16 t GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 10 Oct. IS67. ook de heer Bruinsraa heeft gereleveerd, de vraag namelijk of de Commissie ook al mogt de Minister van Binnenl. Zaken in de voorgedragen regeling geen genoegen nemen, de inrig- ting voor de gymnastiek tocb wil hebben gevestigd in het gebouw der oude manege. Hij kan daarop als lid der Com missie toestemmend antwoorden. Oe Commissie is nl. van oordeel dat de gemeente in deze zaak als ware het, tegenover het rijk heeft gedefungeerd. In het jaar 1864 werd ten behoeve van de rijks hoogere burgerschool door de gemeente een gebouw aangebodendat aanbod werd door den Minister aange nomen. Een bestek van het te stichten gebouw werd later op gemaakt en aan den Minister volgens diens verlangen, ter goed keuring ingediend. Ofschoon in het bestek geen lokaal voor het onderwijs in de Gymnastiek was opgenomen, maakte de Minister toch geen bezwaar de goedkeuring te vcrleenen. Het gebouw werd vervolgens door de gemeente aan het rijk overgedragen, zonder dat ook toen aanmerking werd gemaakt. Nu echter komt de Minister voor den dag met den eisch dat de gemeente een lokaal voor de gymnastiek in de onmiddellijke nabijheid van de burgerschool stichle. Aan dieu eisch meent de Commissie dat niet kan en ook niet behoeft te worden toegegeven. In het rapport is reeds uiteen gezet dat zelfs voor eene stad als Leeuwarden de afstand tusschen de plaat9 waar de burgerschool zich bevindt en die voor de gymnastische inrigting aangewezen, niet groot genoeg is om alleen daarom te mogen vorderen dat de gemeente tegen niet onaanzienlijke kosten een nieuw gebouw bij die school zal stichten, terwijl voor betrekkelijk weinig geld, het gebouw in de Groote Kerkstraat tot gemeld einde zal kunnen worden in orde gemaakt. Er komt nog bij dat volgens het programma der les sen aan de burgerschool, het onderwijs in de gymnastiek zal wor den gegeven Woensdags en Zaturdags namiddags, als wanneer geene andere lessen daar worden gegeven. De leerlingen behoeven zich dus niet van die school naar de gymnastickschool te begeven, maar gaan daarheen uit hunne woningen. Er is alzoo ook met het oog hierop inderdaad geene geldige reden voor de gedane vordering. Maar afgescheiden hiervan herhaalt Spr. dat de ge meente, nadat het bestek door den Minister goedgekeurd en het gebouw overgedragen was, zonder dat eenige aanmerking werd gemaakt, van de zaak af was. Mogt de Minister nu in zijn ge voelen volharden, dan staat de weg voor hem open om voor rijks rekening een gebouw te stichten, de gemeente zal echter bij haar eigen plan blijven. In antwoord op de vraag van den heer Plan- tenga zegt Spr. dat de toevoeging casu quo van de leerlingen der hoogere burgerschool aan de gemeentelijke inrigting geen bezwaar oplevert. Het getal dier leerlingen zal pl. minus 50 zijn, het geen van weinig beteekenis is voor eene inrigting bestemd voor 500 leerlingen. Overigens heeft de Commissie er bereids aan gedacht dat, zoo de taak voor één onderwijzer te zwaar mogt zijn, hetgeen reeds met het oog op laatst genoemd getal niet onwaarschijnlijk is, met der tijd een hulponderwijzer zou kunnen worden aangesteld, waardoor het geopperde bezwaar dan van zelf nog te eerder zou vervallen. Overigens verlieze men niet uit het oog dat het dan eene gemeenschappelijke school wordt, ge lijk ook in andere gemeenten het geval is, hetgeen de zaak voor de gemeente natuurlijk minder kostbaar maakt. De heer Bloembergen betuigt dat de vorige Spr. zijne eerste vraag goed heeft begrepen, en hij heeft dan ook gemerkt wat de bedoeling der Commissie was, waarmede hij zich zal kunnen vcreenigen, met dien verstande evenwel dat tie omstandigheden, die bij vroeger verschillen, ook tot eene andere regeling aanlei ding geven, te weten door de vcreeniging van de twee bewuste scholen, tot eene burgerdag- en avondschool en dat hij