78
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 23 April 1868.
het gebouw in te rigten naar de behoeften des tijds, zal men
eene veel doelmatiger inrigting verkrijgen en dat wel met be
trekkelijk geringe meerdere kosten.
De heer Gorter geeft den bestrijders van zijne zienswijze in
dezen, in overweging om bij lokale inspectie na te gaan op welke
wijze het best ter verkrijging van een afzonderlijken ingang zou
kunnen te werk gaan. Hij treedt hierop in eene beschouwing
op welke wijze men het meest voegzaam aan dat bezwaar zou zijn te
geuaoet te komen. Voorts geeft hij te kennen dat men de op
die wijze te verkrijgen bezuiniging als betrekkelijk gering heeft
genoemd, doch dat eene besparing van 5 a 6000 hem op
een werk van 12000 niet voorkomt met den naam van gering
te kunnen worden bestempeld. De heer Westenberg besprak
voorts de te lage verdieping van de bestaande lokaliteit. Naar
Sprs. meting is de hoogte dier lokalen 4.68 el of nagenoeg 16
voet, eene hoogte die weinige lokalen hebben. De tegenwoordige
onderwijzer gaf hem Spr. te kennen dat die lokalen steeds ge
noegzaam fiïsch waren. Zijns inziens is zijn plan beter en daarom
wenscht hij dat men nogmaals een onderzoek instelle in den geest
van het door hem ingediend amendement.
Do heer Bruinsma zegt dat ingeval men er toe overging om
naar het systeem van den heer Gorter, de inrigting der vereischte
lokaliteit tot stand te brengen, door een aanbouw van twee school
lokalen in het voormalig tournooiveld, en het maken van een
gang aan dien kant, men dan toch tot het doen vaD enorme
kosten zou komen. Men dient wel op het oog te houden dat
die lokalen meer dan één gang vereischen, dit is noodig voor
het toezigt door den directeur der school uit te oefenen. Maar
Spr. heeft nog een bezwaar dat naar 't hem voorkomt hier in
eens de kwestie beslist. Het is dit dat elk der tegenwoordige
lokalen slechts is ingerigt tot plaatsing van ongeveer 25 leerlin
gen. Spr. vraagt of die ruimte wel genoegzaam zal zijn naar
hij meent rekende de commissie op eene school voor 140 leer
lingen in vier lokalen te verdeelen en daarnaar gerekend zou
elk lokaal genoegzame ruimte voor 40 leerlingen moeten hebben.
Wat de diepte van 4.68 betreft moet Spr. aanmerken, dat dit
eene bekwame hoogte is voor eene huiskamer maar geenzins voor
eene school, daarvoor is zij veel te laag.
De heer Gorter merkt nog op dat het zijn doel was een gang
te maken niet ter zijde maar ten noorden van de school.
De heer Zeper brengt in 't midden dat het denkbeeld van den
heer Gorter om op deze wijze te bouwen, reeds voor geruimen
tijd bij het collegie is besproken met den architect. Men hechtte
daaraan nog al, vooral ook om de belangrijk mindere uitgaaf.
Naar aanleiding van die bespreking is de schoolcommissie uit-
genoodigd daaromtrent hare zienswijze kenbaar te maken. De
door die commissie geopenbaarde zienswijze was evenwel deze dat
men zich het best kon vereenigen met het project zooals 't nu
den Raad wordt aangeboden. Nadat het bij B. en W. was terug
bekomen, stelden deze het in handen van de bouwcommissie.
Meent men nu dat het noodzakelijk is om het weder ten bewus-
ten einde in handen van den architect te stellen, dan dient men
de schoolcommissie ook nader deswege te verstaan. Wat Spr.
betreft, hij acht de zaak genoegzaam besproken en wenscht over
eenkomstig het voorstel van de bouwcommissie te besluiten.
Het voorstel van den heer Gorter hiervoren vermeld, wordt
daarop in rondvraag gebragt en afgestemd met 12 tegen 6 stem
men (die van de heeren Rengers, Gorter, Oosterhoff, Hommes,
Plautenga en de Haan.)
