140
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Dingsdag 3 Sept. 1867.
Bloembergen afgelegde verklaring te gemoet komt aan den inni-
gen wensch van het Collegie; wat Spr. zelf betreft, hij dankt
het zeer geëerde lid voor zijn besluit tot wederaanneraing van het
wethouderschap. Belangrijke zaken wachten op afdoening; het
belangrijk deel dat hij steeds in de behartiging der gemeentelijke
zaken toonde te nemen, doet Spr. ook nu weder op zijne bereid
willige medewerking vertrouwen. Spr. stelt daarop hoogen prijs
en blijft, op die hulp en ondersteuning in zijne moeijelijke taak
als Burgemeester bouwen.
Alvorens wordt overgegaan tot de benoeming ter vervulling van
de vacature van wethouder in zijne plaats, geeft de heer de With,
te kennen, dat hij in dezen buiten aanmerking wenscht te blijven,
dat hij uit dien hoofde de leden die hem met hun \ertrouwen
zouden willen vereeren, uitnoodigt hunne stemmen niet op hem
uit te brengen, aangezien hij het bepaalde voornemen heeft om
bij eventuëelc herbenoeming voor die betrekking te bedanken.
Spr. dankt den Raad voor het hem vroeger geschonken ver
trouwen. Hij kan echter niet voorbij te betuigen dat de redenen
die hem deze verklaring doen afleggenniet zijn gelegen in het
verkeer met de leden van het Collegie van Dagelijksch Bestuur,
integendeel dat zamenzijn, die medewerking, en de hem steeds
betoonde welwillendheid waren hem aangenaam, ën hij brengt
den leden van dat Collegie daarvoor zijn dank bij deze toe.
Andere, voor hem van genoegzaam gewigt zijnde redenen, be
letten hem eene ever.tueele opdragt wederom aan te nemen.
De Voorzitter zegt dat hem de afgelegde stellige verklaring
leed doet. Hij beschouwt dit besluit evenwel als na rijp beraad
genomen te zijn en daarom wenscht hij het te respecteren.
Daarop wordt overgegaan tot de benoeming ter vervulling
van de bestaande vacature van wethouder door het aftreden als
zoodanig van den heer mr. J. Minnema de With.
Uit de gehouden stemming blijkt dat van do 19 uitgebragte
stemmen, zich 14 vereenigden op den heer mr. W. J. van Wel-
deren Baron Rengers, 2 op den heer H, J. Westenberg, en op
de heeren G. T. N. Suringar, Z. S. do Haan en mr. J. L. van
Sloterdijck elk ééne stem.
De Voorzitter deelt, mede dat de heer Rengers, als hebbende
onmiddellijk de volstrekte meerderheid van stemmen erlangd, tot
wethouder verkozen ishet woord tot den heer Rengers rig-
tende, zegt de Voorzitter dat het hem aangenaam zou wezen, reeds
dadelijk eene gunstige verklaring omtrent de aanneming dier
betrekking te mogen vernemenhet zou echter kunnen wezen
dat het geëerde lid wenschte gebruik te maken van den termijn
bij art. 85 der wet gesteld, zoo ja, dan zou hij wenschen datdit
evenzeer tot een gunstig resultaat mogt leiden.
l)e heer Rengers zegt hierop dat, hoe weinig ook verwacht
dat de verkiezing tot zulk een resultaat zoude leiden, hij toch
wel dadelijk in staat zoude zijn zich omtrent het al dan niet
aannemen der betrekking te kunnen verklaren; hij wenscht even
wel van het hem bij de wet toegekend regt van beraad gebruik
te maken en later zijn besluit mede te deelen,
5. Aan de orde is de benoeming van twee ambtenaren van
den burgerlijken stand voor de heeren D. Zeper en E. Bloem
bergen, tengevolge hunner periodieke aftreding als raadsleden.
Uit de gehoudene stemmingen blijkt dat de heeren Zeper en
Bloembergen respectively met 17 en 18 stemmen als zoodanig
zijn herbenoemd. Do benoemde heeren verklaren die opdragt
weder aan te nemen.
