93 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 13 Junij 1867. althans was het vroeger) naar eene taux plegen berekend te wor den, welke voor de stads-apotheek winst afwerpt, ten gevolge waarvan het geleverde voor eigen armen der gemeente zooveel te goedkooper te staan komt. Ditzelfde geschiedt ook elders en het is volstrekt geen vreemd verschijnsel dat men voor eigen armen zoo veel te goedkooper geneeskundige behandeling bedingt, door voor elders armlastigen eene hoogere bclooning toe te staan. Spr. zou, op grond van vroegere ervaring voorbeelden kunnen bijbrengen van gemeenten waar men de eigene armen, wat de jaarwedde van den geneesheer aanging, bijna gratis verpleegd kreeg, als wordende die kosten gehoed uit hetgeen men wegens de elders armlastigen in rekening brengt. Dat zelfde blijkt uit het rapport zelf, waar men op pag. 88 leest: Verder zij nog opgemerkt, dat men te Alkmaar met de hervormde Diaconie een contract heeft gesloten, waarbij het recept voor hare kerkelijke armen op 7 cent is bepaald en voor elders armlastigen op 17'/2 cent." Wat vraagt Spr. heeft men van zoo iets te denken P Een van tweeën schijnt waar. Of men geeft aan de Diakonie de geneesmiddelen veel te goedkoop of men geeft ze haar lot dien prijs, ten koste van hetgeen men voor el ders armlastigen te veel vordert. Met dit voorbeeld voor oogen behoeft men waarlijk niet meer te vragen welke waarde aan die van elders ontleende cijfers te hechten is, voor de waardering van hetgeen in deze gemeente aan ingrediënten voor de gereed gemaakte recepten zou zijn te koste gelegd, zoo er eene stads apotheek had bestaan. Spr. gelooft inderdaad niet dat de eigen exploitatie in dezen de weg is dien men behoort in te slaan en hij is het geheel met den heer Jongsma eens dat de gemeente eene eerste schrede zou zetten op een hellend vlakeen weg zeer gevaarlijk om te bewandelen en waartoe Spr. nimmer zijne stern zal kunnen geven. De heer Jongsma stelt voor om de discussie over de alge- meenc strekking te sluiten, aangezien de meeste Sprekers reeds lang het terrein der algcmcene strekking verlaten hebben, en zeer belangrijke uitstappen hebben gemaakt op dat der bijzondere pun ten van het rapport. De Voorzitter zegt dat het hem voorkomt zeer moeijelijk te zijn om tot die motie van orde te besluiten. De bedoelde be raadslagingen toch kunnen in dezen niet al te beperkt worden genomen, vooral hier is dit moeijelijk waar de conclusie zoo be perkt ishet is daarom dat hij zwarigheid zou maken de dis cussie over de algemeene strekking te sluiten, vooral ook omdat het belang van de zaak het medebrengt de zaak goed te bekijken. De heer Oosterhoff wenscht in antwoord op het gesprokene door den heer Bloembergen te kennen te geven, dat de motieven door de meerderheid der Commissie in haar rapport vervat, niet steunen op cijfers uit de lucht gegrepen zooals die geachte Spr. zich uitgedrukt heeft. Hij kan den heer Bloembergen daarom- ointrent volkomen gerust stellen, en zijne vrees daarvoor is on gegrond. Het zijn niet de cijfers der Commissie zelf, maar van geheel officiëlen aard. Het zijn gegevens op aanvraag van de Commissie door de onderscheidene gemeentebesturen verstrekt het oordeel deswege door den heer Bloembergen geuit is der halve hier als minder gepast aan te merken. Die geachte Spr. is voorts van meening dat het kostenbedrag ad 2600, veel te laag zou wezen. Spr. kan die bewering niet deelen en verwijst dienaangaande naar de opgaven ter zake betrekkelijk en wil al leen observeren dat gezegd bedrag zelfs hooger is dan er te Haarlem voor wordt besteed. Hij kan volstrekt niet beamen dat men te Leeuwarden duurdere apotheek zou moeten hebben dan wel elders. De Voorzitter brengt nu overeenkomstig het voorgeschrevene bij het reglement van orde, de door den heer Jongsma voorge stelde motie van orde in behandeling en vraagt of die de ge vorderde ondersteuning vindt. Niet ondersteund zijnde, vervalt zij. De heer Bruinsma wenscht den twijfel te benemen die mogt zijn