Dc Voorzitter brengt nu in rondvraag het le lid der voor
gestelde conclusie luidende
lo. B. en W. te magtigen om, na gehouden openbare aanbe
steding, over te gaan tot de uitvoering van het werk
a. der verbouwing van het voor de schooi van lager en meer
uitgebreid lager onderwijs bestemd gebouw, overeenkomstig de
plannen daarvoor door den gemeente-architect ingezonden bij zijne
missive van den 18 Julij 1867 no. Dit wordt bij rond-
viaag aangenomen met 13 tegen 5 stemmen (die van de hccren
Rengers, Gorter, Hommes, Plantenga en de Haan.)
De Voorzitter brengt hierop het 2e lid der conclusie in be
handeling.
De heer Plantenga betreurt het dat men bier weder voor een
voorstel staat betredende eene veranderde inrigting, waarvan de
kosten met inbegrip van het inrigten van de burgerschool voor
jongens tot gymnasium vroeger werden voorgespiegeld f 4000 a
ƒ5000 te zullen bedragen, terwijl de raming nu weder aantoont
dat p. m. 8000 daarvoor zal gevorderd worden. Men zeide in
eene vorige ter zake gehouden vergadering dat men met benut
tiging van de teekenschool, aan het gymnasium oen voldoend ge
bouw zou hebben voor de op te rigten burger dag- en avond
school en in dien zin werd het besluit genomen. Spr. althans
verkeerde in de meening dat men daarmede de zaak als genoeg
zaam goed geregeld kon aohten. Nu echter stelt men zoo groote
wijziging voor dat zelfs een cijfer van f 8000 benoodigd zal zijn;
eene vroegere raming sprak van 1500. Verandering moet na
tuurlijk in die gebouwen plaats viuden, maar hij wenscht die op
de minst kostbare wijze aan te brengen. Onderwijzers moeten
er in genoegzamen getale aan deze school werkzaam zijn, doch
hij vreest dat alles op te groote schaal aangelegd wordt. Hij
koestert bovendien het vermoeden dat men met deze f 8000 nog
niet eens aan land zal zijn.
De heer Rengers, ofschoon deelende in de teleurstelling van
den vorigen Spr., wenscht toch geen verwijt te doen aan de com
missie van toezigt dat zij het plan C boven de andere verkoos.
Spr. kan echter niet ontkennen dat de groote kosten van dat
plan zwaar bij hem wegen, en gelooft, zonder thans op vroegere
discussiën terug te komen, dat meer leden van der» Raad, na
hetgeen hieromtrent vroeger werd te berde gebragt, zijne teleur
stelling zullen deelen. Hij bepaalt zich dus tot de vraag wan
neer men acht a negen duizend gulden aan deze zaak ten koste
legt, of men dan met grond zal kunnen verklaren dat de zaak
voldoende geregeld zal zijn. Wat de inrigting van het gebouw
met drie verdiepingen betreft, ook die bevalt Spr. niet; het ge
bouw zal daardoor een torenachtigen vorm erlangen die voor een
schoolgebouw weinig doelmatig schijnt. Spr. is op dezen oogen-
blik nog tegen de voordragt en zal, behoudens nader te beko
men inlichtingen, tegen eene verbouwing die 8000 moet kos
ten, zijne stem uitbrengen. Liever had hij plan A zien gevolgd.
De heer Gorter wenscht op het door den vorigen Spr. geop
perd bezwaar omtrent de hoegrootheid der kosten, in te lichten
dat die kosten vooral het gevolg zijn van de stichting van een
boetseer- en modelkamer. De commissie en ook dc architect
hechten daaraan bijzonder.
De architectuur vordert zoodanige inrigting in opzigt tot do
bevordering van practische kennis.
De heer Wiersma deelt zeer dc teleurstelling van andere le
den, omdat hij liet betreurt dat men er toe gekomen is om het
gymnasium voor eene andere school in tc rigten, daarom stemde
hij indertijd ook tegen de verwijdering van het gymnasiaal onder
wijs uit dat gebouw. Ook hij had tegen eene inrigting van het
gebouw met drie verdiepingen, en ziet hij in 't algemeen zeer
tegen de hooge kosten op, aan een en ander verbonden. Maar
na de zienswijze van den Architect gehooril en de pertinente ver
klaring van de commissie van toezigt ontvangen te hebben dat
het plan C alleen ruimte genoeg aanbiedt voor eene modelkamer
die volgens het oordeel van deskundigen niet schijnt te kunnen
gemist worden, heeft hij gemeend te moeten toegeven, nu genoeg
zaam overtuigd dat men zich bij plan C zal moeten neerleggen,
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 23 April 1868.
