so GEMEENTERAAD TE LEEUWARDN. Zitting van Donderdag den 23 April 1868. men dit vooral doen. Voordcelig is 't evenmin omdat men door tot tweemalen toe aan te brengen kapitale afdamming meer ver liest dan de te besparen rente wegens latere uitvoering. Het komt hem buitendien voor dat ecne besparing van 18000 hoog genoeg zal geraamd zijn, als men in aanmerking neemt dat er slechts een gering deel in betrekking tot het geheel van het werk onuitgevoerd blijft. Maar ook al ware dit juist, dan zou hij toch voor eene uitvoering in ééns zijn, want men moet toch in elk geval met 2 a 3 jaren de gracht doen verdiepen en die van 1.50 op 2.10 el brengen. Men zal hoogstens eene rentebesparing van drie jaren erlangen en dat bedrag zal stellig door de hoo- gere kosten der gedeeltelijke uitvoering geabsorbeerd worden. Hierin ziet hij werkelijk geene besparing. De heer Bloembergen zegt dat wanneer het zich liet aanzien dat de voortzetting van het werk binnen zoo korten tijd als de heer Wiersma zich voorstelt zou volgen, het werkelijk verkieslijk zou wezen om de uitvoering in ééns te doen plaats vinden, doch dat denkbeeld heeft geer. voldoenden grond, omdat men het be ter acht het werk, is het tot dc voorgestelde hoogte uitgevoerd geworden, voor ecnige jaren te schorsen, te weten de verdere verlegging van de gracht aan dc zuidzijde en het rnaken der walmuren aan dien kant. Dit sluit niet uit dat men, zoo daar aan behoefte mogt blijken te bestaan, het werk der uitbreiding verder zal kunnen voortzetten er. tot de exploitatie der bouwter reinen kan overgaan wanneer nl. de toegangsweg naar het sta tionsplein z»l zijn tot stand gekomen, dan zal men ook het bouw terrein daar ter plaatse in exploitatie kunnen brengen. Maar vooreerst is daaraan geen de minste behoefte. Het collegie heeft zich ook primitief niets meer voorgesteld uit te voeren volgens het eerste rapport toch bepaalde zich die uitvoering van het werk tot het terrein tusschen de Wirdumerpoortsbrug en de Zui- derwalsteeg. Het is dus min juist wanneer men spreekt van be krimping van het werk alsof dit gewijzigd plan nog niet in behandeling ware geweest. Dit is echter wel het geval en naar aanleiding daarvan en met het oog op de veranderde omstandig heden en op de groote uitgaven die inderdaad geen gering be zwaar op de gemeentelijke finantiën zullen leggen, heeft men het raadzaam geacht dit voorstel te doen. Men zal daardoor tot besparing van rente kunnen geraken en intusschen de uit komsten kunnen raadplegen of die al dan niet aan de verwach ting voldoen. Inmiddels zou men kunnen afwachten dc aanvra gen om bouwterrein. Het belang der gemeente deed het collegie dit voorstel reeds voor lang overwegen, en, nu de zaak toch weder een punt van 's Raads beraadslaging tengevolge van de ingediende adressen moest uitmaken, oordeelde men het dienstig en nuttig om dergelijk voorstel nader aan 's Raads overweging te onderwerpen. De heer Suringar geeft te kennen dat nu dc Raad, in de pertinente at wijzing der adressen van een groot getal ingezetenen, met groote meerderheid zijne vuste overtuiging heeft uitgespro ken ten aanzien van de wenschelijkheid en de noodzakelijkheid der uitbreiding en zijne gunstige verwachting van hare uitvoe ring, nu acht hij het nemen van een huiven maatregel niet aan nemelijk. Nu meent hij, moet ook met onwankelbaar vertrouwen de hand geslagen worden aan de uitvoering van het geheel, overtuigd dat half werk al lijd gebrekkig werk is. Dit hier in de bijzonderheden aan te toonen, acht Spr. overbodig, de heer Wiersma heeft het onraadzame van het voorgestelde bereids ge noegzaam in het licht gesteld. Alleen vraagt Spr. nog wat zou 't geven, 2/3 van de gracht tc graven en het andere /3 niet, 2/3 van het terrein binnen die gracht bebouwbaar te maken en het andere /3 niet? wie zou aanvraag doen om bouwterrein, bij gemis van straten, wallen