40
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
Zitting van Donderdag den 5 Maart 1868.
wenscht hij den werkkring dier commissie uit te breiden en be
ter te omschrijven. Hij wenscht den heer de Haan te wijzen op
de gascoramissiedeze beheert wel, doch onder toczigt van 15.
en W., die dan ook uitvoeren, terwijl de commissie daar is om
te adviseren en het Collegie van dagelijksch bestuur in die aan
gelegenheid te ondersteunen en te verlig ten. Wat de tegenwoor
dige voord ragt betreft, Spr. begroet haar met welgevallen en
acht haar te zijn een goede stap op den weg dien men dient
op tc gaan, op den weg van vooruitgang, maar hij wenscht eene
schrede verder te gaan en zegt daarom laai ons in de verorde
ning uwe verpligling opnemen om de commissie in bepaalde ge
vallen te hooien maar laat ons dit niet overlaten aan het goed
vinden en de inzigten alleen van B. en W. Spr. herinnert nog-
maals aan den uitgedrukten wensch om buitengewoon van gewoon
werk te scheiden, en dringt er op aan om die onderscheiding tot
basis te nemen voor de aan B. en W, te laten faculteit om de
commissie al dan niet te hooren. Wordt die verpligiiug in de
bepaalde gevallen wet dan zal het genot dat het Collegie van
dergelijke commissie van bijstand kan hebben, des te grooter, en
vele voorkomende moeijelijkhcden zullen te eerder uit den weg
zijn te ruimen. Hij gelooft dat de verordening er door zal win
nen met dat inwinnen van advies verpligtcnd te stellen. Dan
zal men geene commissie op hot papier, maar eene controle voor
de deugdelijke tot standbrenging der bouwzaken tc meer hebben.
Dit is dan ook niet door den heer Rengers weerlegd geworden.
Wel erkent hij met dat geacht lid dat het somtijds moegelijk
zal zijn de juiste afbakening tusschen gewoon en buitengewoon
te treffen, dojh hij moet observeren dat het aangehaald voor
beeld, nl. het behangen enz. van de burgerschool een gevolg was
van dc stichting dier school en uit dien hoofde een buitenge
woon werk, cn dat het dus niet rnoeijclijk was het werk te de
finiëren. Maar ook al moet de commissie omtrent dergelijke,
weinig beteekenende zaken gehoord worden, dan ware die on
derscheiding daarom nog niet nutteloos of verwerpelijk. Intus-
schen zulke zaken zijn uitzonderingen op den regel, en des te
gemakkelijker zal het vallen daaromtrent advies tc vragen en te
geven, waar zulke uitzonderingen, zelden voorkomende, gemakke
lijke en weinig belangrijke bouw-aangelcgenhcden betreffen.
De heer Rengers besluit uit dc gevoerde discussion dat het
verschil in zienswijze ten deze al op een klein veld zal neerko
men, want het schijnt hier enkel de kwestie te zijn wat of men
onder zelfstandigheid der oommissie verstaan moet en of het
collegie van dagelijksch bestuur vcrpligt zal zijn sommige zaken
aan het oordeel der commissie te onderwerpen. Spr. blijft het
onraadzaam achten oin in de vcrordeniug de facultatieve bevoegd
heid aangaande het in te winnen advies van de commissie, aan
banden te leggen. Hij kan de Verzekering geven dat B. en W.
zoo ruim mogelijk van die bevoegdheid gebruik zullen maken
even als reeds feitelgk het geval is met den architect. B. en W.
erkennen zelf dat zij behoefte hebben aan eene commissie van
bijstand, en daarom zal het stellen der beoogde verpligling wel
overbodig gerekend kunnen worden, hij houdt het er voor dat
de commissie zich eer over te vele dan over te weinig bemoeijing
zal hebben te beklagen. Bovendien hij herhaalt het, zal het
moegelijk vallen te onderscheiden wataU buitengewoon wat als ge
woon is aan te merken, en behalve dat, er kunnen omstandigheden
plaats grijpen waarin dadelijk moet gehandeld worden en waarin een
voorafgaand hooren wezenlijk belemmering zou dpen onstaan.
Spr. acht het oneindig beter aan de zaak hare vrije ontwikkeling
te laten, dan dat men door knellende bepalingen aanleiding tot
stoornis zou geven.
