222 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 12 December 1867. van het verslag, op de wijze als bij art. 40 en volg. van het reglement van orde voor deze vergadering is voorgeschreven. Alvorens de stemming geschiedt, vraagt de Voorzitter of de Vergadering kan goedvinden dat de heer Duparc zich in dezen van de stemming onthoude. Daartoe wordt besloten. De uitslag der eerste stemming is dat van de 18 uitgebragte stemmen zijn uitgebragt op de Leeuwarder Courant 8, op de Provinciale Friesc/ie Oourant 7 en op de Friesche Courant 3 st. Geene volstrekte meerderheid van stemmen verkregen zijnde, is de Vergadering overgegaan tot het houden ecner tweede, vrije stemming, waarvan de uitslag was dat van de 18 uitgebragte stemmen 10 op de Provinciale Friesche en 8 op de Leeuwarder Courant waren uitgebragt, zoodat de uitgever van de eerstgemelde courant is aangewezen tot de uitgifte en levering van het verslag van 's Riiads handelingen. De Voorzitter brengt nu in behandeling het betrokken ont werp van overeenkomst; aangezien het hem echter voorkomt dat eene opzettelijke behandeling daarvan vrij overbodig is tc achten, stelt hij voor dat contract aan tc nemen. Daartoe wordt een stemmig besloten en voorts om aan het hier beslotene vóór de resumtie der notulen uitvoering tc geven. 9. Aan de orde is het volgend voorstel van den heer Verwijs: De ondergeteekende, lid van den Raad der Gemeente Leeu warden, overwegende, dat het voorstel van B. en W. om dc burger dag- en avondschool in deze gemeente te vestigen in dc schoollokalen, tot nu toe gebezigd voor de burgerschool voor jongens, met benuttiging der lokalen van de opgeheven tceken- school in de Bollcraanstecg, bij besluit van den llaad van heden is verworpen; Overwegendedat die verwerping moet worden geacht te zijn het gevolg daarvan dat de meerderheid van den Raad de voorkeur gaf aan het voorstel der Commissie van toezigt op het middelbaar onderwijs in deze gemeente, om de lokalen van het. gymnasium, verbonden aan- en een geheel uitmakende met bovengenoemde teeken-lokalen, tc gelijk met die teeken-lokalen te bestemmen tot burger dag- en avondschool Overwegende, dat na de verwerping van voornoemd voorstel, de Raad een positief besluit dient tc nemen, in welk lokaal hij die burger dag- en avondschool wenscht te vestigenheeft de eer, aan uwe Vergadering voor te stellen, te besluiten 10. de burger dag- en avondschool in deze gemeente wordt gevestigd in het gebouw van het gymnasium met inbegrip en benuttiging van de zich in dat gebouw bevindende teekenlokalen, tot voor korten lijd als zoodanig gebruikt geweest. 2o. het gymnasium wordt overgeplaatst naar de burgerschool voor jongens, welke als afzonderlijke leerinrigting met 1 Jan. 1868 is opgeheven. 3o. B. en W. worden uitgenoodigd aan het sub lo. en 2o. beslotene ten spoedigste uitvoering te geven en de bovengenoem de gebouwen in te rigten voor het doel daarvoor bij de beslui ten sub lo en 2o aangewezen. 6 December 1867. (geh) Eelco Verwijs. Na gelezen te zijn vraagt de Voorzitter of dit voorstel wordt ondersteund. Dit geschied zijnde opent dc Voorzitter daarover de beraad slagingen en noodigt den Voorsteller uit dit zijn voorstel nader toe te lichten. De heer Verwijs gelooft dat dit voorstel, na de breedvoerige beraadslaging der zaak ter vorige vergadering, geene nadere toe lichting behoeft. De heer Jongsioa zegt dat, aangezien hij in de voorgaande vergadering niet tegenwoordig was en het verslag deswege nog niet is afgedrukt, dc bekendheid der aangevoelde motieven ter zake niet op hem van toepassing is; alleen heeft hij uit de op heden geresumeerde notulen dier vergadering vernomen, het feit dat het voorstel van B. en W. om de burger dag-en avondschool tc vestigen in het lokaal der burgerschool voor jongens, ver worpen is. De consequentie die daaruit voor Spr. voortvloeit is dat hij daaraan de betcekenis moet hechten dat de burger dag- en