- 1 - *3 1 1 100 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 14 Mei 1868. hij aan een ijzeren voetbrug, zoo als die door B. en W. wordt voorgesteld, de voorkeur geeft boven een houten rijbrug. Deze laalste is dtiar ter plaatse niet noodig en vordert nog al belangrijke kosten. De heer Oosterhoff is het met den heer Bruinsraa volkomen eens «lat een houten rijbrug daar niet noodig is en eene groo- tere uitgaaf vordert, maar buitendien bestaat thans het bezwaar dat de passage voor den in dat geval aan te leggen rijweg te naauw is er kan geen behoorlijk breede weg dienende lot aan en opreed voor «le te maken brug worden gemaakt. Hij zal zich dus tegen het in behandeling zijnde voorstel verklaren De heer Gorter is van een tegenovergesteld gevoelen. De doorvaartswijdte is daar 9 a 10 el, eene wijdte die voor een voetbrug te groot is en misstand zou geven; ware «lio doorvaarts wijdte 5 a 6 el, dan zou een voetbrug daar kunnen voegen, inaar nu is het doelmatiger dat men er eene houten draai-of wel klap- brug zooals op 't Vliet aanbrengc. Zoodanige brug* is voor het beoogde doel voldoende en berekend voor de bestaande wijdte en den goeden stand. Men dient hierbij op 'toog te houden dat eer. ijzeren voetbrug in elk geval ook grootc uitgaaf vordert doordien men daaitoc bekwame ijzeren steunpunten zal moeten aanbrengen. De heer Bruinsma is van oordcel dat hoe hooger een brug ligt hoe gemakkelijker de passage voor de scheepvaart zal zijn met een voetbrug kan men die hoogte nemen zoo men wil, wat met een rijbrug, en vooral ter bedoelder plaatse, het geval niet kan zijn, en toch dient men gelegenheid te geven dat men er met snikken en barges onder door kan varen. Spr. treedt hierop in een betoog waarom, ook in opzigt tot den waterstand, eene ijzeren voetbrug de voorkeur verdient. De heer Westenberg geeft te kennen dat bij de vorige be handeling van het rapport der commissie van rapporteurs reeds is gewezen op de hooge kosten aan de daarstelling van een brug ter bedoelder plaatse verknocht. Sommige leden verklaren zich daarom voor eene voetbrug, weer anderen voor een rijbrug. Intusschen is sints de vorige behandeling eene vaste Raadscom missie voor bouwzaken in het aanzijn geroepen. Am deze wcnscht Spr. de zaak van Oldegalilëen ten fine van onderzoek en voor stel op te dragen. Dit voorstel wordt op de daartoe strekkende vraag des Voor zitters ondersteund. De heer Bloen'bergen zegt, het voorstel van den heer Wes tenberg ondersteund te hebben vooral daarom dat er nu afdoende maatregelen kunnen worden beraamd waardoor de zaak voor goed ten einde zal kunnen gebragt worden en het verreweg verkies lijk is te achten dat de commissie voor openbare werken de zaak in haar geheel in overweging kunnen nemen. Aan dat onderzoek toch zou zich nog iets anders kunnen pa ren, nl. de noodzakelijk geworden verplaatsing van de Stads- werf naar tie oostelijke helft van den kavalleriestal en de stich ting eener woning voor den gemeente-architect daar ter plaatse. Dit toch zijn zaken die met elkander in naauw verband staan en eene gezette beoordeeling van den kant der commissie vorderen. De heer Jongsma gelooft dat hieromtrent alle discussie over bodig is omdat de betrekkelijke verordering voor deze zaak een bepaald voorschrift behelst. Het daarstellen van de bedoelde brug is een buitengewoon werk en zoodanig werk moet naar de commissie voor bouwzaken worden verzonden men zal dus best doen met de verordening op te volgen. De Voorzitter is van oordeel dat deze Vergadering dit ge voelen geheel zal deden. De reden waarom de zaak van Olde galilëen niet reeds naar de commissie voor openbare werken is verzonden, ligt daarin, dat de behandeling der betrekkelijke voor stellen nog hangende waren. Hij stelt nu voor om deze zaak in handen van de commissie voor bouwzaken te stellen tea fine van rapport en voorstel. Dit voorstel wordt daarop eenstemmig aangenomen. 