104 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 14 Mei 1868. „Die de vergadering voor de sluiting verlaten, waarvan enz." Deze wijziging wordt daarop eenstemmig aangenomen. De Voorzitter stelt nu voor om art. 11, aldus geamendeerd, aan te nemen. De heer Rengers kan zich zeer wel vereenigen met de vereen voudigde redactie der artt. 12 en 13 van het bestaande R. v. O. zooals die in art. 11 van het ontwerp wordt aangeboden. Hij twijfelt echter of men bij die vereenvoudiging niet wat te ver is gegaan, daar thans in het ontwerp geene bepaling omtrent de opening van de vergadering door den Voorzitter wordt aarge troffen Spr. acht zoodanige bepaling toch onmisbaar, hij wenscht die in het ontwerp te doen opnemen en dan tevens de traditio nele 5 minuten, die men om hem geheel onbekende redenen nog steeds schijnt te willen bestendigen, te doen vervallen. De leden die thans zorgen om vijf minuten na tien ure ter vergadering tc zijn, zul len toch wel de moeite willen nemen vijf minuten vroeger hunne wo ningen te verlaten, ten einde de vergadering juist op het bepaalde uur kan worden geopend, wil men echter den ouden sleur volgen en de vergadering niet op het bepaalde uur doen openen dan acht hij de tijdruimte van een kwartier, ook voor de verafwonende raadsleden meer aan te bevelen. Ilij zou daarom willen voor stellen dat ieder lid bij het inkomen in de zaal zijn naam op de presentielijst teekent, die op het voor de "vergadering bepaal de uur door den Voorzitter gesloten wordt enz. cn in art. 12, lste lid eene daarmede in verband staande bepaling luidende: Is het vereischtc getal leden niet op het voor de opening der vergadering bestemde uur aanwezig, dan wordt die opening dooi den Voorzitter uitgesteld. Door die lezing wordt tevens het be zwaar weggenomen, waarop in de Gemeentestem wordt gewezen, dat namelijk van geene schorsing sprake kan zijn wanneer de vergadering onvoltallig en dus onwettig is. Spr. dient nog geen amendement in omdat hij gaarne vooraf het gevoelen van de com missie hieromtrent wil vernemen. De heer Duparc geeft namens de commissie te kennen dat deze zich met de zienswijze van den heer Uengers vercenigt. I)c Voorzitter zegt nu van den heer Rengers ontvangen te hebben het volgend amendement Art. 11. Bij het inkomen in de zaal, teekent ieder lid zijnen naam op de presentielijst die op het voor de vergadering bepaalde uur, door den Voorzitter gesloten wordt enz. l)c lieer Bloembergen zal zich daartegen vcrklaien. l)e er varing heeft blijken gegeven dat de zaak op de bestaande wijze goed marcheert. liet houden van eene kleine tijdruimte hcefi 6teeds zeer goed voldaan nu is het slaan der klok nog altijd eene waarschuwing. IJet araendement van den heer Rengers wordt daarop in rond vraag gebragt en aangenomen met 11 tegen 5 stemmen (die van de heeren Bruinsma, Bloembergen, Gorter, Suringar cn Plantenga.) Vervolgens is bet aldus geamendeerd art 11 buiten omvraag een stemmig aangenomen. Ten aanzien tan art. 12, wordt eenstemmig aangenomen het amendement van den heer Rengers de strek king hebbende om het lste lid te doen luiden: Is het ver eischtc getal leden niet op het voor de opening der vergadering bestemde uur aanwezig, dan wordt die opening door den Voor zitter uitgesteld. Het aldus geamendeerd art. 12 is daarop bui ten omvraag eenstemmig aangenomen, evenals ook artt. 13 en 14. Aangaande het voorgedragen art. 15, geeft de heer Gorter te kennen dat hij zich tegen het lste lid zal verklaren. ITet moge waar zijn dat in de laatste jaren weinige aanmerkingen op het genotuleerde zijn gevallen maar voor het eollegie van B. en W. zou de voorgestelde wijze van handelen een bezwaar te meer worden. Bovendien ziet Spr. het nut niet in van den voorge stelden maatregel, leder lid toch is het best bekend met het verbande de ter vergadering waarin hij tegenwoordig is geweest. De leden moeten die notulen hooren en desnoodig hunne aan merkingen daarop kunnen maken. De heer Bloembergen heeft gelijke bedenking; indien men zou handelen als wordt voorgesteld, men zou inbreuk maken op de regten der leden. Wanneer toch dit art. in werking wordt