6. Overgegaan zijnde tot de benoeming van een hulponder
wijzer op een der openbare lagere scholen in deze gemeente, op
eene jaarwedde van ƒ350, blijkt uit de gehouden stemming dat
tot de vervulling dier betrekking is verkozen Douwe Kanon,
hulponderwijzer te Stroobos, met 17 van de 19 uitgebragte
stemmen.
7. De Voorzitter stelt voor om ten aanzien van de zooeven
geinstalleerde, herkozen leden van den Raad, de onlangs plaats
gehad hebbeudo aanwijzing door het lot van de scotien waarin
de Raad is verdeeld, te behouden, vooral ook omdat het onder*
zoek van het voorstel van B. en W, betreffende de herstelling
van de afgebroken gemeenschap van Oldegalileën met de stad, zoo
mede der gemeenterekening over 1866, nog hangende is met
dien verstande dat het jongst verkozen lid de heer rar. Buma,
voor den heer Bolten, hij de 3e sectie worde ingedeeld, De
vergadering zieh hiermede vereenigendo, besluit daartoe.
8. De Voorzitter zegt dat de Raad hebbe te voorzien in de
benoeming ter aanvulling van de vaste en andere Raadscommis*
siën, waarin de nu geïnstalleerde, herkozen raadsleden zitting
hadden vóór hunne aftreding. Met het oog evenwel op het
groot aantal benoemingen, welke hieruit zouden moeten voort*
vlocijen, geeft hij in overweging of het niet beter ware die leden
bij collectief besluit in hunne betrekkelijke commissorialeu to
bestendigen,
De heer Duparc zegt hier tegen wel eenig bezwaar te voe
den het geldt hier het doen van benoemingen, waartoe wel niet
bij wijze van acclamatie kan worden besloten. Dezelfde reden,
die er eenige oogenblikken geleden toe heeft geleid, tot ccive
nieuwe benoeming van wethouders enz., over te gaan, geldt ook
hier. De herbenoemde raadsleden, die deel uitmaakten van do
onderwerpelijke Commissiën, hebben zich op dezelfde wijze aan
eene herbenoeming in die Commissiën te onderwerpen. Spr. er
kent, dat het een omslagtig en tijdroovend werk is, maar dit
mag, zijns inziens, den Raad niet bewegen, een anderen weg in
te slaan, Hij beroept zich overigens op het bepaaldo in art. 52
der gemeentewet, volgens hetwelk, bij het doen van keuzen of
voordragten van personen, bij gesloten en ongeteekende briefjes
wordt gostemd. Dit doet hier alles af.
De heer BruillSIlia acht het ook beter om de door den Voor
zitter voorgestelde wijze van benoeming niet aan te nomen. Spr,
stemt volkomen met de zienswijze van den heer Duparc in. Bo
vendien de besoigne der benoeming kan ook merkelijk worden
bekort, wanneer de Voorzitter, op verlangen der vergadering, do
leden van sommige Commissiën benoemt.
De Voorzitter merkt aan dat hij slechts in overweging gaf
om dc benoeming bij collectief besluit te doen. Nu zioh reeds
twee leden daarmede niet kunnen veieer.igon, komt hij daarop
terug en stelt nu voor om tot die benoemingen bij afzonderlijke
besluiten over te gaan. Hiertoe wordt eenstemmig besloten.
9. Overgaande tot de benoeming van twee leden der Com
missie uit den Raad voor het ontwerpen van do verordeningen
togen wier overtreding straf is bedreigd en zulks ter vervulling
der vacatures ontstaan door <le periodieke aftreding van de hee
ren 1). Zeper on A. Duparo als raadsleden, blijkt uit de daarom
trent gehoudene stemmingen, dat als loden dor bovengemelde
Commissie zijn herkozen do heeren D. Zeper en A. Duparc res
pectievelijk met iS cn 17 stemmen.