gerezen omtrent de in zijne nota voorkomende cijfers en wel speciaal die op pag. 90 van het verslag vermeld. Hij kan daaromtrent verklaren dat de gelegenheid bestaat ze te verifi ëren, door inzage van de boeken die op aanvraag zijn te beko men. Ook de meerderheid der Commissie heeft zich daarvan kunnen overtuigen. Tevens kan hij Diet voorbij zijne bevreem ding te openbaren dat de meerderheid buiten zijn medeweten cenige recepten heeft doen opgeven om daarop hare berekening te vestigen. Wat den prijs van het recept aangaat, deze is ge heel afhankelijk van hetgeen de geneesheer voorschrijft en hoe dit elders in ziekenhuizen b. v. geschiedt is bij deskundigen van algemeene bekendheid. De kosten van het elders toegediend in grediënt zijn in den regel zeer laag en het is juist daardoor dat de meerderheid met een zoo groot voordeel haar oordeel in de zen kan ondersteunen. Spr. wil echter zijn oordeel en betere in- zigten niet opofferen aan het resultaat van gegevens die later zouden blijken minder juist te zijn geweest; de beweegredenen daartoe zijn in zijne nota vervat en hij veroorlooft zich (ie vrij heid daarnaar te verwijzen. De gemeente mag zich naar Sprs. oordeel piet dan noode inlaten met eenige industriële zaak, dit is dan ook blijkbaar uit de gemeentewet af te leiden, alleen dan laat de wet het toe wanneer het zonder eenige winst voor de gemeente te behalen kan geschieden, en deze laatste bepaling is voor Spr. voldoende om te worden aangemerkt als een vermomd verbod. Men zou in vele zaken eveneens kunnen handelen een ambtenaar benoodigd zijnde zou men eene oproeping knnnen doen en vragen wie het voor minder dan 600 b. v. zou willen waar nemen, een architect zou men alligt tegen ƒ1200 kunnen beko men en zoo voorts. Maar dit kon onmogelijk tot voldoende uit komsten leiden. Die ambtenaren zouden welligt veel te wen- schen overlaten en de gemeente eer benadeeld dan gebaat wor den. De heer Rengers heeft er reeds op gewezen dat de Com missie hare berekening heeft gemaakt over jaren die het meest te verkrijgen voordeden ten behoeve van de gemeente zouden aantoonen dit is inderdaad het geval, gewone jaren leveren zulk eene bate te Leeuwarden niet op. De kosten, door de meerder heid op 2600 geraamd, worden door den heer Bloembergen geacht te laag gecalculeerd te zijn, ook Spr. stemt dit volledig toe. Voorts spreekt de meerderheid van ƒ200 huishuur voor het gebouw en voegt er bij „zoo noodig," het oog hebbende op een of ander tot het doel geschikt gebouw dat de gemeente zou kum- nen verstrekken, maar Spr. moet toch opmerken, dat al had de gemeente genoegzaam geschikte lokaliteit, dan toch altijd de kos ten van het gebouw in rekening behooren gebragt te worden. Over andere kleinigheden wil Spr. het stilzwijgen bewaren doch oordeelt dat de kosten minstens 1000 te laag geraamd zijn. De heer OosterllofF geeft den hoer Bruinsma te kennen dat de recepten waarvan Spr. gewaagde en waarvan de meerderheid gebruik maakte, aan deze door een voormalig armendoctor zijn verstrekt geworden, die daartoe 79 recepten zoo nis die dagelijks voorkomen, uitkoos. Het resultaat daarvan kwam der meerder heid van de Commissie nllezins aannemelijk voor daarop hare berekening tc bouwon. Door den heer Bruinsma is voorts be weerd dat de kosten bij de tot grondslag liggende berekening voor het maken van een recept 20 cents zouden bedragen, dit is minder juist als zijnde hoogstens 12 cents. De heer Bloembergen heeft het woord gevraagd om nader toe te lichten de door hem gebezigde uitdrukking, als zouden de dooi de meerderheid gebruikte cijfers uit de lucht zijn gegrepen. On danks de ergernis welke deze uitdrukking bij een lid der Com missie heeft verwekt, moet Spr. verklaren daarvan niets terug te nemen. Het is Spr. integendeel nu duidelijk geworden hoe de meerderheid tot zulk eene min juiste gevolgtrekking is kunnen komen. Hetgeen door de meerderheid als maatstaf van bcreke- GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 13 Juni 1867. 