VgÊttM
f s"~
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 13 Februarij 1863.
MM
De Voorzitter zegt: Dit is vooral het geval met het ver
slag dezer zitting, dat nog al uitgebreid schijnt te worden.
De heer Wiersma stelt daarom voor om die stukken afzon
derlijk te doen drukken.
De heer Attema is van oordeel dat zij als bijlagen tot dit
verslag kunnen gedrukt worden, en alzoo zonder in den tekst
van 't verslag opgenomen te worden.
Men kan die stukken volgens het nu gesloten contract als
bijlagen doen drukken, wat wel de voorkeur verdient omdat men
dan buiten extra-kosten blijft.
De Voorzitter stelt voor de regeling dienaangaande aan B.
en W. over te laten. Dienovereenkomstig wordt besloten.
29. Is ter tafel gebragt een voorstel van B. en W. met be
trekking tot een adres van den heer G. Strum pel, thans hoofd
onderwijzer aan de school voor lager en meer uitgebreid lager
onderwijs in deze gemeente, het verzoek behelzende om te gc-
moetkoraing van wege de gemeente te mogen erlangen in het
door hem geleden verlies ter oorzake van de nieuwe regeling
zijner school. Ter visie ora in eene volgende vergadering in
behandeling te worden genomen.
30. l)e Voorzitter stelt voor ora, ter oorzake van het reeds
gevorderde uur, de behandeling van de sub 13 en 14 van den
oproepingsbrief voorkomende punten, aan te houden tot eene vol
gende vergadering. Hiertoe wordt besloten en de vergadering
daarna door den Voorzitter gesloten.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 27 Februarij 1868.
29
VERSLAG van het verhandelde ter vergadering van
den Gemeenteraad, gehouden op Donder
dag den 27 Februarij 1868.
Aanvankelijk 18, later 20 leden tegenwoordig, zijnde de heer
Mr. J. Minnema de With, met schriftelijke kennisgeving afwezig.
Voorzitter de heer D. Zeper, die de vergadering op het daar
voor gestelde tijdstip opent.
1. Is gelezen en onverauderd vastgesteld het genotuleerde
wegens de op 13 February jl. gehoudene gewone vergadering.
2. Voorstel van B. en W. om de commissie van loezigt over
het stads werkhuis te magtigen tot het aangaan van een nieuw con
tract met den directeur dier intigting.
De vergadering zich met het voorgestelde vereenigende, besluit
dienovereenkomstig
De commissie van toezigt over het stads werkhuis alhier te
magtigen, om met den tegenwoordigen directeur dier inrigting, op
nieuw voor een jaar een contract aan te gaan, aanvang nemende
den lsten Mei 1868, en zulks op de bestaande voorwaarden.
Uit te voeren voor de resumtie der notulen.
3. Voorstel van B. en W. dat de Raad de benoeming van
twee lijkbezorgers bij de algemeene begraafplaats als noodzakelijk
verklare
De vergadering zich met dit voorstel vereenigende, besluit
dienovereenkomstig
Te verklaren dat het noodzakelijk is de vacatures in het per
soneel der lijkbezorgers aan de algemeene begraafplaats alhier,
reeds ontstaan of nog ontstaande door het overlijden van G. Vis
ser en het eervol ontslag aan E. vfin Kammen, wederom te ver
vullen.
Uit te voeren vóór de resumtie der notulen.
4. Voorstel van B. en W. aangaande een adres van W. A. van
Bloemen c. s. houdende verzoek om kwijtschelding der door hen be
loof en boete wegens te late oplevering van het gebouw der Rijks hoogere
burgerschool. Van welk voorstel de conclusie luidt als volgt:
lo. Aan W. A. van Bloemen te Marssum en G. J. Peterson
te Berlikum, aannemers der stichting van een gebouw, besterad
voor Rijks hoogere burgerschool in deze gemeente, naar aanlei
ding van het door hen bij adres van den 23 December 1867
gedaan verzoek, kwijtschelding te verleenen van drie vierde ge
deelte der door hen ter zake te late oplevering van voren bedoeld
gebouw, beloopen boete, in het geheel bedragende 1680.
2o. B. en W. te magtigen om, aangezien evcnbedoelde som
den adressanten bereids van de laatste termijnen der aannemings
som is gekort, aan van Bloemen en Peterson voornoemd het, bij
het le lid van dit besluit kwijtgescholden bedrag der onderwer-
pelijke boete ad 1260, te doen uitbetalen.
De heer Gorter kan zich niet met het voorstel van B. en W.
om gedeeltelijke kwijtschelding te verleenen, vercenigen.
