GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderddag 14 November 1867. is vermeld en op de voorwaarden daarbij omschreven. Uit te voeren vóór de resumtie der notulen. 10. Voorstel van den heer rar. E. Jougsma, tot benoeming eener Commissie ten einde behoorlijk voor te bereiden al hetgeen in den Raad ter overweging en beslissing moet worden gebragt, betreffende het verhuren, verpachten of op andere wijze in ge bruik geven van gemeente-eigendommen etc. luidende als volgt Op te dragen aan eene Commissie het behoorlijk voorbereiden van al heigeen in den Raad ter overweging en beslissing moet worden gebragt betreffende het verhuren, verpachten of op andere wijze in gebruik geven van gemeente-eigendommen. Te bepalen dat die Commissie zal bestaan uit drie leden die evenals de uit dat drietal te verkiezen Voorzitter, ieder jaar zul len worden benoemd in de eerste raadsvergadering van de maand September. Te benoemen ecne Commissie ten einde spoedig, immers vóór 10 Nov. c. k. te ontwerpen en aan den Raad aan te bicden eene verordening regelende de werkzaamheden enz. van die Commissie. Alles op grond van en in overeenstemming met artikelen 54, 138 en 1793 van de gemeentewet. De Voorzitter opent over dit voorstel de discussien. De heer Jongsnia wenscht dit zijn voorstel nog eenigzins te wijzigen nl. in het 3e lid daarvan te stellen in stede van 10 Nov., „10 December" en aan het einde van het le lid, in stede van „de gemeente-eigendommen" te lezen „hetgeen naar het burgerlijk regt eigendom der gemeente is." JDc heer Bloembergen deelt mede (lat hij op de gronden recd9 vroeger door hem ontwikkeld, zich niet met dit voorstel zal kun nen vereenigen. Hij kan niet inzien dat de opdragt aan zoo danige Commissie, zou kunnen leiden tot vergemakkelijking van de bemoeijingen van het dagelijkseh bestuur, integendeel hij vreest veeleer voor jnoeijelijkheden en verwikkelingen welke daaruit voor het Collcgie kunnen ontstaan. De moeite door het dagelijkseh bestuur aan de hier bedoeld wordende zaken te besteden, is niet groot en het Collcgie zal zich die wel willen getroosten. Wordt zoodanige Commissie in het leven geioepen dan zal daarvan het gevolg zijn eene gedurige correspondentie tusschen bestuur en Commissie, iets wat de bemoeijing van het bestuur niet zal ver minderen maar veeleer vergrooten. Op dien grond is hij tegen het voorstel ofschoon hij overigens zeer apprecieert de strekking daarvan. De heer Gorter zal zijne stem aan 't voorstel geven omdat hij van oordeel is dat zoodanige Commissie nuttig zal kunnen zijn en tot ontheffing kan strekken van de vele werkzaamheden van het Collegie van dagelijkseh bestuur. Door «lie Commissie zal gebruik kunnen worden gemaakt van tie bestaande lijst van ei gendommen en alles worden voorbereid wat anders op den weg van het Collegie zou liggen. De Voorzitter zal kort zijn vermits hij airede in ecne vorige vergadering dc redenen heeft aangegeven die hem zullen nopen zijne stem aan het voorstel te ontbonden. Wanneer het betreft verhuringen van gemeente-eigendommen, dan veroorzaakt dit wei nig werk en bemoeijing aan bet Collegie en voor de Commissie zullen zc de taak ook niet ongemakkelijk maken met verpach tingen is het echter iets anders, deze toeh maken een deel uit van de dagelijksche bemoeijingen van B. en W. en wel eene be moeijing van directen aard, bepaald tot het huishoudelijk bestuur der gemeente behoorende, maar die evenwel niet zooveel werk aan het Collegie verschaffen dat eene overdragt daarvan op eene Com missie, ontlasting van werkzaamheden zou kunnen genoemd wor den. Spr. weet het vele kleintjes maken een groot, doch hier van ziet hij het groote nut niet in en hij zou met den heer Bloembergen eerder voor verwikkeling vreezen. De heer PlailteEga merkt aan, dat wanneer het voorstel niet zal kunnen strekken tot ontlasting van de bemoeijingen van het Collegie, zoo als hem nu uit het aangevoerde