1 - é\-. J' 10 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 23 Januarij 1868. 2. Aan de orde is de herhaalde stemming, overeenkomstig art. 50 der gemeentewet, over het 4e lid der conclusie van het voorstel van B. en W. vau 9 Januarij jl. hetwelk luidt als volgt 4o. B. en W. te magtigem om bij de terugzending der aldus gewijzigde begrootingnamens den llaad aan heer en Gedepu teerde Staten te verzoeken, dat het hun moge behagen om alsnog te besluiten dat de tegenwoordige ontvanger der gemeentezoolang zijne functie duurtin het genot blijoe van de wedde die hij tot op het tijdstip der jongste herziening daarvan genoot. Over welk punt van conclusie de stemmen in de vorige ver gadering hebben gestaakt. In rondvraag gebragt wordt dit punt alsnu aangenomen met 8 tegen 7 stemmen (die van de heeren Wij b rand i, Oosterhoif, Hommes, Duparc, Jougsma, Attema en van Sloterdijck) terwijl op voorstel van den Voorzitter wordt besloten aan dit besluit vóór de resumtie der notulen uitvoering te geven. 2. Voorstel van B. en W. aangaande eene resolutie van heeren Ged. Staten van Friesland betrekkelijk de bediening en 't gebruik van de Nesserzijl en daarbij gelegen brug. Luidende het bij dit voorstel gevoegd ontwerp-raadsbesluit als volgt: De Raad der gemeente Leeuwarden, Gezien de resolutie van heeren Ged. Staten der provincie Friesland van 12 Dec. 1867 no. 57, waarbij dat Collegie heeft besloten lo. Aan het gemeentebestuur van Leeuwarden te kennen te geven, zooals geschiedt bij deze, dat deze vergadering het voor nemen heeft aan heeren Staten dezer provincie voordragt te doen tot vaststelling van een reglement op het gebruik van de Nes serzijl cn daarbij gelegen brug in Utingeradeel, bijaldien gemeld bestuur, krachtens art. 1 der bestaande pachtvoorwaarden, den tegen woord igen pachter wer.scht te verpligten, eene desbeti effende instructie van zijnentwege na te leven, en eene aanstelling van wege deze vergadering te ontvangen, ter handhaving van gedacht reglement, en ook later aan de opvolgende pachters of gaar ders gelijke verpligting wenscht op te leggen. 2o. Gemeld gemeentebestuur uit te noodigen, zooals mede geschiedt bij deze, deze vergadering vóór den le Eebr. 1868 te willen berigten of het genegen is op de bij lo. aangegeven wijze tot eene betere bediening in gebruik van de bedoelde zijl en brug mede te werken. Gelet op het, naar aanleiding van deze resolutie, ingezonden berigt van den Archivarius der gemeente, dd. 6 Jan. jl. Overwegende dat de Staten dezer provincie, het wenseheiijk schijnen te achten opzigtens het beheer en het gebruik der Nes serzijl en brug een reglement vast te stellen, op dezelfde wijze als zulks is geschied aangaande soortgelijke voorwerpen van on derhoud, waarvan de eigendom of het onderhoud aan de provin cie behoort. Overwegende dat de uitvoering en de handhaving van zooda nig reglement, hoofdzakelijk zal dienen te geschieden door den pachter, die van wege de gemeente Leeuwarden met de inning iler tolgelden en het bedienen van de brug is belast. Overwegende dat ten aanzien van het regt der prov. Staten om meergemeld reglement opzigtens een zijl waarvan het onder houd aan de provincie is opgedragen, geen twijfel kan bestaan, mit9 daardoor geene verandering worde gebragt in het van ouds aan de stad Leeuwarden toegekende regt van tolheffing. Overwegende dat vermits Ged. Staten uitdrukkelijk te kennen geven, dat bedoeld reglement enkel de regeling van het onder houd en het gebruik der Nesserzijl ten doel heeft, er alzoo van wege deze gemeente geen redelijk bezwaar kan worden geopperd, tegen het plan van Ged. Staten om bij eene speciale instructie en aanstelling, aan den pachter van Nesserzijl het dagelijksch toezigt op het gebruik van zijl en brug, overeenkomstig den in houd van een later vast te stellen reglement, op te dragen. Besluit: Aan heeren Ged. Staten in antwoord op hunne bovenbedoelde resolutie