10. Aan de orde is de behandeling der conclusie va?i het rapport der Raadscommissie belast getoeest met het instellen van een reglskundig onderzoek naar de gegrondheid der aanspraken van voogden van het St. Anthonij Gasthuis te I^eeutcarden, op den eigen* dom van eenige perceelen gronds in de nabijheid van de Pot mar ge in die gemeente gelegenen de daarop door de heeren Wiersma en Bloembergen voorgedragen amendementen. Na lecture van een bij de stukken overgelegd extract uit de notulen van den Raad, dd. 25 April 1867, no. 3/0l> in welke vergadering de zaak laatstelijk behandeld werd, wordt door den heer Voorzitter in overweging gegeven om het amendement van den heer V\ iersraa, dat nu aau de orde zal zijn, te behandelen. Luidende dit amendement Dat in het op te maken contract in ieder geval worde opge nomen de voorwaarde dat deze akte met het tegenwoordig be stuur van het St. Anthonij Gasthuis te Leeuwarden, wordt aan gegaan alleen als maatregel van orde en onder de uitdrukkelijke bepaling dat uit deze hnndeling nimmer de gevolgtrekking zal kunnen worden gemaakt dat de Raad het tegenwoordig bestuur van genoemd gasthuis als wettig bestaande, zoude hebben erkend of wel de regten der gemeente tegenover het Siat Anthonij Gast huis eenigermatc zoude hebben verzwakt of prijs gegeven; wor dende alle regten zoo van de gemeente als van dezen Raad te genover het Sint Anthonij Gasthuis wel uitdrukkelijk ongeschon den voorbehouden." De heer Wiersma zegt dit voorstel op grond van het ter vo rige vergadering aangaande de gasthuiszaak genomen besluit, bij deze in tc trekken. De Voorzitter is van oordcel dat daarmede dan te gelijker tijd zal vervallen het amendement van den heer Bloembergen. De heer Attema brengt in 't midden dat, daar het blijkt dat het in de vorige vergadering genomen besluit nu reeds van in vloed zal zijn op de nog aanhangige zaak omtrent de tenaam stelling van de gronden aan de Potmarge gelegen, het ook meer dan waarschijnlijk is dat het van invloed zal zijn op de conclusie van het rapport der Raadscommissie uit regtskuudigen bestaande. Aangezien nu een lid die: commissie, de heer van Slotordijck, hier thans niet aanwezig is en deze er zeer zeker belang in zal stellen bij de behandeling tegenwoordig te zijn, zoo stelt Spr. voor om dit punt tot eene volgende vergadering uit tc stellen. Het is misschien wcnschelijk dat de commissie nog eens bijeen- kome om, des geraden achtende, eene gewijzigde conclusie voor tc dragen. De Voorzitter stelt daarop voor dit punt aan te honden tot eene volgende vcjgadcring. Daartoe wordt eenstemmig besloten. 11. Aan de orde is de behandeling van het rapport der be trokken Raadscommissie omtrent de wijziging van het reglement van orde voor de vergaderingen van den Raad. De Voorzitter opent over de algemeer.e strekking van het bij dat rapport aangeboden ontwerp-rcglemcnt de discussien. De heer Jongsma zegt dat het wel eenigzins kwestieus' is of de bemerking die hij heeft wel bij de behandeling omtrent de algemeene strekking behoort, doch aangezien zij van eenigzins algemeenen aard is, meent hij haar bij dezen te kunnen voorop zetten. Dit zijn bezwaar bestond reeds tegen het oude reglement, bij het nu voorgedragene is het niet opgeheven en daarom zal hij tegen dit laatste zijne stem moeten verheffen. Het betreft de GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 14 Mei 1868. 