blijkt het geval te wezen, hij zich dan daartegen zal verklaren, omdat het clan toch weinig zal baten dat zoodanige Commissie in 't leven geroepen wordt. De lieer Duparc zegt, dat hij, hoezeer de leden van het dage lijkseh bestuur de verligting hunner taak niet verlangen, toch geneigd is, het daartoe door den heer Jongsma gedaan voorstel aan te nemen. Men zal hem misschien tegenwerpen, dat hij is plus roijaliste que le roi, 't zij zoo maar hij heeft voor zieh de overtuiging dat bij het beslaan der voorgestelde Commissie het niet anders kan, of de werkzaamheden van B. en W. moeten verminderen. In onze gerace;.te heeft men wel is waar twee zoo genaamde Commissien van bijstand, maar welke zijn het? de rauziek-cora missie en de gas-eommissie, beide zaken, die eigenlijk niet behooren tot hetgeen in gezonden zin kan gezegd worden het beheer der gemeente te betreffen. In gemeenten van veel minder belangrijkheid dan Leeuwarden heeft men eene vaste bouw-commissie en eene vaste finantieele-eommissie; hij zou die voor deze gemeente ook gaarne in 't leven zien geroepen, doch daartoe kan, volgens het 2e lid van art. 54 der gemeentewet, slechts worden overgegaan op vooistel van B. en VV. Kan hij nu ecnige toezegging of vooruitzigt bekomen dat zoodanig voor stel zal worden ingediend, dan zal hij zich tegen het voorstel van den heer Jongsma verklaren, anders zal hij het aannemen omdat het zal zijn eene eerste schrede op den weg die er, on danks de verklaringen van dc bestrijders, zijns inziens noodwen dig toe moet leiden, om de dagelijks nog toenemende werkzaam heden van B. en W. te doen verminderen. Dc lieer OosterRoit wenscht den geachten voorsteller te vra gen of het zijne bedoeling is eene vaste Commissie in 't leven tc roepen, zoo ja, dan moet Spr. wijzen op het bepaalde in het laaiste lid van art. 54 der gemeentewet, volgens welke bepaling het initiatief van B. en W. daartoe behoort uit te gaan. Is dat zijne bedoeling, dan zul Spr. zich op dien grond tegen het voor stel verklaren. De heer Jongsma, geeft in antwoord daarop te kennen, dat het den heer Oosterhotf schijnt ontgaan te zijn dat hij de aan leiding tot en den wettelijken grond voor zijn voorstel aan het einde daarvan heeft opgegeven en dat hij niet schijnt gelezen te hebben de beraadslagingen daarover in de vorige ver gadering voorgevallen. Spr. leest daarop het toen door hem ge sprokene en vervolgt voorts dat hij gelooft «lat dit als antwoord op de gedane vraag voldoende zal zijn. Naar zijn inzien regelt art. 54 in alinea 1 de privaat-regtelijke, in alinea 2 de privaat- burgerlijke aangelegenheden. De lieer Bruinsma is het dezen geheel eens met de zienswijze van de hecren Zeper en Bloembergen, nl. dat de voorgestelde maatregel inderdaad geene ontheffing van bemoeijingen voor liet Collegie zal te weeg brengen. Wat de verhuringen betreft, daar- vau, is steeds eene lijst ter secretarie aanwezig en valt het !t Collcgie derhalve zeer gemakkelijk daaromtrent tot een besluit te komen. Hij vreest dat uit het voorgestelde alligt cor respondentie tusschen bestuur en Commissie zal ontstaan tenzij een li«l van dat bestuur zitting had in de bewuste Commissie, doch ook in dat geval komt het hem voor dat het Collegie niet buiten «le bemoeijingen der Commissie kan worden gelaten. Om deze reden zal hij zich tegen het voorstel verklaren. De lieer Jongsma zegt dat de heer Bruinsma daar juist een gevolg heeft aangeroerd, waarvoor hij vreest en dat hij zoo gaarne zou vvensclien vermeden te zien. De gascorarnissie telt onder hare leden twee leden van het dagelijkseh bestuur, leden die men om hunne bekende kenuis van het technische gedeelte der gas- zaak, noode uit die Commissie zou kunnen ontberen, maar die door hun lidmaatschap der gascomiuissic zeker dikwijls worden verhinderd ais leden van het dagelijkseh bestuur werkzaam te zijn. Dit wenscht hij dat vermeden worde met de door hem - - GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 14 November 1867. 