79
liet stichten eener nieuwe schooi voor 't middelbaar onderwijs,
zoude nog grooter uitgaven gevorderd hebben. Er schiet niets
over dan aan plan C dc voorkeur te geven en daarmede te ge-
moet te komen aan 't vermoedelijk groote nut dat eene model
kamer voor de réussite der school schijnt te hebben.
Vermoedelijk zegt Spr.; want of hier eene inrigting als bedoeld
wordt, genoegzame opgang zal vinden, is wel vermoedelijk maar
niet zeker. Ginds bloeit zij, terwijl zij elders bijna niet bezocht
wordt. Men dient dus in deze gemeente het mogelijke te doen
om de school aan de verwachting en aan de opofferingen tc doen
beantwoorden en haar zoo mogelijk te doen bloeijen. Intusschen
betreurt Spr. de eerste stap, de verwijdering lil. van het gym
nasiaal onderwijs uit het daarvoor bestemde gebouw.
Dc heer Bruinsma zegt, dat wanneer de Raad had geweten
dat aan zijn besluit tot bestemming van het gymnasium voor eene
burger dag- en avondschool, zulke groote kosten verbonden wa
ren, het te betwijfelen valt of hij wel tot de uittogt der gymna
siasten had besloten. Waar is het die kosten zoo bijzonder hoog
te noemen, doch nu men aan die zaak niets meer kan veranderen,
zal men ook daarover moeten heenstappen. Spr. voedt ook ernstig
bezwaar tegen de voorgestelde derde verdieping, dit is lastig voor
en wegens de jongens die zoo hoog moeten, gaarne had hij dit
vermeden gezien, cn toch is plan C het beste van alle. Het
bezit eener modelkamer is voor dergelijke inrigting onmisbaar,
want om maar eens iets te noemen, de leerlingen die een trap
kunnen teckenen, moeten ook gelegenheid hebben die uit tc
slaan en in model te maken en dit vordert nog al ruimte.
Men heeft dus hier te kiezen tusschen het vaakgcmclde plan
en de stichting eener geheel nieuwe school. Aan deze laatste
zijn niet alleen aanzienlijker kosten verbonden, maar ook in dat
geval zou men niet met Aug. gereed kunnen zijn.
De heer Attema erkent dat de commissie zich de zaak niet
had voorgesteld als tot zoo groote kosten te leiden, als plan C
vordert. De commissie is dan ook slechts van lieverlede totdat
plan gekomen. Zij heeft opvolgclijk kennis genomen van de drie
plannen van den heer architect. Eerst onderzocht ze de -tceke-
ning, naar de beginselen in het eerste rapport uitgedrukt, be
werkt. Toen zij deze onder oogen kreeg zag zij al dadelijk het
gebrekkige eener zoodanige inrigting vooral in vergelijking
met plan B. Doch ook die teckcning B voldeed niet in alle op-
zigtente minder, toen het haar bleek, dat plan C weder dc
voorkeur verdiende boven plan B.
Dientengevolge bepaalde de keus der Commissie zich tusschen tic
drie ontwerpen en bepaaldelijk tot plan C. Zij ging er echter niet voet
stoots toe over daaraan hare adhaesie te verleenen; eerst ging zij ceno
inspectie instellen naar de burgerschool te Groningen, en in dc verga
dering waarin zij deze zaak behandelde, werd zij bijgestaan door
den architect, en door de heeren Stoett, Molkcnboer cn Schcffe-
laar Klots. Toen erlangde zij voldoende de overtuiging dat plan
C boven al de andere de voorkeur verdient. Het spreekt overi
gens van zelf, op een vrij terrein kan men boter bouwen, doch
dit zou stellig nog veel kostbaarder zijn. De architect had ook
bij dc commissie van toezigt op 't middelbaar onderwijs dat plan
eener geheel nieuwe school ter sprake gebragt, doch de coramisie
had toen reeds haar advies omtrent de teekeningen A, B en C
aan B. en W. ingezonden. Indien du verandering aan het ge
bouw volgens plan C wordt aangebragt, dan zal het naar Spr.'s
oordeel, over het geheel beter zijn ir.gerigt dan de school te
Groningen, vooral wat de teekenlokalen betreft. Alleen de leer
kamers zullen, bij een gewenscht bezoek der school, aan den
kleinen kant blijven. Aan dat bezwaar kon niet worden te ge-
moet gekomen,
Bij plan C wordt, en dit is van het uiterste gewigt, naar
eisck gezorgd voor eene boetseer- en modelkamer, Deze is vol
strekt noodig naar het oordeel, zoowel van den architect als
van den heer directeur en van de heeren Stoett en Molkenboer.