en kaden? Neen, alhoewel niet dee- lende in de groote verwachting van zoo velen wcnscht hij nu na de beslissende uitspraak van den Raad de hand te zien ge houden aan de algeheele exploitatie van het terrein binnen de nieuw te graven gracht en zal hij zich met het voorstel van B. en W. niet kunnen vereenigen. De heer Wiersma zegt dat hij na 't gesprokene van den heer Bloembergen, eerst goed de strekking van het voorstel van B. en W. heeft kunnen vatten. Die geachte Spr. toch heeft gespro ken van uitgifte van bouwterreinen buiten de gracht gelegen. Maar de uitgifte van grond aan die zijde van de gracht, cn het niet daarstellen van een plein voor het stationsgebouw, zou juist in strijd zijn met het eens door den Raad genomen besluit. Op zulk eene wijze zou men met dit voorstel en onder de leus van besparing juist terugkomen op twee reeds genomen beslui ten. Dit mag niet plaats vinden. De heer Rengers moet na 't geen hij gehoord heeft, weer zeg gen dat men zich ten aanzien van het tegenwoordig voorstel een verkeerd begrip vormt, dat men er meer in zoekt dan er in gelegen is. Er is daarbij alleen kwestie van bezuiniging, van besparing van kosten, die zonder bet werk belangrijk te schaden, voor het oogenblik vermeden kunnen worden. Er bestaat volgens Spr. geen reden om te verwachten dat het terrein ten westen van de Zuiderwalstecg, zoo zeer door particulieren zal worden begeerd, dat men nu reeds dc wallen zou moeten doortrekken, en op die wijze de stad voor een tijd lang ontsieren, leder weet toch dat zulke terreinen het aanzien bekomen eener woestenij. Daarbij komt nog dat men dan zou missen het voordeel van de wande ling op het terrein tegenover de Verlaatsbrug. Bovendien men hecht hier te veel aan het idee van uitbreiding. De heer Suringar zeide er is besloten tot uitbreiding en daarom moet men nu niet dat werk inkrimpen. B. cn W. hechten het meeste gewigt aan de verbeterde toegang naar het stationsplein tegen over de Zuiderwalsteeg en aan het verleggen der gracht ach ter de hoogere burgerschoolvoor de behoefte aan bouwterrein zullen in de eerste iaren, de terreinen D en C van het grond plan voldoende ruimten aanbieden. Een dringend motief om reeds nu de geheele gracht te verleggen en p. m./18,00U uit te geven die vrijstellig geene rente zullen afwerpen, bestaat der halve niet. 't Is waar dat later de kosten eenigzins hooger zullen loopen, doet, Spr. gelooft dat die meerdere kosten door 8 a 10 jaar rente besparing wel zullen worden vergoed. Men vergete bovendien dc aanleiding tot dit voorstel niet. Dc omstandig heden zijn sedert vier weken vooral door de op heden genoraene besluiten lot vergrooting en verandering van schoollokalen, be langrijk gewijzigd nieuwe geldelijke bezwaren zijn daardoor op de gemeente gelegd en Spr. wil met B. en W. gaarne ieder ge past middel aangrijpen, om door besparing waar dit mogelijk is, de lasten der gemeente te verminderen. Dc beer Bloembergen zegt dat het hem leed doet dat do heer Wiersma het door hem gesprokene minder juist heeft opge vat. Die Spr. meende nu eerst de strekking van het voorstel te doorzien; dit is echter niet het geval; het Collegie heeft met zijn voorstel niets willen masqueren. Noch in 't een noch in 't ander geval wenscht het inbreuk te maken op eens genomene besluiten, en gewaagde hij er van dat er gelegenheid zou bestaan om andere ten zuiden gelegen terreinen in exploitatie te brengen, dan bedoelde hij ecniglijk daarmede dat die gelegenheid zou ont staan door het leggen van de brug, ook al werd de gracht niet verder doorgetrokken. Hij heeft daarmede niet willen te kennen geven dat dit zou moetenwel dat dit zou kunnen geschieden. Men wenscht aan de te blijken behoefte over te laten het verdere van het werk te vervolgen, en deze bedoeling is, naar Spr. ver meent, hier geheel verkeerd beoordeeld. Voorts moet hij nog opmerken dat wat het verschil in kosten betreft, men niet alleen GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 23 Aprii 1868. 