10. Overgaande tot de benoeming van eon lid dor vasto
Raads-Commissie voor het toezigt op- on bohecr van het stedelijk
muzijkkorps te Leeuwarden, on dit wel ter vervulling der vaca
ture, ontstaan tengevolge van de periodieke aftreding van den
heer mr. J. L. van Sloterdijok als raadslid, blijkt uit de gehou
den stemming dat als lid der gemelde Commissie is herkozen
de heer mr. J, L. van Sloterdijok met 16 stemmen.
%11. Overgaande tot de benoeming van oen lid der Commissie
voor de gemeentelijke gasfabriek, ter vervulling der daarin ont
stane vacature tongevolgo van de periodieke aftreding van deu
heer A. Duparo als lid van den Rand, Uit de gehouden stem
ming blijkt dat als lid der gemelde Commissie is herkozen de
heer A. Duparo met 16 stemmen.
12. Overgaande tot de benoeming van een lid der Commis
sie voor de zaken van het middelbaar onderwijs in deze gemeente,
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Dingsdag 3 Sept. 1867.
141
zulks ter vorvuliirg der vacature ontstaan tengevolge van de pe
riodieke aftreding van den heer E. Bloembergen als lid van den
Raad, blijkt uit dc gehouden stemming, dat als lid der gemelde
Commissie is herkozen dc heer E. Bloembergen met 16 stemmen.
13. Overgaande tot de benoeming van een lid der Commissie
uit den Raad, belast met de zaken betrekkelijk de invoering van
het onderwijs in do gymnastiek in deze gemeente, zulks ter ver
vulling van de daarin ontstane vacature, tengevolge van de peri
odieke aftreding van den heer A. Duparc als lid van der. Raad,
blijkt uit de gehouden stemming, dat als lid der gemelde Com
missie is herkozen de heer A. Duparc met 15 stemmen.
14. Wordt overgegaan tot de benoeming van een lid der Com
missie uit den Raad tot het bijwonen der examina op de verschil
lende scholen van openbaar lager onderwijs en op het gymnasium
in deze gemeente, on dit wel ter vervulling van de daarin, ten
gevolge van de periodieke aftreding van den heer mr. J. L. van
Sloterdijck als raadslid, ontstane vacature.
De Voorzitter, daartoe door do vergadering uitgenoodigd, be
noemt de heer mr, J. L. van Sloterdijck weder tot lid van ge
zegde Commissie.
15 Word t overgegaan tot dc benoeming van een lid der Commis
sie uit den Raad in wier handen ten fine van onderzoek en rapport
is gesteld de rekening van het Ncderlandsch Israëlitisch armbe
stuur over het dienstjaar 1866, zulks ter vervulling van de in die
Commissie ontstane vacature, tengevolge van de percodicke af
treding van den heer Mr. J. Minnema de With als Raadslid.
De Voorzitter des door dc Vergadering verzocht, benoemt de
heer Mr. J. Minnema de With weder tot lid van gemelde Com
missie.
16. Wordt overgegaan tot de benoeming van twee leden der
Commissie uit den Raad in wier handen, ten fine van onderzoek en
rapport, was gesteld de begrooting van het stads werkhuis voor
de dienst van 1868, en dit wel ter vervulling van de in die
Commissie ontstane vacatures, tengevolge van de periodieke af
treding van de heeren Mr, J. L. van Sloterdijck en A. Duparc.
De heer Plantenga vraagt of die aanvulling wel noodig zal
wezen, daar het rapport over de begrooting bereids is uitgebragt.
De Voorzitter is van oordeel dat foor en aleer die begrooting
niet is vastgesteld, bet Commissoriaal niet als geëindigd te be
schouwen is.
De Voorzitter, daartoe door de Vergadering uitgenoodigd, gaat
hierop tot de aanvulling der Commissie over door herbenoeming
van de heeren van Sloterdijck en Duparc.
