206 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 5 December 1867. oordeel mogt zijn dat over dit, reeds ter vorige vergadering be handelde punt, nog weder discussien kunnen worden toegelaten, hij het woord zou verlangen, ten einde daarover nog zijn gevoe len in 'tmidden te brengen. De Voorzitter zegt zwarigheid te maken daaromtrent op nieuw de ber-adsiagingen open te stellen. De heer Bloembergen gelooft niet dat het buiten de orde is wanneer de discussie op nieuw wordt opengesteld. Mogt het den Voorzitter echter onaangeaam zijn dat dit het geval werd, kan stelt hij niet zóó groot belang er in nog iets betreffende dit punt in 't midden te brengen of zal hij van 't gevraagde woord afzien. De Voorzittor zegt zich in dezen geen partij te stellen, maar merkt toch op dat het vroeger gewoonte was over zoodanig punt, gecne verdere discussie toe te laten. Hij geeft echter nu het woord aan den heer Bloembergen. De heer Bloembergen is van oordeel dat het motief door den heer Westenberg aangevoerd, gcene genoegzaam voldoende drang rede is om daarom het amendement aan te nemen, integendeel, Spr. wenscht liever den schooltijd van 122 te behouden om reden dat het, met het oog op den schooltijd voor de leerlingen aan de hoogere burgerschool, voor de anderen beter uit komt dat de lessen aan de gynastieschool van 24 voor hen toegan kelijke zijn. De heer Duparc heeft alleen het woord gevraagd wegens het beginsel waarvan hier sprake is. De thans opgeworpen kwestie is niet nieuw zij kwam herhaaldelijk voor bij onze staatsligcha men na de invoering der organieke wetten. Intusschen werd bij herhaling uitgemaakt en, naar Spr. gelooft, tcregt, dat men zich in cene volgende vergadering niet heeft te bepalen tot eene bloot machinale stemming, maar op nieuw in discussie kan treden over de zaak die het geldt. Zoo'n nieuwe discussie kan juist strekken om meer licht te verspreiden, en ook om leden, die in vorige vergaderidg afwezig waren, gelegenheid te geven hunne denkbeelden te ontwikkelen. Het komt Spr. voor dat art. 50 der Gemeentewet in dezen ruimen zin moet worden opgevat. De heer Bruinsma denkt eenigzins anders. Is toch staking van stemmen het geval, dan bepaalt de wnt uitdrukelijk dat daarover in eene volgende vergadering eeuc tweede stemming moet plaats hebben. Dat voorschrift spreekt niet van eene be handeling op nieuw, maar daartegen zou dan ook naar Spr. mee ning dit bezwaar bestaan, dat omtrent een reeds behandeld on derwerp, waarvan de eerste stemming een gevolg was, eene dis cussie van de tweede stemming voorafgaande, zoodanige wijziging van opinien zou kunnen te weeg gebragt worden dat de eerste stemming die toch het onderwerp is voor de tweede, geheel builen het spel werd gelaten, en dit gelooft Spr. dat evenmin de bedoeling van den wetgever kan ziju geweest. Nu evenwel de heeren Westenberg en Surir.gar bereids in cenige nadere dis cussie ziju getreden, wenscht hij dat de discussie algemeen opengesteld wordt. Wat rle zaak zelf aangaat, kan hij zich het best voegen bij de zienswijze van de heeren Plantcnga en Bloem bergen, en zal hij zich dus tegen het amendement verklaren. Dit wordt daarop in stemming gebragt en aangenomen met 11 tegen 7 stemmen (die van de heeren Bruinsma, Bloembergen, Gorter, Tigler Wijbrandi, Brungcr, Hommes en Plantenga.