het daar om nu aannemelijk acht dat eene afzonderlijke inrigting worde daargesteld. Minder bevredigend was voor hem het antwoord op de tweede vraag bekomen, nl. aangaande het wegnemen van den zolder en het beschieten van het dak venvulfsgewijze. Bij het vorige plan had men dit anders voor. Slechts voor oefeningen die eene meerde hoogte vorderen had men op een bepaald punt den zolder weggenomen; het was daarom dat hij vro"g of het vorig plan ook een punt van overweging bij de Commissie had uitge maakt. Zooals nu wordt voorgesteld zal het meer kosten doch het zal hem niet beletten aan het voorgestelde zijne goedkeurende stem te geven. De heer Westenberg merkt op, dat de opvatting van den lieer Bloembergen, naar liet hem voorkomt, op dit punt minder juist is; de bedoeling is om ongeveer de helft van den zolder weg te nemen op daarvoor aan te wijzen punten. Beoogde men eene wegneming van den gchcelen zolder, dan ware ceue raming van f 1400 kosten ook veel te laag. Maar bovendien men hebbe het voorstel zoo als 't daar ligt ook niet anders dan als zeer globaal te beschouwen; de Commissie meende, wat de détails der verbouwing betreft, niet verder in de zaak tc moeten door dringen en van daar dan ook de opdragt aan B. en W. in het 3e lid. De heer Bruinsma geeft nog te kennen dat de zaak der in rigting van de oude manege tot gymtiastie-school vroeger is be sproken in bijzijn van ccn gymnastiker en den gemeente-Architect, dat toen een soort van bestek werd gemaakt, volgens 't welk de kosten ongeveer 1000 a 1200 zouden beloopen, dat men vol gens dat plan meer licht en een houten vloer zou hekomen en dat or volstrekt geen sprake was om daaraan een ander gebouw tos te voegen, De heer Bloembergen wensoht tot rectificatie van zijne opvat ting nog op te merken dat in het rapport wordt gezegd ,,In de zaal zelve zal de zolder weggenomen en het dak venvulfsge wijze beschoten worden, om ruimte te geven voor die oefeningen welke meer in de hoogte moeten geschieden." Door een lid der Commissie is evenwel beweerd dat Spr. in zijne opvatting zou dwalen door te denken dat de geheelc zolder zou worden weg genomen en het dak verwulfsgewijs beschoten. Spr. vraagt of eene andere lezing mogelijk is? hij dringt echter niet verder op meerdere inlichting aan. De Voorzitter vvenscht den heer Bruinsma op te merken dat er vroeger geen sprake was van oefeningen buiten 's huis, maar dat de beoogde uitbreiding nu gevorderd wordt door de be- bchoefte aan een terrein voor exercitiën. De heer Dup&rc wonscht er nog op te wijzen dat men, ten aanzien van het onderwijs zelf aan's Ministers verlangen heeft willen te geraoet komen door het voorstel oiu den stal, in huur bij de firma Menalda te araoveren en de daardoor te verkrijgen ruimte tot exercitieplaats te bestennron. Neemt men in aanmer king dat het onderwijs zich telkens toe 2 5 a 30 leerlingen zal bepalen, dan biedt de te verkrijgen plek ruimte genoeg aan voor de exercitiën. De lieer de Haan wenscht nog een enkel woord in 't midden te brengen. Heeft hij don heer Duparc goed begrepen dan is de Commissie van oordeel dat dc gemeente geene verpligting jegens hel rijk ter zake heeft te vervullen, en toch wordt in het thans in behandeling zijnde punt van conclusie voorgesteld om aan het verlangen van den Minister te gemoet komen. Bo- staat er geene verpligting bij de gemeente, en wil de Commissie dit standpunt behouden, dan dient ook niet tegelijk aan den Minister de beschikking over de gemeentelijke gvmnastic-school, zij het ook gedeeltelijk te worden aangeboden. De heer Westenberg zegt: in dc missive des Ministers leest men: „Daar de gemeente liet voornemen had te kennen gege ven om een gebouw voor dit onderwijs in te rigten, meende de regering te moeten wachten met de regeling van genoemd on derwijs, voor zooveel de hoogere burgerschool betreft, ten einde de gemeente niet noodeloos te bezwaren. Het scheen toch raad zaam om, even als elders, met besparing van kosten voor het GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 10 Oct. 1867. 