101 daarin voorkomende bekorting van de regten van den Voorzitter in zake het beleggen van vergaderingen. Spr. verbeeldt zich dat de gemeentewet dienaangaande algeheele vrijheid aan den Voor zitter heeft toegekend, alleen zegt de wet is hij verpligt minstens zes maul 'sjaars den Raad te doen bijeenkomen. Uit dien hoofde is hij tegen het vaststellen van eenige bepalingen omtrent de tijd stippen waarop de Raad zal bijeenkomen, bij deze verordening, en zal daarom zich vcrccnigendc met de motivcn van de minderheid der rapporteurs tegenstemmen, alles ten ware zijn punt van be zwaar hetwelk eet principieel bezwaar is door wijziging van arti kel 10 worde opgeheven, tot welk einde hij een daartoe strek kend amendement zal indienen. De lieer Duparc geeft te kennen dat het der vergadering zal zijn gebleken dat ook de commissie op dit punt niet eenstemmig dacht. Spr. was het, die de minderheid uitmaakte. Hij is van oordeel dat bet reglemeut omtrent het beleggen der vergadering niets mag bepalen, omdat dit door de wet den Voorzitter is opgedragen. Ilij acht deze zaak evenwel niet van dat overwe gend belang om daarom zijne medewerking te onthouden aan de pogingen die zouden kunnen leiden tot verbetering van het regle ment van orde, en is dan ook niet gezind om alléén daarom het reglement in zijn geheel af te stemmen. Dc Voorzitter sluit hierop de beraadslaging over de algc- mceue strekking, die daarop eenstemmig wordt goedgekeurd. De artt. 1 tot en met 9 van het ontwerp-reglemcnt, voorko mende onder bijlagen tot het verslag van 's Raads zitting, dd. 9 April jl. worden daarop achtereenvolgend goedgekeurd. Art. 10 luidende De gewone vergaderingen van den Raad worden gehouden op den tweeden en vierden Woensdag van elke maand. Zij vangen aan 's avonds ten zes ure en eindigen niet later dan '9 avonds ten tien ure. De Raad kan echter zoowel ten opzigte van den dag als van den tijd van deze bepaling afwijken." De heer Brtlinsma zal zich hiermede niet vereenigen. Hij kan zich niet voorstellen welke overwegende redenen er bestaan die het onraadzaam zouden maken 0111 op Donderdag vergadering te houden, en waarom juist hel avonduur de voorkeur zou verdienen. Dan toch, meent hij zal men zijne huishoudelijke inrigting moe ten wijzigen, iets wat voor sommige leden gemakkelijk gaat, maar voor andere bezwaron oplevert. Maar hij vreest bovendien dat het invloed zal uitoefenen op dc, in den regel op avond gehou den wordende vergaderingen van sectiën en commissien, om niet te sprt ken van de vergaderingen van B eu W. op WoeBsdag voorvallende. Deze laatste vergadering wordt sints jaren op Woens dag gehouden, is voor dc leden van het dagelijkseh bestuur zeer ge schikt en niet minder voor vele ingezetenen die voor hunne be langen bij B. en W. worden toegelaten. Spr. ziet in elk geval niet in waardoor de voorgedragen verandering zich zoo bijzonder aanprijst. De heer Bloembergen is bet met den heer Bruinsma eens daar waar deze het vermeend nut van den maatregel betwijfelt. Spr. zou zeif9 meenen dat het er toe zou kunnen leiden dat de ver gaderingen minder geregeld door de leden zouden worden be zocht, en dat dit afbreuk zou doen aan de bevoegdheid van het publiek om de openbare vergaderingen bij te wonen. Spr. weet wel het publiek maakt daarvan niet dikwijls gebruik, doch die bevoegdheid geeft de wet en daarvoor moet gelegenheid gegeven worden? Bovendien is het vooral in den winter dat op andere plaatsen in deze gemeente, dc9 avond3 en bij voorkeur des Woens dags-avonds, vergaderingen gehouden worden waarbij vele leden van den Raad particulier geïnteresseerd zijn. De ervaring heeft voorts geleerd dat de Donderdag-morgen althans voor de meeste leden niet ongeschikt is te achten. Het bezoek toch dat in den regel aan de raadsvergaderingen ten deel valt, getuigt tegen het aan brengen van verandering; pleit er voor dat de voormiddag van Bijvoegsel tot de Provinciale Eriesche Courant. Donderdag daarvoor geschikt is. Spr. zou voor een minder trouwe opkomst vreezeu, wanneer de voorgestelde wijziging werd