99 ning werd aangenomen, is dit inderdaad niet, want die gegevens hebben allen het zelfde gebrek. Zij hebber, betrekking of op eene veronderstelde of op eene elders gevolgde receptuur, met op de werkelijkheid zooals zij hier bestond en die vooral in de laatste jaren medebragt dat kostbare ingrediënten in grootc hoe veelheden ten behoeve van de armen moesten worden voorgeschreven. De heer Bruinsma moet den heer OosterholF nog opmerken dat zijne becijfering der kosten van een recept in het geheel niet overdreven is en hij verwijst des betreffend al weder naar de gege vens in het rapport vervat. Voorts moet hij met den heer Bloem bergen zeggen «lat het weinig beteekent om een 70 a 80 recep ten zoo maar voetstoots op te schrijvendat het minder de vraag is wat men kan voorschrijven, maar wel wat er voorgeschreven is en in den regel den armen wordt toegediend, en dat dit laat ste alleen datgene is wat hier met de werkelijkheid overeenkomt, kan blijken uit de receptenboeken. De heer OosterhOË' moet, ondanks het aangevoerde door voor gaande Sprs. er bij blijven dat volgens de gegeven resultaten over het vijfjarig tijdvak 1861 1865, het getal recepten gemiddeld bedroeg ruim 21000 en dat de administratie-kosten 12 cent het recept bedragen, cn niet racer zoo als is beweerd; dat het zijns inziens weinig tot de hoofdzaak afdoet wat ter zake de verpleging elders geschiedt en dat bij zich in zijn regt kan achten aan de cijfers in het rapport vervat, tc blijven vasthouden. De Voorzitter sluit hierop de beraadslagingen over de alge meene strekking van het rapport, en brengt alsnu in behan deling de conclusie van dat rapport, luidende: „Dat de Raad besluite tot het daarstcllen in deze gemeente van eene stedelijke apotheek en B. en W. uit te noodigen daartoe voorstellen aan den Raad te doen." De heer Jongsma zegt dat het hem is voorgekomen dat het door hem voorgestaan beginsel niet alleen niet genoegzaam is bestre den, maar dat het zelfs bijval heeft mogen ondervinden, alsmede dat de Commissie die zich zooveel moeite omtrent de details heeft gegeven, dit beginsel in haar rapport eenigzins zwak ontwikkkelt en verdedigt. Wel wil bij niet beweren dat waar het beginsel goed is te noemen ook altijd de toepassing goed zou wezen, dit hangt van bepaalde toestanden af die dikwijls zeer verschillend zijn. In dezen met het oog op de bestaande omstandigheden, is hij er toe gekomen om zich bepaald legen het voorstel van de meerderheid te verklaren, en hij blijft er bij dat de gemeente zich zou begeven op een hellend vlak, ging zij over eene eigene apotheek op te rigten, want deze zoude in het begin alleen op- gerigt worden ten dienste van de stadsarmen, maar om te kun nen blijven bestaan, zoude zij op den duur hare diensten ook aan andere armbesturen en godshuizen gaan aanbieden. Dit is het hellend vlak waarvoor hij vreest. De heer Du pare ofschoon niet ongenegen de zaak zelf goed te keuren, gaf echter te kennen zijne goedkeurende stem aan het voorstel te zullen onthouden wanneer het tnaar eenigzins in de bedoeling mogt liggen om ook andere dan de eigen armen, van geneesmiddelen te voorzien. Spr. verheugde zich dit te hooren, want het zou kunnen zijn dat men nu geenszins plan had de bewuste inrigting tot dat einde dienst baar te doen zijn, doch dat men later dat denkbeeld zou laten varen en dat het nageslacht eene geheel andere wijze van exploi tatie invoerde, dan door de oprigters was bedoeld. Het tweede bezwaar dat bij Spr. bestaat is dit de exploitatie van gemeen tewege kan nimmer zoo voordeelig zijn als die welke door par ticulieren gedreven wordt. Voor dit sustenu pleit de min gun stige gang der werkhuizen door of van wege de gemeente be stuurd wordende, die overal waar men zoodanige werkhuizen beeft, kan opgemerkt worden. Er bestaan gegronde redenen om van personen die een vast salaris genieten, niet die activiteit te kunnen ver wachten als welke bij particulieren bestaat, die tuk op winst zijn, omdat hunne eigene belangen daarmede regtstrecks gemoeid