165 rijk en de gemeente dezelfde inrigting te bezigen zoo voor het middelbaar als voor het lager onderwijs." Op dien grond was de Commissie van meening dat geene directe verpligting van den kant der gemeente bestaat tot stichting van eene afzonder lijke inrigting voor gymnastiek in de onmiddellijke nabijheid der burgerschool, maar dat wel uit het verband der zaak eene verpligting voor dc gemeente voortvloeide, om namelijk zooveel als met haar belang strookte, aan 's Ministers verlangen toe te geven cn daaraan te gemoet te komen. De conclusie van het rapport wordt alsnu door den Voorzitter in rondvraag gebragt en achtereenvolgend aangenomen met alge- mcene stemmen. Zullende aan het beslotcne voor de resumtie der notulen uit voering gegeven worden. 12 De Voorzitter wenscht, alvorens tot de behandeling der sub nos. 11 tot en mot 14 van den oproepingsbrief vermelde zaken over te gaan, eenige stukken aan te brengen, waarmede de ver gadering zich vereenigt. 13. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van B. en W. tot bekrachtiging en goedkeuring van den door het Collegie ge- danen aankoop ten behoeve van de gemeente, van eeri huis in het Ilofstraatje alhier, plaatselijk gekwoteerd met letter F. no 285. Nadat op voorstel des Voorzitters was besloten tot de onmid dellijke afdoening dezer aangelegenheid, is voorts overeenkom stig het boven vermeld voorstel besloten die aankoop goed te keuren en te bekrachtigen en daarop de goedkeuring van hecren Ged. Staten dezer provincie aan te vragen. Zullende aan dit besluit voor de resumtie der notulen uitvoering worden gegeven. 14. De Voorzitter brengt namens B. en W. ter tafel dc volgende concept-besluiten als a. tot af- en overschrijving van posten der gemeente-begrooting dienst 1867, op het fonds voor onvoorziene uitgavenb. tot het vcrleenen van toestemming aan B. en W. om de op den daarbij gevoegden staat vermelde arti kelen der gemeeente-begrooting dienst 1867, te versterken uit het fonds voor onvoorziene uitgaven; c. tot het doen van onvoor ziene uitgaven over 1867 wegens posten die hunne omschrijving niet op de begrooting vinden en alzoo als buitengewone uit gaaf aan de begrooting dienen te worden toegevoegd. - Ter visie, om in eene volgende vergadering behandeld te worden. 15. Is ter tafel gebragt eene apostillaire beschikking van den heer Commissaris des Konings in deze provincie waarbij ter fino van berigt, consideration en advies in handen van den Raad wordt gesteld een adres van de voogden der stads annekamer alhier aan hh. Ged. Staten gcrigt, het verzoek bevattende om, met vernietiging van het betrekkelijk raadsbesluit, goed te keureu hunne supplctoire begrooling voor het dienstjaar 1866. Ge steld in handen van de Commissie ad hoc, ten fine van berigt, considcratien en advies. 16. Is ter tafel gebragt en gelezen een adres van T. Eernstman, het verzoek bevattende om als eervol ontslagen onderwijzer aan dc stads teckenschool, ecnig pensioen te erlangen. In handen van B. en W. gesteld ten fine van berigt en raad. 17. Als boven, een adres van S. T. Bakker cn anderen, be woners van het Noordvliet, in de nabijheid van de Poppebrug, het verzoek bevattende om het gedeelte van het Noordvliet, zich uitstrekkende van het zoogenaamde slot tot aan dc Poppebrug tc voorzien van verlichting door midddel van gas, en van ecu voldoend ingerigt voetpad. In handen van B. en W. ten fine als voren. 18. De Voorzitter deelt der vergadering mede de ontvangst van een schrijven van den hoofdingenieur van den waterstaat in het 2e district, houdendo berigt van de goedkeuring van den heer Minister van Binl. Zaken op de overeenkomst ter zake de over name van een gedeelte van den zoogenaaraden Zwarte weg. Aan genomen voor notificatie. 