Wanneer Spr. nagaat wat tan aanzien van de bewuste stich
ting heeft plaats gevonden, en daarbij in aanmerking neemt
dat cr, volgens het overgelegd advies van den Gemeente-Archi
tect, eigenlijk geen motief tot beboeting bestaat, dan vindt Spr.
geene genoegzame redenen zieh bij het tegenwoordig voorstel
van B. en W. te voegen. Wel is waar, wanneer de gemeente
eenig werk van aanbelang laat uitvoeren, komen in den regel
dergelijke aanvragen tot kwijtscheiding van boete voor, doch in
dezen schijnen hem de door adressanten opgegeven redenen der
plaats gevonden vertraging allezins valabel cn acht hij eene
gcheele kwijtschelding volstrekt billijk. Het is daarenboven ge
noegzaam bekend hoe groot een schade de adressanten bij deze
aanneming geleden hebbenhunne aanneming was reeds 4 a 5
mille beneden de som van den. op hen volgenden laagsten in
schrijver, en wanneer men nu verder let op dc oorzaken der
vertraging en acht geeft op de bijkomende omstandigheden, dan
Bijvoegsel tot de Provinciale Friesciie Courant.
gelooft Spr. dat er waarlijk geene redelijke termen aanwezig zijn
om van de aannemers boete te vorderen. Met 1 Junij was het
werk in hoofdzaak afgedaan en wat daarna nog moest uitgevoerd
worden bepaalde zich tot meer ondergeschikte punten, het aan
brengen van ornamenten en dergelijke. Leiden B. en W. de
vertraging af naar den duur van het gehouden opzicht, dan oor
deelt Spr. die gevolgtrekking min juist, omdat hij van oordcel
was en nog is, dat de opzigter zeven maanden te lang in dienst
is gehouden, daar dit opzigt gedurende den geheelen tijd der
stichting niet noodig was. De betoogde billijkheid springt te
meer in het oog, wanneer men bedenkt dat de latere oplevering
eer in het voordeel dan in het nadeel der gemeente is geweest,
want ware de oplevering geschied in December, dan waren Jiet
stucadoorwerk, de vloeren en andere declen van het werk in
minder goeden toestand opgeleverd dan nu het geval was, Spr.
stelt dus voor algeheele kwijtschelding te verleenen.
De heer van Sloterdjjck zal zich ook niet met het voorstel
van B. en W. kunnen vereenigen, maar komt daartoe, tenzij hij
van het tegendeel worde overtuigd, op geheel andere gronden
dan de vorige Spr., die geheele kwijtschelding verlangt.
Spr. gelooft dat de billijkheid hier is verward met de wen-
schelijkheid, die van den kant der adressanten in het toestaan
van hun verzoek is gelegen dat het immers buiten twijfel is dat
eene kwijtschelding der boete voor de aannemers wcnschelijk fs
maar om die kwijtschelding, beschouwd ook van de zijde der
-gemeente, billijk te noemen, acht hij onjuist; die billijkheid toch
kan alleen geacht worden te bestaan, waar het zij eene vis major,
d. i. eene geheel onvoorziene, van 's mcnschen toedoen onafhan
kelijke omstandigheid, hetzij eene daad of nalatigheid van
den aanbestcder, oorzaak van de vertraging der oplevering was.
En wanneer hij nu, met het oog hierop, de in het adres bijge-
bragte motieven nagaat, komt hij tot de slotsom, dat daarin van
«eene vis major gesproken wordt, en slechts in zooverre mel
ding wordt gemaakt van een toedoen der aanbesteders, als er
twee malen wordt gewezen op eene staking van den arbeid, ten
gevolge van het nog niet beschikbaar zijn voor da aannemers
van terrein aan de zijde van het erf van den heer Engelen,
zonder dat evenwel daarbij beweerd, veelmin bewezen wordt, dat
het bedoelde oponthoud meer dan locaal was en dat daardoor
ook aan andere gedeelten van het werk niet konde worden ge
arbeid. De gronden waarmede de adressanten overigens hun
verzoek steunen, bestaan in een beroep op, van elders ook beves
tigde, teleurstelling door hen ondervofiden van de zijde hunner
leveranei ;rs. Maar de stichting van het gebouw werd aanbe
steed in eón perceel, de aannemers daarvan mogen met anderen
contracteren over leverancie van bouwstoffen, dit zijn zaken
die den aanbesteder niet aangaan, cn ten opzigte waarvan deze
noch door de wet noch door de billijkheid geroepen is den aan
nemers te vrijwaren tegen, of vergoeding te verleenen voor schade,
die voortvloeit uit ontrouw des leveranciers, welke de aannemer
zelf zich heeft gekozen, in de naleving van een contract hetwelk
hij zelf met hen heeft aangegaanwas de aannemingssom te
laag? welnu, ook dit heeft dc aannemer zich zelve te wijten:
daarvoor is hij aannemer. Ora alle deze redenen is Spr. van
oordeel, dat aan de adressanten geene remissie van beloopen
boete moet worden toegekend, en zal hij zich tegen het voor
stel van B. en VV. verklaren. Het geven van kwijtschelding in
dezen acht Spr. een te gevaarlijk antecedent met het oog op
de nog door de gemeente uit te voeren groobe werken.
De heer Bruinsma kan niet instemmen met het gevoelen van
den heer Gorter, aangaande den drang dien de opzigter zijns
oordeels op de aannemers had moeten oefenen, ter voorkoming
van te late oplevering van het werk. De met het opzigt belas
te persoon, zou zijne bevoegdheid te buiten zijn gegaan, bijal-
10