177 voorgestelde Commissie en hij veroorlooft zich daarop de aan dacht der vergadering wel in 't bijzonder te vestigen. Het voorstel wordt daarop in rondvraag gebragt en met 14 tegen 5 stemmen die van «le hoeren Zeper, Bruinsma, Bloembergen, Plan- tenga cn de With aangenomen. Tengevolge van dit besluit overgegaan zijnde tot de benoeming eener Commissie van drie leden aan welke wordt opgedragen om zoo spoedig mogelijk, immers vóór 10 Dec. 1867 te ontwerpen en aan den Raad aan te bieden eene verorilening regelende de werkzaamheden enz. van die Commissie, blijkt uit de gehouden stemming dat met meerderheid van stemmen tot leden van gezegde Commissie zijn verkozen dc hecren: Mr. E. Jongsma met 17, Mr. C. Wicrsma met 10 en Mr. C. W. A. Buma met 8 stemmen. De overige stemmen waren verdeeld als volgt: Op de hceren Gorter en Westenberg elk t, den heer Duparc 3, de heeren l'lantenga en van Sloterdijck elk 2 steramen en op de heeren Hommes, Brungcr en Oosterholf, elk cónc stem. Uit te voeren vóór «le resumtie der notulen. 11. Voorstel vin B. en W. aangaande een adres van T. Eernstmau, eervol ontslagen onderwijzer aau de onlangs opgeheven stads teekenschool, houdende verzoek om een jaarlijkseh pensioen. De vergadering zieh met dit voorstel kunnende vereenigen, besluit mitsdienAan den adressant Tjeerd Eernstman te kennen te geven dat de Raad gecne termeu heelt gevonden om 't door hem bij adres dd. Oct.. 1867 gedaan verzoek om een jaarlijkseh pen sioen, in te willigen en dat verzoek mitsdien wijst van de hand. 12. Aan de orde is de behandeling van het voorstel van B. en W. betrekkelijk een negental adressen allen houdende verzoek om het daarbij bedoeld grafgeld tc mogen afkoopen. Dc Voorzitter opent over dit voorstel de beraadslagingen. De heer Bloembergen zal zich met dit voorstel niet vereeni- gen omdat zoodanige afkoop hem ongerailcn voorkomt. Vroeger is wel in dien zin in deze vergadering besloten dat afkoop van die jaarlijksche onderhoudskosten mogelijk zou zijn en het voor gedragen besluit., rogelende de grafregten behelst dan ook eene bepaling daaromtrent. Spr. stelt zich evenwel voor dat «le Raad daarop zal willen terugkomen te meer omdat hij het vermoeden koestert dat de hoogc regeering hare goedkeurende stem daaraan zal onthouilen. Dit zou nu evenwel geen beletsel voor «leze ver gadering zijn om overeenkomstig het ouderwerpelijk voorstel, toe wijzend op de ingekomen aanvragen te beslissen. Spr. zal zieh echter niet kunnen vereenigen met zr.ik een besluit omdat hij vreest dat het tot verkeerde gevolgen in de toekomst zou kun nen leiden. Wat toch zal het geval worden van den eigenilom waarvan het jaarlijkseh onilorhoud is afgekocht? Dc eigenaar, wetende «lat or voor dat onderhoud van gemeentewege gezorgd zal worden, zal zich omtrent dien eigendom en de te naamstcl- ing daarvan niet meer bekommeren het gevolg «laarvan zal zijn •lat men na jaren «leu eigenaar van de grafruimte niet meer kent, terwijl desniettegenstaande de verpligting tot onderhoud voor de gemeente blijft voortduren. De ervaring heeft geleerd dat het noodzakelijk is dat men omtrent den eigendom van die graven in het zekere behoort te zijn, war.t er zijmomstandigheden voorgekomen en zij kunnen zich later ook voordoen, dat men in schikkingen met zulk een eigenaar hebbe te treden. Het is «lus wenschelijk dat dc gemeente ten allen tijde wete tot welken per soon men zich in voorkomende gevallen hebbc te wenden. Dit doel kan echter niet worden bereikt wanneer men tot afkoop be sluit. Ware het dat men dat onderhoud kon afkoopen vooreen zeker getal jaren, Spr. zou er «lan niet tegen hebben, het gaf aan «len eigenaar conig gerief en voor de administratie geen last, men hield dan altijd een aansprakelijk eigenaar. Op dien gror.d maakt Spr. zwarigheid zijne stem aan het voorstel te geven, ten ware hij van het tegendeel