zijn. ITet kan niet anders, zulk eene gemeentelijke zaak werkt immer nadeeligcr. Thans vindt Spr. zich geplaatst tusschen the orie en cijfers en deze laatsten zouden het moeien zijn om hem gunstig voor de voordragt te stemmen dit is echter geenzins het geval. Ilij kan zich voorstellen dat de Commissie die zich in deze zaak zooveel moeite gegeven heeft, eene gunstige ver wachting koestert van het resultaat barer bemocijngcn. Spr. moet echter verklaren dat hij over dat resultaat niet zoo gunstig denkt cn, daar het hem voorkomt dat het voor de gemeente te verkrij gen voordeel cigentlijk alleen te verwachten is, gelijk overal el ders van de leverantien aan andere instellingen, daarom wenscht hij ook op grond van die cijfers hier niet in toepassing te bren gen wat hij in beginsel wraakt. De gemeentelijke administratie is buitendien reeds zoo inge wikkeld, moeijelijk en tijdroovend, zoodat men nu reeds moeije lijk raadsleden cn hoofden van gemeentebesturen kan vinden die de opengevallen plaatsen willen vervullen, dat hij zwarigheid maakt om door het geven van zijne stein aan het voorstel, die werkzaamheden nog te helpen vermeerderen, weshalve hij zich onder de tegenstanders blijft scharen. De heer Rengers meent zich in zijne vorige rede aan eenige onnaauwkeurigheid schuldig te hebben gemaakt. Hij heeft na melijk gezegd dat de Commissie de minst gunstige jaren tot gromlslag haror becijfering had genomen, hij erkent dat de jaren 185860 nog ongunstiger waren, doch is daarom niet over tuigd in zijn verder betoog omtrent de uitkomsten van vorige jaren onjuist te zijn geweest. Volgens dc statistiek indertijd door den heer Meursinge geleverd, wenscht Spr. het jaar 1841 tot grondslag der berekening te nemen, dat onder de 30 aan 1858 voorafgaande jaren een ge middeld ziekte-cijfer aanbiedt. Wanneer nu Spr. op dat jaar dezelfde berekening als die van de Commissie op pag. 89 van 't rapport voorkomende, toepast, komt hij ua de uitkomsten dier berekening specifiek te hebben opgegeven tot het resultaat, dat in gemeld jaar, het zuiver voordeel voor de gemeente uit eigen exploitatie voortvloeijcnde, niet meer zou hebben beloopen dan 28. Nu is 1841 een gewoon ziekte-jaar, het zou echter uit de be rekeningen toegepast op een zeer gezond jaar blijken, dat juist zulke jaren zeer ongunstig voor de stedelijke apotheek konden worden. Een resultaat dat waarlijk wel niet zeer aanmoedigend is om voor eigen exploitatie te stemmen, althans voor Spr. is het eene genoegzame reden om zich, ondanks alle aangevoerde argumenten daaraan niet tc wagen. De heer Westenberg zegt te behooren tot degenen die gcene concurrentie met de particuliere industrie willen dan alleen wegens de geneeskundige behandeling van eigen armen. Daarom zou hij alleen voor het voorstel kuunen stemmen onder die reserve cn mits dan werkelijk voordeel voor de gemeente kan worden behaald. Nu heeft hij echter gehoord dat die winsten hoofdzakelijk zouden moeten proflueren uit de kosten van de ge neeskundige verpleging ten behoeve van elders domicilie heb benden en door tegen vermeerderde prijzen ook aan andere inrig- tingon van armverzorging tc leveren; op dat terrein wenscht hij zich niet te bewegen. Derhalve alleen dau, wanneer het uit de latere discussie mogt blijken dat de verstrekking van medicamenten aan de eigen armen, genoegzame voordeelen aan de gemeente op levert, zal hij zich het voorstel tot gemeentelijke exploitatie verklaren. Dc heer Dliparc zegt dat de verdere loop der discussien van dien aard is geweest dat er veel nieuw licht over deze zaak is verspreid geworden. Dit heeft indruk op hem gemaakt en hij moet verklaren dat hij aanvankelijk wel geneigd was vóór de conclusie te steramen, maar dat zijne denkbeelden over deze aan gelegenheid thans door de verkregen nadere inlichtingen veel wijziging hebben ondergaan. Alvorens echter zijne stem te bepa len rigt hij nog eene vraag aan de Commissie n.l. deze, of in

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1867 | | pagina 4