100 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 13 Junij 1867. de gemeenten die zij als voorbeelden heeft bijgebragt ook door de diakonie-besturcn van de stads-apotheek wordt gebruik ge maakt? zoo ja, dan kunnen die voorbeelden niet racer gelden, dewijl de voordeelen dan zouden zijn verkregen op eene wijze die niet anders dan te ve werpen is en dan vervalt natuurlijk ook iedere vergelijking van Leeuwarden met de aangehaalde ge meenten. Hij verzoekt de Commissie een pertinent antwoord op deze vraag. De heer Bruinsma geeft in antwoord op de vraag van den heer Dupare te kennen dat de verlangd wordende inlichting ge noegzaam wordt aangetroffen in het jaarlijksch verslag van de gemeente Alkmaar, over 1866, alwaar op pag. 31 den stand der apotheek in die gemeente wordt opgegeven. Daaruit blijkt bo vendien genoegzaam dat het verlies op de verstrekking van ge neesmiddelen aan de eigen armen vallende, gecompenseerd wordt door hetgeen wegens die verpleging van elders armlastigen ge- vordert wordt. Dat dit eene minder geoorloofde handeling is zal wel geen betoog behoeven. De heer Oosterhoff ook in antwoord op het gevraagde door den heer Dupare, zegt zich te hebben voorgesteld de oprigting ecner stads-apotheek alleen ten behoeve van de eigen armen, met gebruikmaking daarvan voor de hier onderstand genietende el ders armlastigen, met het doel om zich wegens de hulp aan laatst gerrelden verstrekt, te laten betalen volgens de bestaan de taux, iets waartoe men zijns oordeels allezins geregtigd is. De voordeelen deswege zijn clan ook in de gemaakte berekening opgenomen, want daarin zag de meerderheid der Commissie geen het minst bezwaar, te minder daar zulks overal elders geschiedt. Spr. moet ten slotte verklaren dat hij volstrekt niet kan inzien dat eene zoodanige regeling zoovele bezwaren zou opleveren, en hij is dan daarvan tot dusver ook geenszins overtuigd geworden. De conclusie van het rapport der Commissie boven omschreven is daarop in rondvraag gebragt en verworpen met 13 tegen 3 stemmen (die van de heeren Gorter, OosterhofF en de Haan.) 8. De Voorzitter het noodig keurende dat de deuren voor een oogenblik worden gesloten, tot het houden eener beslotene vergadering, is daartoe overgegaan en de openbare vergadering tijdelijk opgeheven. Na den ailoop dezer beslotene vergadering is de openbare heropend cn voortgezet. 9. De Voorzitter brengt namens B. en W. ter tafel ecu nader voorstel van hun Collegic in zake de steeds aanhangige zaak der demping van het vaarwater loopcnde van den noordoosthoek van het perceel sectie C no. 210 tot aan de Doelepijp cn van daar tot aan de 01de hoofs ter waterpoort, de strekking hebbende dat de Baad alsnog besluite conform het voorstel van hun Collegie vervat in hun bereids vroeger in behandeling geweest voorstel dd. I I Februari] dezes jaars. De vergadering zich daarmede als- mi vereenigendc besluit dienovereenkomstig: lo. B. en W. te magtigen het noodige te beproeven, ten einde de bruggen lig gende over de gracht welke loopt van den noordoosthoek van het perceel in de schrifturen van het kadaster bekend gemeente Leeu warden, sectie C no. 210, tot aan de Doelepijp, en wel achter lo. dc huizingc plaatselijk gekvvoteerd letter F no. 260 ten ka daster bekend in sectie C no. 213; 2o. de huizinge letter F no. 259, kadastraal sectie C no. 214 en 3o. ten noorden van het huis letter F no. 147, in de schrifturen van het kadaster bekend in sectie C no. 220, zoodra mogelijk door de eigenaren worden weggenomen. 2o. B. en VV. uit te noodigen inmiddels het be stek der demping van de sub lo. bedoelde gracht zoomede van die loopende van de Doelepijp af tot aan de Oldehoofster wa terpoort in gereedheid te doen brengen en zoodra mogelijk aan den Ilaad ter goedkeuring aan te bieden. 