te kennen te geven, dat door het gemeentebestuur van Leeuwarden genoegen wordt genomen in het voorstel om het be heer van Nesserzijl en brug te regelen bij provinciaal reglement en instructie voor den pachter, en genegen is om dien pachter als ook zijne opvolgers tot naleving daarvan te verpligten, met dien verstande evenwel dat van wege het provinciaal bestuur gcenc zoodanige bezwarende verpligliugen aan den pachter zal ien worden opgelegd welke eenen nadeeligen invloed op do ver pachting zouden kunnen uitoefenen. De Voorzitter opent over deze zaak de beraadslagingen. De heer Attema zegt zich met de zaak zelf en met het ter zake gedaan voorstel van B. en W. te kunnen vereenigen, omdat hij van oordeel is dat in eene regeling als daarbij wordt voorge- gesteld, geen dadelijk bezwaar is, ofschoon men op die wijze han delende eenigermate krijgt twee masten op één schip zoo als 't spreekwoord zegt. Wanneer hij zich met het voorstel vereenigt dan zal hem dit niet weerhouden om, naar aanleiding er van, een ander punt ter dezer zake ter sprake te brengen en eene vraag te doen, en dit wel of nu niet het oogenblik kan geacht worden aangebroken te zijn om, nu Ged. Staten zelf zich de regeling van het onderhoud en toezigt op de bediening van dc Nesserzijl hebben aangetrokken, het daarheen te leiden dat dc overdragt van den eigendom en de daaraan verbonden regten aan de provincie plaats vinde? Het onderhoud van de zijl en brug toch wordt door de provincie erkend, welligt zal zij ook den eigendom met het regt der tolheffing, vvenschen te bekomen is dit het geval, dan zou Spr. het beter achtcu aan dezen twec- slagtigen toestand een einde te maken. De provinciale wetge ving maakt een reglement voor de zijl, maar de opkomsten dier possessie behooren krachtenc de Leppabricf aan Leeuwarden. Zulk een toestand is niet wenschelijk en nu mouen dat bezit en dat regt al op historischen grond steunen, de vervreemding van een en ander komt meer met het belang der gemeente overeen en zal zuiverder toestand in 't leven roepen. Uit dien hoofde is Spr. van gevoelen, dat het voorstel tot overdragt tegen behoor lijke retributie van den eigendom cn het regt op de opkomsten, dezerzijds gedaan, welligt bij de Staten der provincie een goed gehoor zou vinden. Dit denkbeeld treedt te meer op den voor grond, nu de provincie zelf behoofte gevoelt om de Nesserzijl te regelen bij een eigen provinciaal reglement. Er bestaat dus gcreede aanleiding om nu te trachten, het commodum en incommodum dezer zaak, in óéne en dezelfde hand te brengen. Spr. wenscht derhalve, dat aan B. en W. worde opgedragen om een voorstel desbetreffend aan deze vergadering voor te leg gen, of wel dat hun Collegie zich dadelijk daaromtrent met hee ren Ged. Staten in betrekking stelle. De heer Bloembergen moet den geachten Spr. opmerken, dat vroeger zoo al gcene correspondentie dan toch bespreking ter zake heeft plaats gevonden, in verband óok met dc Irn9umerziji, omdat liet belang der beide possessien naauw met elkander zamenhangt. De opkomsten van de Nesserzijl en brug zijn voortijds aan de gemeente Leeuwarden in eigendom afgestaan ter voorkoming van mogelijk te lijden nadeel wegens verminderde opkomsten van de Irnsumerzijl. Het denkbeeld om de eigendom der beide zijlen over te dragen vond ingang eri er werd toen beproefd om Irnsu merzijl aar. de gemeente Idaardcradeel over te dragen. De daar toe aangewende pogingen hebben evenwel het beoogd gevolg ;cmist. Ten aanzien der Nesserzijl, heeft destijds wel cenigc officieuse bespreking plaats gevonden, maar niet met gunstig ge volg. Spr. zon nu wel geneigd zijn weder onderhandelingen over de overdragt der laatste te openen, ware het niet dat daaraan, GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 23 Jannarij 1868. 