
eens doch gelooft dat men het denkbeeld van eene stads-apothcek
tweeledig kan opvatten. Beoogt men er mede dat de gemeente
zelve regtstreeks zal voorzien in de verstrekking van geneesmid
delen ten behoeve van hare eigene armen, dan is er, volgens
Spr. geen overwegend bezwaar om tot het oprigten van eene
stads-apotheek over tc gaan, indien de gemeente er door kan
worden gebaat. Wil men echter zoodanige apotheek ook voor
kerkelijke armbesturen doen dienen, dan is Spr. er bepaald tegen,
omdat de gemeente zich dan op het gebied der particuliere nij
verheid zou begeven, waartoe in dezen geene noodzakelijkheid
bestaat, cn zij zou dan bovendien in eene minder geoorloofde
concurrentie met sommige harer ingezetenen treden. Vóór alles
echter moet hier het gemeente-bclaug gelden, gelijk ook reeds
door den heer Rengers is opgemerkt. Afgaande op de cijfers van
de meerderheid der Commissie, zou Spr van oordeel zijn, dat
zoodanig belang hier \oor de oprigting eener stads-apotheek pleit.
Moeijelijk kan hij aannemen, dat hetgeen voor andere steden
waar is, niet ook waar zou zijn voor Leeuwarden. Hij herhaalt
het echter, dat hij de inrigting uitsluitend voor de stads armen
wil doen strekken en, zoo hij er toe mogt overgaan om vóór dc
conclusie te stemmen, dan zou hij dit slechts onder die reserve
doen. Hij vindt zich tot deze verklaring genoopt door dc be
reids door de heer Jongsma geciteerde zinsnede in het rapport
der Commissie. Daartoe, hij herhaalt het, zal hij om de opge
geven reden, nimmer medewerken. Die zinsnede komt hem voor
een krachtig wapen te zijn voor de bestrijders der zaak. Hij
wenscht zich nog eene opmerking te veroorloven ten aanzien der
kosten, die, zijns inziens, te laag zijn uitgetrokken inzonderheid
de belooning van den apotheker. Eene jaarwedde van slechts
ƒ900, met vrije woning is inderdaad te laag \oor iemand aan
het hoofd vanzoodanige belangrijke geraeente-inrigting geplaatst. Men
moet niet uit het oog verliezen, dat deze ambtenaar ecu weten
schappelijk gevormd man moet zijndat de nieuwe wet op dc
uitoefening der artsenijmengkunst ook voor de apothekers lioo-
gere eischen heelt gesteld, waardoor hun getal vooreerst niet zal
toenemen, zoodat men al dadelijk zal hebben eene beperkte keuze
cn, slaagt men al iemand te verkrijgen, toch zal bloot staan aan
gedurige wisseling in het personeel, dat voorzeker niet goed op
de inrigting zal werken.
De heer de Haan. Er is gesproken over het treden der ge
meente op het terrein der particuliere industrie. Spr. wil niet be
twisten de aangevoerde gronden volgens welke, uit een staatshuis-
houdkundig oogpunt beschouwd, eene eigene exploitatie in alles
niet zoo voordeelig voor eene gemeente is te achten, maar het
blijft zijns inziens niettemin waar dat een vasthouden aan dat
beginsel evenzeer zijn nadeel heeft, dat toch ook daaruit winsten
voor dc gemeenten zullen kunnen voortvloeijen die waarlijk niet
te versmaden zijn ziet men kans eenige honderden voor dc ge
meente te kunnen besparen, men is verpligt zulks te bevorderen.