8 L besparing zal erlangen van de kosten voor het verleggen van de gracht en het maken der walmuren, maar dat men ook zal kun nen vermijden (lc ko3ten van aanleg van een nieuwen weg, terwijl in dat geval de wandelweg en de singel in wezen zouden blijven. Spr. gelooft zelfs dat er van den voorgesteldcn maatre gel nog meerdere bezuiniging te wachten zal zijn, vooral wan neer men dc voortzetting van 't werk niet op 3 maar over 10 jaren stelt. Hij meent te kunnen veronderstellen dat (1e zaak der uitbreiding niet die vaart zal nemen die men er van ver moedde. Buitendien (loet het voorstel volstrekt niet te kort aan de geheele volvoering. Wat hem persoonlijk aangaat, hij wenscht eene spoedige uitvoering, want als dit het geval mogt worden, dan zal de gemeente een groot deel der kosten terug kunnen krijgen. De heer Wiersma met verlof der vergadering voor dc derde maal het woord voerende, zegt dat het geenzins zijn doel was om te zeggen dat in het voorstel van B. en W. eene arrière pensee verborgen lag, maar omdat de heer Bloembergen heeft gewezen op het primitieve voorstel, waarbij werd voorgesteld om wel het terrein ten oosten niet (lat ten westen in exploitatie te brengen, toen heeft Spr. gewezen op het besluit om niet aan de buitenzijde der gracht te bouwen, tenzij bet terrein aan de bin nenzijde volbouwd was. Nu blijkt uit het later gesprokene wel niet, dat dit het voornemen van het collegie is, maar het zou dit kunnen zijn. Die strekking had hij er premitief niet in gezien cn daarom maakte hij de opmerking. Er is ook nog gesproken over het behoud van bet bestaande wandelpad, maar Spr. vraagt het, wat geeft zulk een eindje wandelpad, als 't overige der wan deling verbroken is het kan geen nut hebben en evenmin eenige verfraaijing geven. En wat nu voorts dc ontsiering betreft waar over (le heer ltcngers sprak, die ontsiering bestaat niet, althans niet noemenswaard. Dat de aanbouw der scholen groote kosten zou veroorzaken, dit was sints lang te voorzien, zelfs bij de be grooting werden die reeds geregeld. Dc heer Bloembergen moet den heer Wiersma nog opmerken dat hij hem Spr. geheel verkeerd begrepen beeft. Hij heeft er niet van gesproken om terreinen aan de overzijde der gracht gelegen, in exploitatie te brengen. Maar hij wenscht behalve dat nog aan dien geachten Spr. op te merken dat het besluit door hem bedoeld volstrekt niet beoogde eene volstrekte uit sluiting van aanvragen om grond van andere dan de daarbij ge noemde terreinen, maar de Raad heeft daarbij die vrijheid aan zich behouden. De heer Suringar wenscht met een enkel woord den heer Rengers te repliceren. Wanneer men inderdaad zoo geringe ver wachtingen van de. zaak koestert, (lat de uitvoering zich alleen zou bepalen tot het maken van den toegangsweg en het ordenen van het bouwterrein 1), dan regtvaardigt men immers de klag- tcn en bezwaren der adressanten en had men beter gedaan zich eenvou dig te bepalen tot het ordenen en beschikhaarstellen van de terreinen gelegen binnen dc bestaande gracht. Maar zoo geringe verwach ting lag immers niet in de beslissende uitspraak van den Raad. Integendeel, deze werd gegrond op dringende behoefte en goede verwachtingen, en aan dat beginsel dient men nu met goed ver trouwen vast te houden, nu er eenmaal besloten is tot de vol ledige uitvoering over te gaan. De Voorzitter wenscht zijne stem beknoptelijk te motiveren. Hij var.gt aan met te verklaren dat het collegie met haar voor stel geenerlei bijoogmerken had, maar alleen bezuiniging be oogt. Spr. heeft indertijd mede geconcurrecid tot het plan van uitvoering van het werk tusschen de Wirdumerpoortsbrug en de Zuiderwalstecg cu later tot het voorstel om die uitvoering uit tc strekken tot aan de Verlaatsbrug. Hij acht eene besparing