10. Ter oorzake van het ver gevorderd uur stelt de Voorzitter voor cn wordt zonder diseussicn buiten hoofdelijke rondvraag een parig dienovereenkomstig besloten de sub nos. 5 en 6 op den oproepingsbrief vermelde punten, waarvan dc behandeling voor- loopig is aangehouden, ingevolge de heden door deze vergade ring sub nos. 4 en 5 genomen besluiten, thans niet maar in de eerstvolgende gewone vergadering aan de orde te stellen en zoo mogelijk af te doen. De Voorzitter aan de vergadering opmerkende dat blij kens den oproepingsbrief nog aan de orde is de behandeling van het sedert de laatst vooigaande Raadsvergadering ingekomen ver slag van cie rapporteurs uit de secticn omtrent het onderzoek van 't voorloopig door B. cn W. vastgesteld kohier der directe belasting op het inkomen ten behoeve dezer gemeente voor de dienst van 1867, stelt echter voor dat verslag thans niet te le zen, noch te behandelen, maar een en ander te doen plaats heb ben in ceuc op zaturdag den 15 Junij e. k. te houden buiten gewone vergadering, welk voorstel buiten beraadslaging, eenstem mig wordt aangenomen. 11. De Voorzitter stelt voor om, gelijk vroeger plaats vond, aan eene Commissie van vijf leden op te dragen de in het school jaar 1867'68 tc houden examens in de openbare lagere scholen en aan het stedelijk gymnasium, in deze gemeente, bij te woncu. De vergadering zich inet dit voorstel vereenigendc, noodigt den Voorzitter uit de leden dier Commissie te willen aanwijzen. Aan die uitnoodiging voldoende benoemt deze de heeren G. T. N. Suringar, rar, J. L. van Sloterdijck, II. J. Westenberg, mr. C. Wiersma en G. O. Gorter. 12. Is ter tafel gebragt een voorstel van B. en W. betrek kelijk een adres van D. Attcma, c. s. houdende verzoek dat Dirk v. d. Horst, minderjarige zoon van wijlen Jan v. d. Horst cn zijne echtgenoot Grietje Feenstra, in het genot moge worden gesteld van de jaarlijksche uitkeering bij raadsbesluit van den 13 Sept. 1860, onder dc daarbij gestelde voorwaarden toegekend aan elk der kinderen van genoemden v. d. Horst. Ter visie, om in eene volgende vergadering in behandeling te worden genomen. 13. Is ter tafel gebragt een voorstel van B. en W. nopens een adres van mej. C. R. Roldanus, 2e hulpondcrwijzeresse (se condante) aan de Fransche dag- en kostschool voor jonge juf vrouwen alhier, houdende verzoek om met 1 Aug. 1867 eervol uit die betrekking te worden ontslagen. Tor visie, als voren. 14. Door den Voorzitter worden ter tafel gebragt twee door 15. cn W. ontworpen Raadsbesluiten, alsa. tot het verleenen van magtiging op hun Collegie oin de, op den daarbij gevoeg- den staat daarbij vermelde artikelen der gemeentc-begrooting dienst 1866 te versterken uit het fonds voor onvoorziene uitga ven; b. tot het doen van onvoorziene uitgaven over 1866, we gens posten die hunne omschrijving niet op de begrooting vin den en alzoo als buitengewone uitgaaf aan de begrooting dienen tc worden toegevoegd. Ter visie, als voren. 15. Nog zijn overgelegd twee door het Collegie van dage lijks bestuur ontworpen besluiten, als: a. tot het verleenen van magtiging aan B. en W. om de, op den bij dat besluit gevoeg- den staat vermelde artikelen der gomeente-begrooting dienst 1867 te versterken uit het fonds voor onvoorziene uitgaven; b. tot het doen van onvoorziene uitgaven over 1867, wegens posten die hunne omschrijving niet op de begrooting vinden en alzoo als buitengewone uitgaaf aan de begrooting dienen te worden toegevoegd. Ter visie, als voren. 16. Is ter tafel gebragt een voorstel van B. en W. betrek kelijk de inning der belasting op tooneelvertooningen en andere openbare vermakelijkheden welke ter gelegenheid der jaarmarkt in dit jaar binnen deze gemeente worden gegeven. Ter visie, als voren. 17. Is ter tafel gebragt een schrijve® van den Schuttersraad der dienstdoende schutterij in deze gemeente houdende verzoek, om magtiging tot het doen van af- eu overschrijvingen van- cn op sommige posten zijner begrooting voor het dienstjaar 1867. Is besloten deze aanvraag ten fine van onderzoek en rapport te stellen in handen eener Commissie bestaande uit de heeren J. OosterhofF Wz.. G. T. N. Suringar en Dr. E. Verwijs. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN Zitting van Donderdag 13 Junij 1867. 