11 juist met het oog op Irnsaraerzijl, nog al eenig bezwaar bestond. Ilij meent evenwel dat de door den heer Attema gegeven wenk, genoegzaam aanleiding aan het Collegie zal geven om de zaak in overweging te nemen en dit geraden oordeelendc met het provinciaal bestuur daaromtrent in correspondentie te treden.Hij kan er nog bijvoegen dat hij dusdanige overdragt, mits dan van de beide zijlen, zeer wenschelijk zou achten. Dc heer Attema wenscht na het gesprokene door den heer Bloembergen, de zaak nog ecnigzins toe te lichten. Tusschen Irnsumerzyl en Nesserzijl bestaat een groot onderscheid, wat be treft de verhouding waarin die bezittingen tot de gemeente staan. De eerstgenoemde zijl behoort in eigendom geheel aan de ge meente, zij geniet daarvan de opkomsten en hoedt de aan die bezitting verbonden lasten ook geheelde gemeente verkeert dus dienaangaande in eene geheel zuivere positie, maar dit is het geval niet met de Nesserzijl en daaruit ontstaat juist de raoeijc- lijkheid waarop ten vorigen jare ook dc Commissie is gestuit, toen haar werd opgedragen om, naar aanleiding eener door den pachter ingediende klagte omtrent dc niet behoorlijke naleving der bestaande ordonnantie, der vergadering voor te lichten of en zooja welke wijzigingen in die ordonnantie zouden kunnen wor den gebragt. De gemeente is intusschen aan dat stuk geheel gebondenhet is voor haar de titel van aankomsthet is hare wet. Bovendien kan de gemeente dc zaak niet publiekregtelijk regelen, omdat ze buiten haar rcglsgebied is gelegen. Maar in dien de gemeente eens dat regt aan de provincie overdraagt, dan is de provinciale raagt in staat, alles wat de zijl en de brug be treft, zoomede de tolheffing aan die zijl en brug naar vereisch te regelen. Spr. wijst er voorts op, dut er antecedenten bestaan van soortgelijke overdragt. Hij wijst op de overname in onder houd door de provincie van de Schar9terbrug, Scharsterrien, des tijds, naar hij meent, het particulier eigendom van de familie van Eijsinga, van dc Koetille en van de Kingmatille, voorwerpen die eigenaardig in eigendom en beheer bij de provincie behooren, omdat zij in het algemeen provinciaal belang dienstbaar zijn. Spr. kan zich niet anders voorstellen, of de provincie zal ook dc Nesserzijl gaarne in eigen beheer zien overgebragt. Wat de be sproken overname in eigendom van de Irnsumerzijl betreft, door de gemeente Idaarderadeel, wenscht hij te observeren, dat het niet aannemen van het voorstel dezerzijds door Idaarderadeel, vooral gelegen was in finanticele bezwaren, aan die overdragt voor die gemeente verknocht. Spr. neemt nogmaals de vrijheid het Collegie aan te bevelen, op de onderwerpelijke overdragt de aandacht te vestigen en het in overweging te geven er op be dacht te zijn daarbij eenigen spoed in acht te nemen, opdat, wanneer de onderhandelingen dadelijk worden aangevangen, dc zaak nog in de aanstaande zoraerzitting van de Staten in behan deling gebragt en mogelijk afgedaan kunne worden. Spr. ge looft ten slotte dat eene overdragt als door hem bedoeld werke lijk eene daad zal zijn waarover men zich later zal verheugen. De heer Bloembergen wil wel toegeven dat het belang der gemeente bij die overdragt zal zijn gemoeid, maar acht dat be lang niet in die mate als door den geëerden Spr. wordt uitge meten. Men moet hierbij niet uit het oog verliezen het verband dat er met betrekking tot de opkomsten, tusschen de beide zij len bestaat. De Nesserzijl staat wel in eene andere verhouding tot de gemeente, omdat het onderhoud daarvan niet ten haren laste komt, maar daarom juist prijst zich het. behoud dier bezit ting tc meer aan. Gesteld eens, de provincie werd eigenares van de Nesserzijl en ging er toe over om voor de doorvaart van zijl en brug eene kleine althans mindere tol te heffen dan ver schuldigd is wegens de doorvaart enz. van Irnsumerzijl, dan meent hij dat zulks alligt tot verminderde opkomst der laatste zou lei den, omdat een deel der schipperij daardoor uitgelokt zou wor den do Nesserzijl te passeren om zoodoende de