avondschool, ook na het aanbrengen van de vereischte verbeteringen aan het lokaal, minder goed in de met 1 Jan. e. k. op te heften burgersehool voor jongens zal zijn tc vestigen. Spr. moet dat besluit respecteren, het is een feit waarvoor hij staat. Maar nu is bij hem de vraag gerezen, wordt het belang der ge meente door dit besluit inderdaad wel bevorderd Hij weet wel, het bevorderen van dat belang een zeer rekbaar begrip is, men kan het op verschillende wijze opvatten, hij gelooft echter niet dat door het zoo evengenoemde besluit het werkelijk belang der gemeente zal bevorderd worden, want aan eene besparing van kosten valt niet te deuken. Die besparing toch werd met het voorstel van B. en W. beoogd en naar Spr. meent, viel dit ook niet te betwijfelen nu evenwel dat voorstel is afgestemd, zal wel het gevolg van dat besluit moeten zijn, dat men óf een nieuw schoolgebouw stichte, óf, en dit schijnt vooral in de bedoeling tc liggen, dat de loka len thans als gymnasium gebruikt wordende, ingeruimd worden door de burger dag- en avondschool, en verplaatsing van het gymnasium naar do localcn die in hel oog der Commissie niet goed genoeg voor de burger dag- en avondschool zijn. Dat in het eerste geval geene besparing voor dc gemeente zal worden verkregen is duidelijk, en dat in het tweede geval het finantieel belang der gemeente evenmin zal worden bevorderd, is, naar Spr.'s oordeel, ook niet onduidelijk; intussrhen er blijft nu niets over, dan dat de Raad in dezen een positief besluit neme. Spr. wenscht niet op te treden als de verdediger, van de regten wil hij niet zeggen maar van de aanspraken, welke het gymnasium kan maken op de lokaliteit waarin dat onderwijs zoo lange jaren gegeven weid, waarin het vroeger bloeide. Is men welligt van moening, dat die leerinrigting binnen een niet ver verwijderd tijdstip tot ontbinding zal geraken, tengevolge van de sedert jaren voorgespiegelde invoering ecner wet op het hooger onderwijs, Spr. verklaart die invoering nog in jaren niet te verwachten, omdat zij in verband moet staat met eene volstrekte afscheiding tusschcn Kerk en Staat, hocdanige niet spoedig tot stand zal zijn gebragt. Men schijnt de meening te zijn toegedaan alsof het gymnasiaal onderwijs, in afwachting van de nieuwe wettelijke regeling, daardoor zou worden gedrukt, dit kan inderdaad geen gemeend argument zijn, de toestand van «le gijmnasia in het algemeen geeft eene andere, meer verklaarbare reden voor dien achteruitgang aan. Maar bovendien, gesteld dat dit argument het ware was, dan r.og zou het belang van het onderwijs, het welk indirectclijk mede is dat der gemeente, het mede brengen, dat rncn voor goede localitcit moest zorgen, want het staat bij Spr. vast, dat men het gymnasiaal onderwijs, door overbrenging naar dc burgerschool, zal benadeelcn eensdeels zal zoodanige overbrenging naar minder goede localen, misschien ncderdrukkend werken op leeraren en leerlingen, anderdeels zal het gymnasiaal onderwijs in de publieke opinie dalen, wanneer inen hetzelve naai de door de Commissie beoogde loealen verbant. Spr. voorziet in elk geval niet in, dat het finantieel belang der gemeente er bij zal winnen, integendeel, grooterc kosten zullen het gevolg van dit besluit zijn. Ilij zal daarom zijne stem niet aan dit voorstel kunnen geven. Ten slotte wenscht hij nog te vragen op welk tijdstip het gymnasiaal onderwijs in eene andere locali- teit zal moeten aanvangen wel is cr sprake, dat de burger dag en avondschool niet 1 Jan. e. k. in dc localen van het gymnasium gevestigd zal worden, maar 't is niet regt duidelijk wanneer het gymnasium de lessen zal kunnen voortzetten. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 12 December 1867. 