17. Wordt overgegaan tot de benoeming van een lid der Raads
commissie, in wier handen ten fine van onderzoek en rapport was
gesteld de begrooting van inkomsten en uitgaven van het stads
ziekenhuis, dienst 1868, ter vervulling van de, in die Commissie
ontstane vacature, tengevolge van de periodieke aftreding van den
heer Mr. J. L. van Sloterdijck als Raadslid,
De Voorzitter, door dc Vergadering uitgenoodigd die aanvul
ling te doen, benoemt de heer van Sloterdijck weder als lid der
bovenvermelde Commissie,
18. Wordt overgegaan tot de benoeming van twee leden iu de
Commissie uit den Raad in wier handen, ten fine van rapport en
voorstel was gesteld eene missive van de Commissie van admini
stratie over de stads bank van leening, betreffende de beschik
king van den kant van het gemeentebestuur over de overwinsten
dier bank, en zulks ter vervulling der in die Commissie be
staande vacatures, tengevolge van de periodieke aftreding van de
heeren E. Bloembergen en Mr. J. L. van Sloterdijck als Raadsleden.
Uit de daarop gevolgde stemraingon blijkt dat als leden van
de boven omschreven Commissie zijn herkozen dc heeren E. Bloem
bergen en Mr. J. L. Sloterdijck, elk met 16 stemmen.
19. Wordt overgegaan tot de benoeming van twee leden der
Raads-comraissie belast met het onderzoek omtrent het wenschelijk
om de bestaande heffing van gemeente-opcenten op de rijkspersonele
belasting al dan niet te bestendigen enz., en dit wel ter ver
vulling van de in die Commissie ontstane vacatures tengevolge
van de periodieke aftreding van de heeren E. Bloembergen en
J. OosterhofF Wz. als leden van der. Raad. Uit de gehouden
stemmingen blijkt dat als leden der voormelde Commissie zijn
herkozen de heeren E. Bloembergen en J. Oosterhoff Wz. beide
met 14 stemmen.
20. Overgaande tot de benoeming van een lid der Raads
commissie, belast met het instellen van een regtskundig onder
zoek naar de gegrondheid der aanspraken van voogden van het
St. Anthony Gasthuis te Leeuwarden op den eigendom van eenige
pcrccclen gronds in de nabijheid van de Potmarge, cn zulks ter
vervulling van de, in die Commissico ntstanc vacature, tengevolge
van de periodieke aftreding van den heer Mr. J. L. van Sloter
dijck als lid van den Raad, blijkt uit dc gehouden stemming,
dat de heer Mr. J. L. van Sloterdijck met 16 steramen als lid
van gezegde Commissie is herkozen.
21. Bij monde van den heer de Haan worden namens de Com
missie ad hoe voor het onderzoek van de begrootingen der stads
arraekamer voor het dienstjaar 1866, uitgebragt de volgende
rapporten als: a. over het verzoek van voogden om magtiging
te willen verieenen tot het inzenden van de rekening en verant
woording van het gehouden beheer det stads armenkamcr over
het dienstjaar 1866, zonder dat daarin bij hoofdst. 111, afd.
II, worde aangebragt, de nalatenschap van wijlen Jaeornina Cla-
zes, en deze buiten gezegde rekening en verantwoording over
1866 te mogen laten; b. over het verzoek van voormelde voog
den om hun diligent verklaring te willen verieenen voor de
inzending der begrooting hunner administratie voor 1868,
vóór of op den 15 Aug. en gezegde begrooting te kunnen
aanbieden, zoodra de bezwaren die hare indiening beletten zijn
opgeheven c. omtrent de door gezegd Armbestuur weder inge-
zondene, onveranderd gelatene supplctoire begrooting voor het
dienstjaar 1866, met verzoek tot het nemen eener bepaalde
beslissing van goed- of afkeuring aangaande deze begrooting te
mogen erlangen. Ter visie om in eene volgende vergadering
in behandeling te worden genomen.
De Voorzitter sluit hierop deze buitengewone vergadering.