meer kostbare doorvaart der Irnsumerzijl te ontwijken. Hij meent oveiigens uit eene vroegere bespreking met een provinciaal ambtenaar, zich te herinneren dat ook van den kant der provincie nog al bezwa ren tegen de bewuste overdragt zouden geopperd worden, zoodat het te voorzien is dat zij niet gemakkelijk tot stuud zal komen, liet nu besprokene zal er intusschen toe kunnen leiden dat het Collegie het voorstel tot overdragt in ernstige overweging zal nemen. Dc heer Brilinsma moet den heer Attema de opmerking ma ker. dat dc Commissie door hem bedoeld, toen juist heeft voor gesteld om de zaak der tolheffing maar niet te roeren cn stil te laten rusten, omdat men stuitte op de moeijelijkheid van verwis seling van oud in nieuw geld, om het zoo eens te noemen. Spr. wenscht evenwel op nog eene zwarigheid te wijzen, nl. op de van tijd tot tijd gerezen klagte over den waterafvoer in de pro vincie cn den te hoogen waterstand. Wordt te ceuigcr tijd aan die klagfcn te gemoet gekomen en gaat men over tot het in uitvoering brengen van het gekoes terd voornemen ora aan de Nesserzijl decapaciteit van suatiesluis te geven, dan zal verbrecding van die sluis en de gelegenheid voor schepen van groot kaliber om haar te passeren, daarvan het gevolg zijn, ten schade van de opkomsten van Irnsumerzijl. Zoo er al sprake mogt zijn van overdragt, dan komt het Spr. in ieder geval raadzaam voor de beide zijlen in eens af te staan. l)e heer Attema heeft voorts gesproken van de mogelijke behan deling \an 't voorstel dier overdragt in de aanstaande Staten vergadering, indien hij van oordeel racgt zijn dat het Collegio op zich nam daarloc bepaaldelijk de voorstellen aan te bieden, dan oordeelt hij min juist, omdat het Collegie zich tot niets an ders heeft verbonden dan om het voorstel van den geachten Spr. in overweging te nemen. Het ontwerp-raadsbesluit hiervoren geïnsereerd wordt daarop in rondvraag gebragt cn daarbij eenstemmig aangenomen, zullende daaraan vóór de resumtie der notulen de noodige uitvoering wor den gegeven. 4. Voorstel van B. er. W. met betrekking tot de uitbreiding van de gemeentelijke gasfabriek, waarbij wordt voorgesteld te be sluiten: B. en IP. te magtigen overeenkomstig het overgelegde plan uitvoering te geven aan het tweede gedeelte der werken benoodigd voor de vermeerdering en vergrooting der gebouwen en verdere wer ken aan de gasfabriek. Dc heer Westenberg zegt, iu den considerans van het onder- werpelijk voorstel te lezen dat nog geen bepaald voorstel kan worden gedaan betreffende de verstrekking eener andere woning, benevens kantoor ten behoeve van den architect. Wat nu de zaak zelf butreft die wordt voorgesteld,daarmede zal Spr. zich allezins vereenigen, maar de door hem zoo even aangehaalde overweging komt hem voor te veel te pre judiciëren. Hij heeft voor zich het raadsbesluit van Nov. 1850, krachtens 't welk aan den architect op zijn verzoek tot weder opzeg ge n s toe vrijstelling wordt verleend van de verders betaling van huur wegens de bij hem in gebruik zijnde woning, maar dit zegt nog iets anders dan hem vrije woning met kantoor te verstrekken. Het zou kunnen zijn dat de Raad later goedvond hem geen zoodanige woning te verstrekken en in dat geval ware het misschien billijk hem wegens het gemis eener woning, de- froijement toe te kennen, maar verpligtig bestaat hier niet en aangezien de considirans toch daarheen schijnt te wijzen, geeft Spreker in overweging om die op dit punt te wijzigen. De heer Bloembergen gelooft niet dat de aangehaalde zin- snode is aan te merken als te zijn een deel van den considirans van een besluit. Het punt van besluit luidt: magtiging te ver strekken om overeenkomstig het overgelegde plan, uitvoering te geven aan het tweede gedeelte der werken benoodigd voor de vermeerdering en vergrooting der gebouwen en verdere werken

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1868 | | pagina 2