223 De heer Verwjjs wenscht den vorigen Spr. te beantwoorden en aantevangen met een antwoord te geven op de laatstgedane vraag. Spr. vermoedt dat het geachte lid punt 2o. van het voor stel minder goed begrepen heeft; daar staat „het gymnasium wordt overgeplaatst naar de burgerschool voor jongens die met lo. Jan. is opgeheven," en voorts in het 3e lid van 't voorstel vindt men dat B. en W. worden uitgenoodigd aan het sub l en 2 beslotene ten spoedigste uitvoering te geven, daarbij wordt dus op eene spoedige uitvoering aangedrongen, zonder dat even wel het juiste tijdstip waarop het gymnasium in het voor hem bestemde lokaal zal zijn overgebragt, vooralsnog is aan te geven. Natuurlijk het ligt niet in de bedoeling om er het gymnasiaal onderwijs, zooals men dit noemt uit te jagen, integendeel het is van dc zorg van liet Dagelijksch Bestuur te verwachten dat een en ander zonder stagnatie en stoornis tot geregelde oplossing zal worden gebragt. Overigens moet hij aanmerken dat ter vorige vergadering wel sprake is geweest van den gedrukteu toestand waarin het gymnasium verkeert, doch in gar.sch ande ren zin als waarin de vorige Spr. het doet voorkomen. Maar waar vooral sprake van was, is de dadelijke goede regeling van de burger- dag- en avondschool die te verkiezen is boven eene tijdelijke regeling. Wat overigens aangaat de door de Commis sie geschikt geoordeelde lokaliteit van de school in de Zak, hieromtrent meent Spr. te kunnen verwijzen naar de betrekkelijke stukken. De heer Rengers ofschooa het votum betrekkelijk het voor stel van B. en W. betreurende, zou thans wel genegen zijn zich bij het voorstel van den heer Verwijs neder te leggen, zoo niet overwegende bezwaren hem daarvan weerhielden. Spr. heeft hierbij speciaal voor oogen de belangrijke kosten, die zullen moeten aangewend worden, om een toestand te verkrijgen die, wat ook de Commissie voor het middelbaar onderwijs moge beweren, alligt later geheel onvoldoende of nutteloos zal blijken. Volgens bekomen informatie zal de inrigting van de burgerschool tot gymnasium, met de aanbouw van een curatoren kamer cirea/3000 kosten, de herschepping van het gymnasium in eene burger school, zeer matig berekend ƒ1000 a 1500, zoodat men terstond ƒ4000 a /"5000 zal uitgeven om eene regeling tot stand te bren gen die mogelijk met 2 of 3 jaar totaal ondoelmatig zal blijken. l)c heer BruiQSma wenscht niet over de zaak zelf te spreken, maar zijne stem te motiveren. Men heeft cr gedurende de dis cussie op gewezen dat er twee wegen overig waren om aan het ge nomen besluit uitvoering te verzekeren, en dit wel om voorde burger dag- en avondschool óf een nieuw gebouw te stichten óf daarvoor te bestemmen het gebouw als Latijnsche school gebruikt wordende. Maar Spr. heeft nagedacht of niet eenige andere lokaliteit voor- loopig voor het doel zou zijr. te benuttigen en dan is zijn oog gevallen op het lokaal van de hulpbeurs. Spr. is cr in begin sel wel niet voor om het gymnasium te evacueren en ook vroe ger, toen dit denkbeeld ter sprake kwam, achtte men eene over brenging van die inrigting in strijd met de waardigheid der schoolbovendien het zou Spr. tegen de borst zijn om het gym nasium dat in deze gemeente toch altijd de hoogste school is, over te brengen naar eene, voor ccue andere school, afgekeurde lokaliteit, en toch zal eene opoffering moeten geschieden hetzij door deze of gene. Spr. zal evenwel, de aandacht vestigende op het lokaal van de hulpbeurs, togen het voorstel stemmen. De heer Attema wenscht een enkel woord tot adstructie van de zaak aan den heer Jongsina op te merken. Spr. moet ver klaren dat hij zich niet kan voorstellen dat Curatoren het voor stel van de Commissie zouden wraken om dc school over te brengen naar lokalen die even goed als de bestaande zijn te achten, uithoofde van het motief alsof dit van schadelijken in vloed zon wezen op de gezondheid van onderwijzer en leerling neen zulk een kleingeestigheid bij de Docenten is niet denkbaar. Bijvoegsel tot de Provinciale Priesche Courant, Immers het te geven onderwijs hangt niet af van de plaats waar het gegeven wordt, maar wel van de wijze hoe het