aangenomen. De heer de Haan zegt dat hij aU lid der commissie voor het houden der vergaderingen op avond zijne stem heeft uitgebragt. Het kwam de meerderheid der commissie voor dat het voor ve le leden een groot gerief was te achten, wanneer men die ver gaderingen op Woensdag en gedurende de avonduren stelde. Er was een punt dat uaar het oordeel der commissie voor het voorstel pleitte t. w. dat vele commissien sectie-vergaderingen, euz. in den regel op avond worden gehoudendaaruit nu kon men toch eenigzins de gevolgtrekking raakeu dat het avond uur het meest geschikte voor vele leden is om te vergaderen De heer Bloembergen zegt wel dat de vergaderingen op Don derdag voormiddag gehouden, in den regel trouw bezocht wor den, maar er bestaau naar Sprs. meening ook volstrekt geene re denen waarom men zulk een trouw bezoek niet evenzeer op Woensdag in het avouduur zou mogen verwachten. De heer Bloembergen wenscht naar aanleiding van het opge merkte door den heer de Haan, nog aan 't door hem gesprokene toe te voegen dat wanneer hij er in is geslaagd met te bewijzen dat het morgenuur van den Donderdag, blijkbaar uit de regel matig getrouwe opkomst der leden, zich voor het houden der raads vergaderingen schijnt te prêtcren, dit dan juist een bewijs is dat het avonduur daarvoor minder zou passen, immers, het is ook al weer de ervaring die geleerd heeft hoe moeijelijk het valt om de leden van de sectiën of van commissien in het avonduur bijeen te krijgen. Deze omstandigheid zou alleen reeds genoegzaam te gen het aannemen der beoogde wijziging pleiten. De heer Bruinsma zegt bet den vorigen Spr. na, die omstan digheid bewijst reeds voldoende het onaannemelijke van den maatregel. Maar er is meer, somtijds is het noodig, b.v. bij de behandeling van het kohier der belasting op het inkomen, of der begrooting van dc gemeente, dat men eene verlengde of ge continueerde zitting houde; hieraan valt niet te denken wanneer de vergadering in 't avonduur gehouden wordt. Ten anderen vestige men het oog op den winter; in dit barre saizocn, is het voor de meeste leden minder aangenaam des avonds te verga deren. Spr. stelt mitsdien bij amendement voor: art. 10 1ste zinsnede, in plaats van Woensdag te lezen Donderdag. 2e zinsnede, zij vangen aan 's voormiddags ten tien ure en eindigen niet la ter dan ten twee ure. De heer Attema wil gaarne het voorstel van de commissie ondersteunen, omdat hij gelooft dat er ook leden gevonden wor den die liever des avonds dan des voormiddags vergaderen wil len. De vergaderingen van commissien en van de seetien vallen daarom juist des avonds voor. Het avonduur prêteert zich daar voor volstrekt niet minder dan het morgenuur en Spr. ziet al thans niet in waarom men niet op avond zou vergaderen. Hij erkent het, 't valt soms moeijelijk om de leden bij elkander te krijgen, maar dan weet men het tijdstip der comparitie geen ge- noegzamen tijd vooruit. De raadsvergadering valt in den regel slechts tweemalen in eene maand voor en het tijdstip daarvoor bestemd is bij reglement geregeld men kan er dus zijne zaken naar regelen, dit maakt een groot verschil. Hij geeft toe dat men soms moeite heeft de leden eener commissie bij een te krijgen, maar dit moet niet tot dc gevolgtrekking leiden dat dit evenzeer het geval zou wezen met eene vergadering die gehouden wordt ter behartiging van de gemeentelijke belangen, eene vergadering waarvoor het tijdstip bij reglement bepaald is. Het houden der raadsverga dering in het avonduur, geschiedt mede in andere gemeenten en voor de leden van den Raad van Leeuwarden die allen binnen de stad wonen, bestaat daarin geen bezwaar. Het is waar de vergaderingen worden in den regel goed bezocht, doch het is 28

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1868 | | pagina 2