19. Mede geschiedt mededeeling van a. de ontvangst der resolutie van heeren Ged. Staten dd. 3 Oct. jl. no. 23, houdende goedkeuring van 's Ilaads besluit van den 26 Sept. bevorens no- waarbij is besloten tot het openstellen eener le serie van de geldleening ten behoeve van de uitbreiding der gemeen telijke Gasfabriek; b. dc ontvangst van een schrijven Van den nieuw benoemden hulponderwijzer W. Poortstra,daarbij berigtende, aan te nemen de hem opgedragen betrekking als hulponderwij zer. Aangenomen voor notificatie. 20. Is ter tafel gebragt en ter visie van de leden gelegd, het proces-verbaal van verificatie van de kas des gemeente-ontvangers, over liet 3c kwartaal van dit jaar. 21. Bij monde van den heer de Haan wordt namens de betrokken Raads-commissic rapport uitgebragt omtrent het onder zoek der begrooting van het Nieuwe Stads Weeshuis alhier, voor de dienst van 1868. Ter visie om in eene volgende vergade ring in behandeling te worden genomen. 22. De heer Bloembergen brengt namens de Commissie aan welke bij Raadsbesluit van 22 Aug. jl. is opgedragen om na te gaan of dc heffing van opcenten op de rijks personele belasting ten behoeve der gemeente Leeuwarden op den tegenwoordigen voet moet worden bestendigd, dan wel of en zoo ja, welke wijzi ging daarin moet worden aangebragt, nopens gedacht onderzoek ter tafel het betrekkelijk rapport uit. Nadat van dit rapport, hetwelk bereids in druk aan de leden is rondgedeeld, de conclusie was gelezen, is op voorstel des Voor zitters besloten, het in eene volgende vergadering in behandeling te nemen, nadat het alvorens in de sectien zal zijn onderzocht. 23. Voorstel van B. en W. aangaande de door 't bestuur van het Nieuwe Stads Weeshuis verzochte wijziging der bij het regle ment op het bestuur van dit gesticht behoorende tabel van be ambten en bedienden aan wien vaste traktementen zijn toegelegd. Dc Vergadering zich met dit voorstel verecnigeude, besluit dien overeenkomstig De bij het reglement op het bestuur van het Nieuwe Stads Weeshuis alhier behoorcude tabel der beambten en bedienden bij dat gesticht, aan wien vaste tractcmenten zijn toegelegd, zooals die gewijzigd is vastgesteld bij Raadsbesluit van 26 Sept. 1861 n0» 13> °P nieuw te wijzigen en daarin alsnu te lezen: 6«. „eener ondernaaivrouw op een traktement van ƒ78. 24. Voorstel van B. en W. met betrekking tot een adres van Aan Eeenstra, houdende verzoek om wachtgeld, waarbij wordt voorgesteld te besluiten Aan Aan Eeenstra, eervol ontslagen gaarder van de belasting voor het gebruik van de watereu, kaden en wallen in deze gemeente, van 1 Julij 1867 af, een wachtgeld toe te kennen gerekend naar 52 'sjaars en zulks voorloopig tot 1 Jan. 1869, te vinden wat 1867 betreft uit hoofdst. VIII afd. 1LI art. 1 der bcgrooting van uitgaven dezer gemeente voor dat dienstjaar. Dc heer van Sloterdijck zoude wel eenige inlichting van B. en W. verlangen omdat in het rapport geene harmonie tusschen den considerans en de conclusie schijnt te bestaan wat betreft het aan den adressant toe te leggen wachtgeld daarin toch leest hij dat de billijkheid het medebrengt dat hij gelijk wachtgeld erlange als 't welk hij genoot, dit zou du3 moeten zijn ƒ2 's weeks, cn niettemin wordt voorgesteld een wachtgeld gerekend naar 52 'sjaars. De Voorzitter merkt op dat dc geachte Spr. hieromtrent in dwaling verkeert, vermits in den considerans wordt gelezen „toen door den Ra-ul in het genot is gesteld eener wekelijksche uitkeering uit de gemeentekas van ƒ2, welke uitkeering later onder den naam van wachtgeld ten bedrage van 52's jaars aan hem werd toegekend." De vergadering zich voorts met het voor schreven voorstel vcreenigende besluit dienovereenkomstig. 25. Voorstel van B. en W. nopens een adres van Fedje Schaf-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1867 | | pagina 4