De heer Bminsma moet opmerken dat hij tijdens de behan
deling van het tegenwoordig voorstel bij het collegie gelijke be
zwaren voedde, dat hij er noode toe gekomen is om mede te
werken tot de in 't leven roeping eener bouw-commissie, doch
dat de overweging dat de gas-commissie in hare werking allezins
doeltreffend, hem besluiten deed, deze zaak te ondersteunen. Nu
bevat do concept-verordening bepalingen waarbij de uil voering
aan de commissie wordt opgedragen, maar daarentegen ook be
palingen die dc commissie zullen binden en dit laatste acht hij
zeer nuttig, anderzins zou de autonomie van B. en W. hier aan
banden zijn gelegd en dit mag naar de wet geen plaats vinden.
Spr. vreest dan ook niet dat zulks tot moeijelijkhcden zal leiden.
De heer Wiersma zegt dat hij evenmin als dc heer Bruinsma
eenige vrees koestert, dat men bij uitbreiding van den werkkring
der commissie op eenige moeijelijkhcid zal stuiter;. De tc be
noemen commissie is wel geene commissie van beheer, wanneer
men dat woord althans vcreenigt met gezag, dit behoort aan
en moet blijveu bij liet collegie van dagelijksch bestuur. Dat
denkbeeld is dan ook door niemand geuit. Spr. zoekt dc op
lossing der bepalingen dezer verordening dan ook volstrekt niet
in eenig door de commissie uit te oefenen beheer, veelmin in de
uitvoering der bepalingen in litt. g en i van art. 179 der ge
meentewet; maar zal de verordening effect sorteren, dan moeten
alle zaken met gemeentewerken in eenig verband staande, aan
haar oordeel worden onderworpen en dan kan daardoor niet wor
den te kort gedaan aan de magt van liet collegie van 15. en W.
Zijns oordeels geldt het hier eene commissie van voorbereiding,
maar dan ook van alles wat bouwzaken betreft. Spr. zal zich
voor het denkbeeld van den heer Attema verklaren, want hij is van
oordeel dat de verordening, al werd zij onverandeul aangenomen,
toch al zeer spoedig zou moeten gewijzigd worden, omdat zij
niet iü alle gevallen kan voorzien. Spr. betoogt dit nader met
eenige voorbeelden voortvloeijende uit eene practischc toepassing
der verordening. Spr. zegt nog niet in te zien dat liet collegie,
bij eene toepassing als waartoe het concept aanleiding geeft, zoo
zeer zou worden ontlast, cn daarom zal hij voor het aan te bren
gen amendement van den heer Attema stemmen. Maar ook voor
het geval dit niet wordt gedaan, zal In'j zich toch vóór de zaak
verklaren omdat hij den maatregel zeer is toegedaan, doch hij
is dit te meer wanneer de werkkring der commissie uitbreiding
zal erlangen en elk amendement daartoe leidende wenscht hij le
ondersteunen.
De heer Bloembergen begint met de vergadering tc verklaren
dat hij tot het tot stand komen van het onderiverpelijk voorstel
niet heeft mede gewerkt, als hebbende voorzien wat nu reeds
blijkt-.s het door sommige Sprs. aangevoerde, dreigt verwezenlijkt
te zullen worden, het ontstaan namelijk van conflicten, die hij
niet wcnschelijk acht. Volgens de Gemeentewet rust dc zorg voor
cn het beheer van de huishouding der Gemeente op B. en W.