^ De voorzitter wenscht nu in rondvraag te brengen het amen dement van den heer Westenberg, betreffende den tijd waarop de avondschool zal worden gehouden en waarbij die van 5 '/3 7]/% word: voorgesteld. De lieer Verwijs geeft in bedenking of 't niet raadzaam zou wezen om alvorens hiertoe over te gaan, eerst af te doen het «loer hem op art. 12 voorgesteld amendement, te weten, om daaraan als 2e lid toe te voegen de bepaling „De leerlingen der ie klasse hezoeken aLleen de school gedurende dc twee eerste schooltijden." Er bestaat tusschen de beide amendementen in zóóver verband, dat wordt zijn amendement verworpen, het dan misschien zaak zal wezen om ter wille van kleine kinderen den voor voorgedragen schooltijd van 57 uur te behouden Overeenkomstig deze opmerking wordt besloten eerst af te doen het bovenvermeld amendement der heeren Verwijs. De heer Bloembergen zal zich tegen het voorstel van den heer Verwijs verklaren omdat dit naar zijn oordeel te veel den schooltijd voor de leerlingen der ee/ste klasse bekort, 't geen vele ingezetenen minder aangenaam zal zijn en waarvoor hij tc min der rede ziet omdat de schooltijden nu telkens hoogstens 2 uur aaneen zullen duren. Denkt de meerderheid der Vergade ring zoo als Spr., dan wil hij, ten einde cenigzins te gemoet te komen aan het bezwaar van het tc laat uit school komen der meer jeugdige leerlingen, voorstellen dc avondschool te houden van 5 1 v7 uur, waardoor de schooltijd derhalve generaliter met een half uur zou worden bekort. De Voorzitter zal zich noch met het voorstel van den lieer Verwijs, noch met het amendement van den heer Bloembergen vercenigcn, omdat hij een schooltijd van 6 uren, ook voor jeug diger kinderen niet bezwarend acht. Het amendement van den heer Verwijs, wordt daarop in rond vraag gebragt en met 11 tegen 7 stommen (die van de heeren Zeper, Bloembergen, Gorter, Suringar, Tigler Wijbrandi, Hommes en Plantcnga) aangenomen. Daarop brengt de Voorzitter in rondvraag het amendement van den Westenberg om de avondsohoollijd, in stede van op 57 uur op 5 1 27 '/2 te stellen, waarover in de vorige verga dering de steramen mede hebben gestaakt. Dc uitslag dezer herhaalde stemming is dat dit amendement ten tweeden male onbeslist wordt gelaten, doordien zich 9 steramen voor en een gelijk getal daartegen verklaren, op grond waarvan het naar luid van dc bepaling in al. 2 van art. 50 der Gemeentewet, geacht moet worden vervallen tc zijn. Tegen stemden dc heeren Zeper, Bloembergen, ltengers, Gorter, Suringar, Tigler Wijbrandi, Brun- ger, Hommes en Plantcnga. Dc door de Commissie voorge dragen schooltijd van 57 uur is daarop eenstemmig aangenomen. Att. 12 invocge voorschreven geamendeerd, is daarop buiten verdere beraadslaging, eenstemmig aangenomen, De Voorzitter brengt hierop in behandeling het ter vergade ring van 28 Nov. jl. ingediende, doch toen in advies gehoudenc amcndemcut van den heer Duparc in behandelingstrekkende dit amendement om als laatste art. aan deze verordening toe te voegen «le volgende bepaling „Art. Deze verordening treedt in werking Alsdan ziju vervallen de verordeningen lo. voor de burger school voor jongens van 27 Juuij 1861 2o. voor «le fransche dag- en kostschool voor jonge heeren van 11 July 1861." Dc heer Kengers zich met dc strekking van het amendement vereenigendc, zegt dat hij zelf reeds een amendement gereed- had, waarvan de redactie hem doelmatiger voorkomt, dewijl niet alleen de twee door den heer Duparc speciaal genoemde ver ordeningen, maar ook nog andere bepalingen kunnen bevatten die door de invoering van de nieuwe regeling moeten vervallen. Spr. stelt dus als sub-amendement voor, de overgangsbepaling aldus te lezen „Alle vroegere bepalingen en reglementen be trekkelijk de fransche dag- en kostschool voor jonge heeren en de burgerschool voor jongens, zijn met de invoering van deze verordening vervallen." Dc heer Duparc kan zich wel met het subamendement van den heer Rengcrs vereenigen, om dat daardoor het doel misschien nog beter wordt bereikt, De Voorzitter brengt daarop het subamendement van den heer Rengcrs in behandeling. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 5 December 1867. De heer Duparc wenscht nog op te merken, dat toen hij het voorstel deed, hij het idee had dat de Commissie naar aanleiding daarvan een tijdstip van in werking treding dezer verordening zou willen bepalen misschien zou het goed zijn daarvoor vast te 9tcllen acht dagen na bekomen koninklijke goedkeuring van het besluit tot heffing der schoolgelden. Spr. wcnschte deswege gaarne het gevoelen van de Commissie te vernemen. De heer Verwijs betuigt dat hij zich met het denkbeeld om dc verordening binnen acht dagen na dc ontvangst der bewuste goedkeuring, in werking te brengen, zeer wel kan vereenigen. De heer Rengers moet zich er tegen verklaren, dewijl het hem onraadzaam voorkomt om de invoering van het reglement, die zeer wel met 1 Januarij kan plaats hebben, afhankelijk te stellen van het geheel onzekere tijdstip der goedkeuring van het heffmgsbesluit. Zijns inziens toch bestaat er volstrekt geen be zwaar om met het onderwijs aan tc vangen zonder alvorens de goedkeuring op de te heffen schoolgelden te hebben erlangd te meer omdat wegens de kinderen die \an de fransche en de bur gerschool op deze school zullen overgaan, bereids het schoolgeld, flat telkens 3 maanden vooruit wordt betaald, tot I Pebr. 1^68 is voldaan en de billijkheid medebrengt dat ze voor het onderwijs gedurende de maand Januarij niet tweemaal behoeven te betalen. De heer Bloembergen is van gelijk gevoelen als de geachte vorige Spr. Afgescheiden van de al of niet tijdige goedkeuring van het aan de hooge regering voor te dragen heffingsbesluit, komt het Spr. voor dat de verandering in de besteraming der hier bedoelde scholen zeer wel dc door dien Spr. beoogde wijze van handelen toelaat. Hij ziet er geer. bezwaar in dat men vóór den tijd van goedkeuring van het heffingsbesluit het reglement der school invoere. Ten overvloede zij echter opgemerkt dat art. 10 nog moet worden afgedaan. De heer Dupai'c zegt flat, ofschoon hij het meer rationeel zou hebben gevonden om dc in werking brenging van de verordening te bepalen b.v. 8 dagen na de koninklijke goedkeuring van het hcfling9besluit, hij echter ook wel zijne goedkeuring kan hechten aan den termijn van 1 Jan. e. k. Het is hem hoofdzakelijk te doen om eene date certaine te hebben zoo als hij reeds vroeger zeitle, laat hij dc bepaling van dien datum gaarne aan de Com missie over. De Voorzitter zegt dat hij alvorens het subamendement vau den heer Rengers in rondvraag te brengen art. 10 wenscht te behandelen en, aangezien die bepaling in verband staat met het ontwerp-besluit tot heffing der schoolgelden, acht hij het verkies lijk dat ontwerp alvorens te behandelen. Hiertoe wordt besloten. 3. Aan dc orde wordt alsuu gesteld de behandeling van het ontwerp-besluit tot heffing van schoolgeld voor onderwijs aan de school voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs voor jongens in de gemeente Leeuwarden. De Voorzitter brengt eerst in behandeling den considerans van dit besluit. Dc beer Plantenga merkt op dat volgens dezen considerans bij het besluit van den 9 Mei 1867 is besloten, de bestaande fransche dag- en kostschool voor jongehcercn en dc burgerschool voor jongens zijn vereenigd tot eene school voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs, terwijl dat besluit zelf luidtde fransche dag- en kostschool voor jongclieeren en dc burgerschool voor jongens te vereenigen, zoodanig dat de eerste als inrigting voor uitgebreid lager onderwijs, door wijziging der leervakken, mede in zich opnemc dc burgerschool voor jongens en deze alzoo kome tc vervallen. Spr. geeft in overweging om de omschrijving in den considerans gelijkluidend te doen met dc bewoordingen van dat besluit. De heer Bloembergen is van oordcel dat men niet gehouden is om hier van dezelfde termen gebruik te maken, de aard van Bijvoegsel tot de Provinciale Friescue Courant, de school wordt voldoende