101' 18. Door den Voorzitter wordt namens het Collegie van da- gelijksch bestuur voorgesteld dat de Raad besluite „aan eene Commissie van drie zijne? leden op te dragen aan den Raad de vereischte voorstellen te doen betrekkelijk de uitvoering van zijn besluit van 11 April 1867, no. yis, tot invoering ven hei gym nastisch onderwijs in deze gemeente, met uitzondering alleen van de voordragt voor de benoeming van den onderwijzer, waarom trent de, bij 't aangehaald besluit aan B. en W. gedane opdragt, gehandhaafd blijft." Besloten dit voorstel in eene volgende ver gadering te behandelen. 19. Is ter tafel gebragt en ten fine van berigt en raad iu handen van B. en W. gesteld een adres van S. S. van Wijn gaarden, tegenwoordige gebruiker en bewoner der aan de ge meente toebehoorer.de zathe en landen genaamd de Magere weide, houdende verzoek om die zathe en landen voor den tijd van vijf jaren ingaande Maart en Mei 1868, voor een'jaarlijkschen huur prijs van 2451, en verder op de bestaande voorwaarden aan hem uit de hand te willen vei huren. 20. Wordt ter tafel gebragt eene gemotiveerde voordragt van den Gemeente-Ontvanger tot onïnvordevbaar verklaring van e enige aanslagen op de kohieren der directe belasting of hoofdelijken omslag ten behoeve dezer gemeente, dienstjaren 1865 en 1866, zoomede op het kohier der belasting op het houden van honden, dienst 1866. Ter visie, om in eene volgende vergadering af te doen. 21. Is ter tafel gebragt en ten fine van berigt en raad in handen van B. en W. gesteld een adres van den heer J. R. Mie- dema, boekdrukker alhier, houdende verzoek dat het hem moge worden vergund een afschrift van het kohier der directe belasting op het inkomen te bekomen om daarvan afdrukken verkrijgbaar te stellen. 22. Zijn ter tafel gebragt: a. eene missive van de plaatselijke schoolcommissie alhier, houdende mededeeling van de dagen en uren waarop voor dit jaar da examens en prijsuitdeelingen voor eenige openbare scholen in deze gemeente zijn vastgesteld; ené. eene missive van heeren Curatoren van het stedelijk gymnasium alhier, houdende kennisgeving van de dagen en uren waarop in dit jaar de zoraer-examina, zoomede de promotie en prijsuitdee- ling aan die inrigting zullen gehouden worden. Aangenomen voor notificatie. 23. Door den Voorzitter wordt aan de vergadering medege deeld en door deze voor notificatie aangenomen lo. dat bij de op 8 Junij jl. geboudene openbare verpachting van de opbrengst der belasting voor het gebruik van de wateren, kaden en wallen in deze gemeente, van af 1 Julij 1867 tot ult°. Dec. 1870, daar van pachters zijn geworden H. Kuilenberg en H. v. d. WcrtF, voor eene jaarlijksche som van ƒ3310; 2o. dat op den 23 Mei bevorens de herbesteding heeft plaats gehad van het maken van een kunstweg van af den Leeuwarder-Groninger straatweg over Lckkum en Miedum tot Giekerk; dat van dat werk aannemers zijn geworden P. M. v. d. Plaats, D. G. Minkema en H. W. Wiegman, voor eene som van ƒ31,979, en dat die aanbesteding door hh. Ged. Staten is goedgekeurd. 24. Namens dc betrokken Raads-Commissic wordt bij monde van den heer de Haan rapport uitgebragt aangaande het onder zoek van dc rekening cn verantwoording van de administratie van het stads ziekenhuis alhier, over 1866. Ter visie, om later af te doen. 25. De heer Dupare vraagt verlof van de vergadering tot het doen van eenige vragen aan het Collegic van dagelijksch be stuur. Dat verlof wordt met algemeene stemmen verleend. Dc heer Dupare, het woord bekomen hebbende, herinnert dat in de zitting van 22 Maart 1868 besloten is aan te nemen het aanbod van den Minister van Oorlog, om de linkerhelft van den kavallericstal aan de gemeente, behoudens eenige voorwaarden, in gebruik terug te geven. De vergadering weet dat de znak echter door bijzondere omstandigheden toen hangende is geble ven, tot dat in dc vergadering van den 14 Fcbr. dezes jaars is besloten er op terug te komen en B. cn W. te magtigen bij het Bïjvof.gsei. tot de Provinciale Friesche Courant. Departement van Oorlog aisnu nader aan te dringen op de be schikbaarstelling ten behoeve der gemeente van de genoemde helft. Spr. zou thans gaarne vernemen of op dit vier maanden geleden genomen besluit reeds antwoord is bekomen