Ten slotte wenscht Spr. nog in 't midden te brengen, dat ook
de heer directeur Scheffelaar Klots betuigde dat het gebouw op
de voorgestelde wijze naar plan C ingerigt aan alle redelijke
eischcn voldoen zal.
Het lid der conclusie sub litt. b wordt alsnu in rondvraag
gebragt en aangenomen met 17 tegen ééne stem (die van den
heer Blantenga), zoodat is besloten
b. tot de inrigting van het gebouw van het stedelijk gymnasium
met de daaraan verbonden lokalen vroeger bij de nu opgeheven
stads teekenschool in gebruik, tot burger dag- en avondschool,
overeenkomstig het door den gemeente-architect bij schrijven van
den 10 Jan. 1868 no. yj, ingezouden plan met de letter C aan
geduid, gewijzigd overeenkomstig de zienswijze van de plaatselijke
commissie van toezigt op het middelbaar onderwijs, vervat in
hare missive van den 15 Maart 1868 no. 10.
2o. B. en W. uit te noodigen aan den Raad de noodige
voorstellen te doen tot aanwijzing der fondsen waaruit de kosten
op de uitvoering der sub lo. bedoelde werken vallende zullen
kunnen worden gehoed.
Wijders is besloten aan deze besluiten voor de resumtie der
notulen uitvoering te geven.
3. Voorstel van B. en W. betrekkelijk de uitvoering van hel
le gedeelte der werken tot uitbreiding van de bebouwde kom der
gemeentede strekking hebbende ie besluiten
Met intrekking, voor zoover noodig, van de daaromtrent door
den Raad genomen besluiten, B. en W. te magtigen om met
spoed over te gaan tot de openbare aanbesteding en dc uitvoe
ring van de werken der uitbreiding van 't bebouwde gedeelte der
gemeente, zooals die zijn vastgesteld bij raadsbesluit van den 12
Maart 1868, no. n/3i, voorbehoudens deze wijziging, dat het
verleggen der gracht en het maken van walmuren ten westen
van de geprojecteerde nieuwe brug tegenover de Zniderwalsteeg,
niet verder zal worden uitgebreid dan noodig is tot het leggen
dier brug overeenkomstig tot bestek daarvan door den gemeente-
architect ingediend.
De heer Gorter kau zich niet vereenigen met de voorgestelde
inkrimping van het werk. Wanneer hij het oog vestigt op de on
langs van een groot aantal ingezetenen ter zake ontvangene
adressen, en het daaromtrent door den Raad genomen besluit,
dan bestaan er zijns inziens geene termen om het voorstel van
B. en W. te ondersteunen. Men moet zich bovendien voorstellen
dat het hier geldt een waterwerk, dat zich ja wel leent tot be
krimping, maar dat eigenaardig medebrengt dat men, het latei-
vervolgende, weder eene herhaling van dezelfde onkosten zal heb
ben. Het moge dus voor het oogenblik eene besparing van kos
ten te weeg brengen, bezuinigd wordt daarmede niets, integendeel
het verzwaart de kosten, want later komen dezelfde kosten voor
afdamming terug. Beter is het dat men het werk in ééns uit-
voere, doet men dit niet dan komen in 't volgend jaar dezelfde
kosten terug.
De heer Wiersma brengt hulde toe aan B. en W. daar waar
zij pogen dc gemeente niet in te groote bezwaren te wikkelen
of' wel die trachten te verminderen, maar hij kan hierbij niet ach
terwege laten de aanmerking, dat dit denkbeeld van 't collegie,
na al hetgeen is voorgevallen, eigentlijk wat na komt. Spr. wil
aannemen dat het reeds vroeger zal zijn overwogen, doch het
blijft toch altijd over dat het te laat wordt aangebragt. Spr. is
er een vijand van om terug tc komen op genomenc besluiten,
maar hij is dit te meer, daar waar het voorstellen betreft, waar
van het nut en voordeel zeer te betwijfelen valt. Doelmatig is
het niet omdat daardoor dc scheepvaart tot tweemalen toe zal
moeten gestremd worden. Zoo dit kan worden vermeden moet