van ƒ18,000 in dezen tijd voor de gemeente zeer wcnschclijk, maar Bijvoegsel tot de Provinciale Eriescue Courant. hij wenscht toch dat men de zaak zoo als die laatstelijk door deze Vergadering is bepaald, nu uitvoere. Is de aanvraag in den eersten tijd niet overvloedig, welnu dan kan de grond een tijd lang rusten en de aarde van de aangeplempte gedeelten bezinken, ten einde minder bezwaren te ontmoeten bij latere bouwing. Eene vermindering van het uit te voeren werk zal te weeg brengen dat men tweemalen moet afdammen, dit is een bezwaar voor de scheepvaart en in 't nadeel van den waterstaat. Hij wenscht derhalve mede te werken tot het verwezenlijken van het besluit dat de uitvoering in ééns wil. In rondvraag gebragt wordt het boven omschreven voorstel van B. en W. verworpen met 14 tegen 5 stemmen (die van de hecren Bruinsma, Bloembergen, Rengers, Tigler Wijbrandi en Plantenga). Op voorstel des Voorzitters wordt alsnu besloten aan B. en W. op tc dragen om de uitvoering van het bewuste werk met gepasten spoed bevorderlijk te zijn. 4. Ofschoon het voorstel van B. en W. tot het aangaan eener geldleening ten behoeve der gemeente, volgens de oproepings brief, aan de orde is, stelt dc Voorzitter voor en wordt dien overeenkomstig door dc Vergadering besloten, om daaraan vooraf te laten gaan de benoeming van een bureau van stemopneming bij gelegenheid der op 12 Mei aanstaande voorvallende verkiezing van leden der Provinciale Staten, ter voorziening in de perio dieke aftreding daarvan. Tot de stemming overgegaan zijnde blijkt dat tot leden van gezegd bureau met volstrekte meerderheid van stemmen zijn be noemd de heeren J. Oosterhoff Wz. en mr. J. Minnema de With. Wijders is op voorstel des Voorzitters besloten te be palen dat gezegd bureau bij mogelijke herstemming in functie zal blijven en dat alle overige leden, des gevorderd, als plaats vervangers beschikbaar zullen zijn. 5. Voorstel van B. en W. tot het aangaan eener geldleening ad ƒ75,000 ten behoeve der gemeentevolgens het daarbij gevoegd ontioerp-llaadsbesluit en plan van geldleening Nadat lecture van het ontwerp-bcsluit was gegeven, wordt dat buiten omvraag eenstemmig vastgesteld, en daarna het concept-plan omtrent die leening in behandeling genomen. De artikelen 1 tot en met 7 worden achtereenvolgende bui ten beraadslaging en stemming onveranderd aangenomen. Ten aanzien van art. 8 geeft de heer Gorter te kennen zich daarmede niet te kunnen vereenigen. Daarbij toch wordt voor gesteld om met 1875 met de uitloting aan te vangen, dit acht hij minder goed. Ilij beschouwt deze geldleening als te staan afgescheiden van andere door de gemeente aangegane leeningeri en acht haar meer te zijn een crediet. Hij wenscht het belang van den geldschieter minder te beperken, en vroeger met de uit loting aan tc vangen. Op de bij dit art. bedoelde wijze zou de leening eerst in 1950 afgelost behoeven tc zijn. Hij .wenscht met de aflossing in 1870 te beginnen. Dit voorstel wordt ondersteund. De heer Bloembergen begrijpt dat dc heer Gorter eigenlijk twee bemerkingen op dit art. heeft, en wel eerstens wat de ter mijn cn tweedens wat het bedrag der aflossing aangaat. Met den aanvang van de uitloting in 1875 te stellen is men uitge gaan van de meening, dat (le geldschieters er nog arwaarde aan schijnen te hechten dat hun geld eenigen tijd op die wijze als belegd verzekerd zou zijn. Ilij gelooft daarom niet dat men de deelneming zou bevorderen door de uitloting van het kapitaal te verhaasten, van eene geldleening waarvan de uitloting op minstens ƒ1000 is bepaald en waarvan men dus niet vooraf weet hoeveel telken jare zal worden afgelost. Dc heer Gorter dwaalt dus door den duur der aflossing op. 75 jaren te stellen. Men lette er bovendien op dat er jaarlijks ook r.og andere uitlotingen 23

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1868 | | pagina 3