verstrekt wordt. Evenmin kan en wil Spr. erkennen dat het in de pu blieke meening tot versmading van het gymnasiaal ondcrwys zou leiden, wanneer dat onderwijs zal plaats vinden in de voor malige burgerschool voor jongens, die daarvoor van eene bevoeg de zijde zeer geschikt wordt geoordeeld. De Commissie heeft teekeningen van die lokaliteit voor zich gehad en het is haar daaruit geblf.kcn dat inderdaad aan die school eene inrigting is te geven die niet alleen zeer voldoende maar zelfs nog beter dan die van het tegenwoordig lokaal van 't gymnasium zal wor den bevondeu, vooral iu opzigt tot meerdere hoogte en luchtig heid. Spr. wenscht tevens tc releveren het punt van de kosten waarop gewezen i9. Maar hij vraagt in welk opzigt is het mo tief van tc verkrijgen besparing door de Commissie gebezigd Immers om niet tc krijgen eene provisionele regeling, maar om de zaak voor goed en duurzaam op touw te zettenom daardoor de gemeente te ontheffen van de anders noodzakelijko stichting van een nieuw schoolgebouwin dat opzigt toch zal de bespa ring voor de gemeente niet onaanzienlijk, niet tc verwerpen zijn in dat geval Zal men verkrijgen een goed gebouw dat aan de eischeu van het onderwijs genoegzaam voldoet, terwijl ook voor het gymnasium eeu allezins geschikt lokaal in de burgersehool voor jongens wordt aangetrolfen. Wanneer men zoo niet tc werk gaat, dan zal men later meerdere kosten te bestrijden hebben, want dan zou 't zijn een provisionelen toestand, die toch later door een difinitieven maatregel moest verholpen worden. Uit dat oogpunt beschouwd, meende de Commissie in het finantieel belang der gemeente te werken; daarom, en dat is ook nog door nie mand betwist, daarom is die stelling dan ook zeer gegrond, liet spreekt wel vat: zelf, elke in te voeren regeling vordert eene meerdere of mindere uitgaaf, al ware dit dan ook 4000 zooals werd opgegeven dat deze maatregel minstens zou moeten kosten, maar daartegenover staat dan ook dat men daarmede de kosten eencr provisionele inrigting vermijdt eu de zaak in eens en voor goed regelt. Inderdaad de beide belangen kunnen op de, door de Commissie voorgestelde wijze, op goede grondslagen worden geregeld en Spr. is niet te optimistisch om van de publieke opi nie te veronderstellen dat zij geen bezwaar zal zien, geen ver smadend oordeel over het gymnasiaal onderwijs zal uitspreken, wanneer dat onderwijs gevestigd wordt in een lokaal waarvan de toegang is in de Zak, in stede van in de Bagijnestraat; maar het publiek gevoelen zal zich wel gelegen laten liggen aan het onderwijs dat gegeven wordt. Naar Sprs. oordeel zal men zich over dc uitkomst niet beklagen wanneer het voorstel der Commissie ingang vindt, wat overigens reeds genoegzaam geble ken is. De heer Joügsma zegt dat het zooeven opgehangen aanlokke lijk tafereel van de verbanning van de Latijnsche school, hem tot dusver niet heeft bekoord, maar dat hij er integendeel bij blijft dat <le te ontruimen burgersehool voor jongens niet bijzon der geschikt is om daarin het gymnasiaal onderwijs over te bren gen. Maar cr is bij hem de vraag gerezen als nu die lokali- teit door dc Commissie zoo uitmuntend wordt geacht, waarom bestemt zij die dan niet voor de burger dag-en avondschool, voor .vclker belangen zij behoort tc ijveren cn voor welke belangen de aauwezige leden der Commissie, tevcn3 raadsleden, zoo talent vol pleiten 't Komt Spr. dan toch altijd voor met bet oog op dc ondervinding in andere steden opgedaan dat die burger dag en avondschool aanvankelijk niet dat gunstig resultaat zal op leveren dat men er zich van schijnt voor te stellen. Maar boven dien Spr. houdt zich liever aan 't bekende spreekwoord, geen oude schoenen weg te doen alvorens de nieuwe bekomen zijn. De heer Verwjjs, de vraag van den heer Jongsma beantwoor dende zegt, dat de Commissie bij dc beoordeeling dezer zaak van 57

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1867 | | pagina 5