Hij wordt tot deza vraag ook daarom geleid, dewijl hij der vergadering kan mededeelen dat bij de, den 11 Mei jl. gehouden aanbesteding ran het jaarlijksch onderhoud der militaire gebouwen en inrig- tingen alhier, daaronder de kavalleriestal slechts voor de ooste lijke of regterhelft is begrepen geworden. Daaruit kan echter nog niet worden afgeleid dat genoemd Departement toen bereid zou zijn geweest de andere helft terug te geven, want Spr. kan verzekeren dat ook ten vorigen jare de linkerhelft evenmin in het onderhoud was opgenomen en toch bleef het Departement ongeneigd die helft af te staan. Ongaarne zou Spr. nu zien dal eono herhaling van het ten vorigen jare gebeurde plaats vond, en de bewuste linkerhelft, zoo de gemeente haar niet terug er langt, zonder verder onderhoud bleef, hetgeen ook in strijd zou zijn met het bestaande contract dat aan het Departement van Oorlog dat onderhoud als eene bepaalde verpligting oplegt. De Voorzitter deelt tot inlichting van den interpellant terstond het volgende mede, dat B. en W. kort nadat zij daartoe door den Raad zijn gemagtigd, cn wel bij schrijven van den 2 Maart jl. bij den Minister van Oorlog hebben aangedrongen op de terug gaaf van de bedoelde stallen dat daarop bij brief van den 12 Maart 1867 door Z. Exc. te kennen is gegeven, dat zij bereid was onmiddellijk aan het verlangen van den Raad te voldoen, doch in verband met het voornemen, 't welk bij haar bestond om na de behandeling der staatsbegrooting naar hier te komen ten einde persoonlijk tc onderzoeken of en in hoever er gelegenheid bestaat om in deze gemeente een reserve-cscadron cn een depot van een der regementen kavallerie garnizoen te doen houden, in overweging geeft, den stal nog gedurende eenige weinige dagen in zijn geheel tot militair gebruik beschikbaar te latendat het Collegie van dagelijksch bestuur gemeend heeft aan dat verzoek te moeten voldoen en daarvan bij schrijven van den 16 Maart 1867 mededeeling aan den Minister heeft gedaan dat sints de zaak ia dien stand is gebleven, tot dat voor weinige dagen en wel bij brief van den 7 Junij jl. door genoemden staatsamb tenaar aan B. en W. is te kenuen gegeven dat omstandigheden van overwegenden aard hem genoopt hebben om van zijn voornemen, om te Leeuwarden een rcscrve-escadron en depot van een der korpsen kavallerie te vestigen af te zien en bij zich alsnu voor stelt nopens de teruggave aan de gemeente van de linkerhelft van de kavalleriestallen aan den Arendstuin, dezer dagen met hen in overleg te treden. De heer Dupare gaat tot eene tweede vraag over. Zij behelst een adres, in de zitting van 9 Aug. 1866 ingediend door de heeren dr. Lobrij de Bruijn en nu wijlen dr, Drielsraa, waarbij zij een aantal punten ter overweging hebben aanbevolen in het belang van den algemeenen gezondheidstoestand, in het bijzonder ten aanzien der scholen. Dat adres werd in handen van B. en W. om berigt en raad gesteld. Daarop is d«n 13 Dec. een adres gevolgd van eenige belangstellenden in den bloei van het on derwijs en in Jiet welzijn der schooljeugd, waaronder nog wel de afdeeling Friesland van de maatschappij van geneeskunst in Ne derland, inhoudende het verzoek, dat de Raad zonder uitstel op gemeld adres zou terugkomen. Met dat stuk werd toen op de zelfde wijze gehandeld. Spr. vraagt of nu weldra het berigt van B. cn W. kan worden tegemoet gezien Hij zou dit zeer wen- schen, dewijl hij in de gelegenheid is geweest, zich persoonlijk er van te overtuigen, dat de klagten over de schoollokalen alles behalve ongegrond zijn geweest en de zaak naar het hem voor komt nu langen tijd genoeg hangende is geweest, dan dat een verder uitstel van hare behandeling te verdedigen zou zijn. Do Voorzitter zegt zich niet juist te herinneren of omtrent de bedoelde adressen door den Raad van B. en VV. bepaald voor lichting is gevraagd, doch in ieder geval aan den interpellant kan mededeelen dat die adressen door hun Collegie in handen zijn gesteld van de plaatselijke schoolcommissie alhier, die daar- 25

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1867 | | pagina 5