aangewezen en bovendien wordt hier naar het betrekkelijk besluit verwezen. De heer Rengers gaat nog iets verder en beweert dat het gestelde in den considerans inderdaad de voorkeur verdient, want fle fransche school qua kostschool is opgeheven, en dit blijkt niet uit het besluit van 9 Mei, maar hier wel. De considerans wordt daarop onveranderd aangenomen. Art. 1. De heer Bloembergen observeert dat nu, na het aan nemen van het voorstel van den heer Verwijs, krachtens 't welk dc leerlingen der le klasse alleen de school bezoeken gedurende de twee eer3tc schooltijden, de zaak een eenigzius ander voor komen heeft verkregen en dat het nu wenschelijk is te achten dat het schoolgeld voor het onderwijs in de eerste klasse vermindering ondergaware de bezoldiging van de hulponderwijzers niet vastgesteld, dan zou ook daarin, met het oog op den korteren duur van het floor hen te geven onderwijs, wijziging noodzakelijk zijn, doch vermits die tracteraenten bereids geregeld zijn komt die wijziging minder te pas. Spr. stelt nu evenwel voor oin het schoolgeld voor het onderwijs in de eerste klasse te be palen op ƒ16. De heer Verwijs wenscht ook dat dit bedrag vermindering onderga, doch is cr niet voor dat dit zoo veel zal bedragen. l)e geaehte Voorsteller schijnt daarbij te vergeten dat dan ook het schoolgeld voor de andere klassen verminderd zal moeten worden. Naar Spr.'s oordeel zou men best doen met ƒ18, ƒ16 en ƒ14 te bepalen. De heer Bloembergen zegt volstrekt niet vergeten te hebben dat de aanneming van de bewuste bepaling ook van invloed zal zijn op het schoolgeld voor de andereklassen verschuldigdmaar Lij heeft daarvan nog niet gesproken omdat daarvan eerst in een volgend art. sprake i9. Hij moet evenwel observeren dat de door hem voorgestelde som proportioneel is aan het tc geven onderwijs; de 6 uren per dag zijn teruggebragt tot 4 uren en dan gelooft hij blijft de verhouding geheel bewaard. De lieer Duparc zal het amendement ondersteunen. Volgens het voorstel van de Commissie zouden ook voor de kindereu van 6 tot 8 jaren de leeruren 30 in de week zijn tegen een school geld van 22 per jaar. Nu zal het getal leeruren met 8 in de week worden verminderd en alzoo 22 worden. In diezelfde verhouding het schoolgeld verminderende komt men tot het bedrag van 16. Het boven omschreven voorstel des heeren Bloembergen wordt hierop in rondvraag gebragt en met 13 tegen 5 stemmen (die van de hh. Rengcrs, Tigler Wijbrandi, Plantenga, dc With en Verwijs) aangenomen. De heer Bloembergen zegt vervolgens geene gelegon beid te hebben gehad om met do medeleden der Commissie na te gaan of en in hoever er termen bestaan om ten aanzien van de andere voorgedragen schoolgelden, eenige wijziging voor te stellen. In tusschen komt het hem voor dat fle sprong tusschen het school geld wegens de le en 2e klassen verschuldigd, inderdaad wat heel groot is te noemen en verdient het zijns oordeels overweging orn het schoolgeld wegens de 2c klasse te splitsen, naar aanlei ding van dc beide afdeclingen waarin die klasse is verdeeld, bv. van ƒ26 a f 28 tot ƒ34, anders is het verschil tusschen de beide klassen hem waarlijk te groot. De heer Verwijs zegt zich daartegen te zullen verklaren, want hij ziet daarin niet dat bezwaar 'twelk naar 't oordeel van den heer Bloembergen zou bestaan. Wel is die sprong wat heel groot, doch in splitsing ziet Spr. bepaald bezwaar. Wel is waar genieten de leerlingen, geplaatst in de 2e klasse gedurende het eerste jaar wel geen uitgebreid lager onderwijs, maar het hun ver strekt wordend onderwijs is toch van dien aard dat het voorge dragen schoolgeld volstrekt niet als daarmede niet in verhouding staande, is aan te merken. Wat het bezwaar van den heer 53

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1867 | | pagina 2