en wanneer nu eene commissie van bijstand in bet leven wordt
geroepen, dan loopt men gevaar van die zorg te veel of te wei-
n;g op die oommissie over te ('ragen, dati zal omtrent deze of
gene zaak eene ongewenschtc inmenging der commissie in het
beheer plaats vinden, die belemmerend kan worden voor de ver
antwoordelijkheid van liet collegie van dagelijksch bestuur. Do
tot dusver gevoerde discussion hebben alreeds bewezen dat dit
zijn bezwaar niet ongegrond was. Spr. is desniettegenstaande
genegen om het concept tc ondersteunen, maar dan ook juist
zooals hier wordt voorgesteld, want zijns inziens zal daarmede de
klip worden vermeden waarop men anders zou stranden. Wan
neer hij het oog vestigt op de bepaling van art. 54 der gemeen
tewet, dan is het geheele bestaan der Commissie afhankelijk van
B. cn W. want verlangde het Collegie dien bijstand niet, dan
was er geene sprake van eene commissie, en daarom meent hij
dat B. en W. ook hebben te beoordcclcn, wat aan die commis
sie al dan niet behoort te worden opgedragen; 't blijft toch altijd
eene belangrijke commissie, daarvoor slaan hem bepalingen als
1
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 5 Maart 1868. 41
die vervat ziju in artt. 6 en 7 van het ontwerp, genoegzaam
borg. Indien men nu verder gaat en bepaaldelijk deze en gene
werken aan de zorg der commissie opdraagt, ja haar tc dier
aanzien in de plaats van het collegie stelt, zou men dan niet
afbreuk doen aan het beginsel in de wet gegrond, dat alleen
spreekt van bijstand P B. en W. willen zelve meer, dan dat de
commissie enkel adviserc daar waar bet buitengewone werken
betreft. Zij wcnschen ook in andere opzigten van hare medewer
king gebruik te maken, waar zij oordeclen dat die bijstand nut
tig 6n goed zal kunnen zijn. Daarom is liet beter het collegie
aangaande die opdragt niet te beperken. Het collegie en de
commissie zullen op meer dan één punt' met elkander in aanra
king komen, maar op de door de eerste Sprs. besprokene wijze
zou men in conflicten kunnen komen, belemmering veroorzaken
in de uitvoering en te kort doen aan de verantwoordelijkheid
welke naar dc wet op het collegie berust.
Het schijnt Spr. verkieslijker de zaak aan haar beloop over te
laten en niet te veel te omschrijven, later kan men beter over
haar oordeelen en bij cvcntueelc wijziging eene meer bepaalde
opdragt verordenen. Waarlijk men moet niet te bezorgd zijn.
Spr. ziet voorts eene ruimere opdragt dan een der voorgaande
Sprs., daarin dat de commissie zal worden geroepen tot de be
spreking van beraamde openbare werken en aan te brengen verbete
ringen van gemeente-eigendommen. Het ligt toch zijns inziens
duidelijk geuoeg in den zin van art. 6 dat die bespreking zal
voorafgaan aan de definitieve vaststelling dier werken. Ook vol
gens art. 7 zal de commissie allezins in de gelegenheid worden
worden gesteld om zeer haren invloed op de zaken uit te oefe
nen. Spr. wenscht derhalve zijne stem te reserveren en afhanke
lijk tc stellen van de verdere behandeling dezer zaak.
De heer Rengers moet verklaren <ht onder de geopperde be
denkingen geene hem meer heeft bevreemd, dan die van de hee-
ren de Haan en Wiersma, die de meening hebben uitgesproken,
dat volgens de concept-verordening, dc werkkring der commissie
slechts adviserend zoude zijn. Art. 4 toch spreekt van toezigt
op het beheer en het onderhoud van alle plaatselijke werken cn
eigendommen. Spr. meent dat deze opdragt meer omvangt dan
de werkkring zou wezen van eene bloot adviserende commissie;
integendeel de commissie zal dikwijls geroepen worden een on
derzoek in loco in te stellen.
Het voorgestelde sub litt. b van dat art., schijnt hem nog meer
in strijd te zijn met het karakter eener adviserende commissie.
De toelichting spreekt voorts genoegzaam duidelijk uit dat men
beoogt het bestaan eener commissie vau voorbereiding. Spr. stelt
zich die werkkring zóó voor, dat zij ten aanzien van het collegie van
dagel. bestuur ongeveer in dezelfde verhouding zal staan als de gas-
commissic, dal zij namelijk met de meest mogelijke zelfstandigheid
nevens B. en W. zal werkzaam zijn, die in den regel slechts
hunne goedkeuring aan hetgeen door de commissie wordt voor
gedragen behoeven te verleenen. Spr. gelooft dat dit doel met
de aangeboden verordening zal worden bereikt; mogten echter dc
bepalingen onvoldoende blijken, dan zal altoos de gelegenheid
tot wijziging na verkregen ondervinding, overblijven.
De heer Wiersma zegt (lat hij tc kennen gaf tot het tot stand
komen dezer zaak gaarne te willen medewerken, maar er tegen
te zijn dat men eene bloot adviserende commissie verkrijge. Zijn
doel was eene meer zelfstandig werkende commissie in 't leven
te roepen, en hieraan zal men te gemoet kunnen komen zonder
het beginsel van de wet, die van eene commissie van bijstand
spreekt, te kort te doen.