mogt kunnen worden overtuigd. Alen ver- lieze hierbij r.iet uit het oog dat de verordening waarbij dc be voegdheid tot afkoop wordt geregeld, de goedkeuring van de hooge regering tot dusver niet heeft erlangd. De heer Wiersma zegt, dat dc vorige Spr. het fond dcrzaik heeft aangeroerd daarmede kan hij zich volkomen vereenigen, maar hij heeft bovendien nog een vormelijk bezwaar. De Raad heeft eene verordening gemaakt, waarop evenwel nog niet dc vereischte goedkeuring van de hooge regering is bekomen, en nu komt het hem voor dat men daaraan ook gcene uitvoering zal kunnen geven, dan nadat die sanctie werkelijk is gegeven. Hij wenscht daurom de beslissing over het voorstel aan te houden tot na die goedkeuring, ten einde mogelijke mocijcl ijk heden te voorkomen. Hij stelt dit voor. De Voorzitter vraagt of dit voorstel ondersteund wordt? De heer Bloembergen Zit tegen dit voorstel moeten stemmen omdat hij daardoor zijne denkbeelden zooeven ontwikkeld, nog niet ter beslissing ziet gebragt, wat hij in het belang der zaak toch zeer wenschelijk acht. Hij wenscht namelijk dat men be- slisse of cn zoo ja welke wijziging dienaangaande in de bereids vastgestelde verorilening, door den Raad zou kunnen gebragt worden. Hij zal er voor zijn dat de behandeling worde aange houden in zoover dat de zaak ten fine van onderzoek in han den eener Commissie worde gesteld. De heer Wiersma meent (hit daartoe vooralsnog geen nood zaak bestaat, immers, men zou eene Commissie benoemen over iets wat feitelijk nog niet bestaat en dat toch later nog wel eens bij den Raad zal worden gebragt, want hij stelt zich voor dat «le hooge regering nu, na verloop van zoovele jaren dat dc voor- dragt wcril ingediend, toch maar niet zoo voetstoots daaraan hare goedkeuremie stem zal hechten. Dc Voorzitter brengt alsnu in rondvraag het bovenvermeld voorstel des heeren Wiersma, dat daarop eenstemmig wordt aan genomen. 13. Rapport e:i voorstel der Gomtuissie ad hoe omtrent hit door de voogden der stads armekamcr aan heeren Ged., Staten ingediend adres, hoiuleude verzoek dat vernietigd worde het door den Raad genomen besluit waarbij dc goedkeuring is geweigerd van de door hen ingediende supplctoire bcgrooting dienst 1367. Gecne beraadslaging over dit voorstel voorvallende, brengt dc Voorzitter het in rondvraag, waarbij het met 13 tegen 4 st«;m- meu (die van dc hh. Duparc, Jongsma, Attema en van Sloter dijck) wordt aangenomen, zoodat is besloten lo. zich te veree nigen met do bij gemeld voorstel overgelegde ontwerp-missive aau heeren Ged. Staten, in voldoening aan dc aposJllaire dis positie van den Commissaris des Konings in Friesland, dd. 7 Oct. 1867, no. 2079, 3e afd. 2o. Heeren B. en W. te verzoe ken die missive aan heeren Ged. Staten van Friesland te ver zenden en daarbij, behalve het adres en dc bijlagen, nog te voe gen een afschrift van het tot deze zaak betrekkelijk rapport en voorstel, zooals dit in de vergadering van 12 Sept. jl. onder no. 6/t in de notulen is aangenomen 3o. Aan dit besluit uitvoering tc geven vóór de resumtie der notulen. Wordt opgemerkt «lat de heer Buma, als lid van 't collegie van voogden der stads armekamer, zieh in dezen van stemming onthouden heeft. 14. Aan de orde is het rapport der Raadscommissie voor de zaken betreffende het middelbaar onderwijs in dc gemeente, op- zigtens een «loor haar ontworpen verordening voor de school voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs voor jongens. De Voorzitter opent over deze aangelegenheid de beraad slagingen. De heer Duparc wenscht voor het oogenhlik niet in eene be- oordecling van de merites der concept-verordening te treden, maar eene motie te doen om de behandeling uit tc stellen. Hij ge looft dat (le vaststelling der verordening op dit oogenblik, vooral met het oog op art. 10, waarin het bedrag van het schoolgeld i'y: "V.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1867 | | pagina 4