De Voorzitter «sluit hierop de discussien over de algemeene
strekking van het voorstel. Die algemeene strekking wordt daarop
in rondvraag gebragt en met 16 tegen ééne stem (die van den
Bijvoegsel tot de Provinciale Eriesche Courant.
heer de liaan) aangenomen. Het eerste gedeelte van de ontwerp
verordening wordt daarop in behandeling gebragt.
De heer DuparC vindt het zeer goed dat B. en W., in afwijking
van hetgeen met de gas-commissie is geschied, vooraf een besluit
willen laten nemen tot het in 't leven roepen eener commissie
van openbare werken, en dan dc verordening tot regeling van
den werkkring der commissie wenschen te doen vaststellen. In
het voorgedragen besluit worden nogtans beide zaken achtereen
volgend in één zin genoemd. Hij zou, met verbetering tevens
van de redactie, over iedere zaak een afzonderlijk besluit wen
schen le hebben genomen, nl. oerst een principieel besluit en dan
dat tot vaststelling der verordening. De laatste behoeft ook
alleen volgens art. 55 der gemeentewet aan Ged. Staten te wor
den medegedeeld. Hij stelt mitsdien voor, het ontwerp door de
volgende bepalingen te doen vervangen
Besluit
lo. Er is eene vaste commissie, ten einde B. en W. bij te
staan in hel beheer der takken van gemeentelijk bestuur, omschre
ven onder letters g cn i van art. 179 der gemeentewet.
Zij voert den naam van commissie voor openbare werken.
2o. Vast tc stellen de navolgende verordening, regelende den
werkkring dier commissie.
Spr. wenscht hier nog bij tc voegen dat de aanneming van zijn
amendement, wijziging van art. 1 tengevolge zal moeten hebben.
Hij heeft dan ook reeds een amendement gereed dat hij in dat
geval, bij de behandeling van art. 1 zal aanbieden.
Dit amendement wordt ondersteund.
De beer de Haan verklaart zich met dit araendement tc wil
len vereenigen; hij is niet tegen het tot stand komen eener dus
danige commissie, en wanneer hij tegen de algemeene strekking
stemde was het omdat hij de voordragt van B. en W. strijdig
acht met het systeem in art. 54, 2e lid der gemeentewet neergelegd.
Het bovenvermeld amendement des beeren Duparc wordt daarop
eenstemmig onveranderd aangenomen.
Alsnu komt in behandeling art. 1 der verordening.
De heer Dupai'C wenscht nu zijn aangekondigd amendement
in te dienen. Hij heeft evenwel voor dat artikel bovendien nog
iets in het midden te brengen. Zooals vele leden zich misschien
met hem zullen herinneren is, nu twee jaren geleden bij dc be
noeming van leden der gascommissie, door den heer Oosterhoff
twijfel geopperd of de door B. en VV. uit hun midden aan tc
wijzen Voorzitter per se is lid der commissie, met het gevolg,
dat hij daarin eene stem hebhe. Spr. koesterde dien twijfel niet,
omdat in art. 11 der verordening voor de commissie de bepaling
voorkomt dat de Voorzitter bij staking van stemmen eene beslis
sende stem heeft, hetgeen van zelf in zich sluit dat hij tot stem
ming geregtigd is. Die bepaling vindt hij echter in het tegen
woordig besluit niet terug. Hg vestigt er verder nog dc aan
dacht op, dat in Januarij 1863 door dezen Raad is beslist, dat,
om den Burgemeester, als Voorzitter der vaste verordenings-
comraissie regt tot steramen te geven, hij tevens tot lid der com
missie moet zijn benoemd tengevolge waarvan dan ook sedert
die beslissing, door den Raad jaarlijks de Burgemeester tot lid
dier commissie wordt gekozen. Die twee commission zijn echter
niet geheel gelijk tc stellen. De vcrordenings-commissic is eene
zuivere raadscommissie zij handelt onafhankelijk van B. en A\
cn staat geheel op zich zelve. De commissie, waarvan bij het
tegenwoordige ontwerp sprake is, strekt speciaal tot bijstand van
B. cn W. Spr. zou het nu zeer oneigenaardig vinden, den Bur
gemeester of een der Wethouders stem te ontzeggen in die com
missie, terwijl hij over dezelfde zaken wel stem heeft bij het col
legie, uit welks midden hij krachtent de wet tot het voorzitter
schap der commissie is aangewezen. Ten einde nogtans, daar
de wet niet duidelijk spre(kt, voortaan eiken twijfel in dit op-
13