gebragt, dan neemt de Raad geen kennis van 't genotuleerde en weet derhalve weinig of wel zijne besluiten zoodanig zijn gefor muleerd als ze zijn genomen. Het blijft over men zal wel later kennis kunnen nemen van het genotuleerde, maar wat zal het gevolg zijn ingeval van aanmerkingen daarop Nu kan men da delijk zijne opmerking maken en het genotuleerde doen verbete ren, maar dan stellen B. en W. de notulen vast, ze worden ter secretarie gedeponeerd eu voor het geval daarop van den kant der Raadsleden aanmerking 'mogt vallen, stelt de Raad dan toch die daar naar verbeterde notulen niet vast en daarom krijgt men op die wijze nooit geene behoorlijk vastgestelde notulen en hoe zal men met de punten waaromtrent B. en W. een ander oor dcel dan de Raad hebben De Raad moet bepaaldelijk zijn oor deel uitspreken, het genotuleerde moet werkelijk tot besluit wor den verheven. Spr. meent tegen dit art. ernstig te moeten waarschuwen. De heer Bminsina heeft behalve het reeds aangevoerde nog dit bezwaar. Bij elke commissie die vergaderingen houdt, is bet de Secretaris die de notulen redigeert, die vervolgens door den president en hem geteekend worden en een verbindend besluit vormen. ïlier zou het eollegie van dagelijksch bestuur moeten decideren over iets waartoe de Raad besloten heeft. Evenzoo is het ook met het Raadsverslagde leden moeten zelve de juist heid van het aangeteekende kunnen controleren. Wanneer, zoo als soms plaats vindt, de besluiten wat vlug vallen, dan is het vergeeflijk wanneer er eene fautieve opteekening der stemmen plaats vindt. De Raad zelf moet dit kunnen nagaan, eu dit valt gemakkelijk indien elk der leden voor zich maar de noodige aan dacht aan de te resumeren notulen schenkt. Maar bovendien vindt Spr. het stellen der bevoegdheid van den Raad volgens alinea 4 voor B. en W. wel wat stootend. Overigens is de hier voorgestelde handeling wel ecnigzins in conflict met het 2de lid var» art. 17, aangaande de notulen van de beslotene vergaderingen. Zijns oordeels moet de ltaad zijn regt tot vaststelling van de notulen nimmer afstaan. De heer Westenberg brengt in 't midden dat hem deze bepa ling aanvankelijk heeft toegelagchen, gedachtig aan de weinige aandacht welke aan de lezing der notulen wordt geschonken, doch hij koestert bij nader inzien toch nog al eenig bezwaar le gen den maatregel de verantwoordelijkheid die daardoor op het eollegie van B. cn W. wordt geladen is hem te groot, en 't is daarom dat hij er zijne stem tegen verheffen zal. l)e heer Duparc zegt, dat de commissie wel had voorzien, dat haar voorstel groote bestrijding zou ontmoeten, maar dit heeft haar niet afgeschrikt, omdat zij de zaak van groot practisch nut beschouwt. De commissie erkent, dat de bemoeijingen van B. eu W. zullen vermeerderen, maar hij moet opmerken, dat dit eollegie uit 4 leden bestaat, de Raad echter uit 21 leden. Bij aanneming der voordragt zullen dus slechts 4 personen hetzelfde werk doen, dat anders voor 21 is weggelegd. De heer Bloem bergen gewaagde van de mogelijkheid, dat de leden later aan merkingen zouden kunnen maken op de door B. en W. vastge stelde notulen, doch Spr. ontkent dit. Bepaalt de Raad eens, dat de notulen zijner vergaderingen door B. en W. zullcu worden vastgesteld, dan heeft hij zijne magt gedelegeerd en mag hij zelfs geene aanmerkingen meer maken. Er is ook gewezen op voorbeelden. Spr. herinnert zich altijd het gezegde van een vroeger geacht lid dezer vergadering dat. voorbeelden nog geen argumenten zijn. Maar, als men dan toch voorbeeldeu wil, dan haalt Spr, dc gemeente Groningen aan, waar op dezelfde wijze wordt gehandeld, als de commissie wenscht. Bij de Provinciale Staten ziet men evenmin bezwaar in de vaststelling der notulen GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 14 Mei 1868. 105 door Ged. Staten, indien dit door het uiteengaan der vergadering noodig is. Wel betreft dit in den regel slechts dc laatste zit ting, maar het gebeurt ook meermalen, dat op die wijze de no tulen van twee of drie zittingen, indien deze zieh op 't laatst snel hebben opgevolgd, worden vastgesteld. Hier heeft men bovendien het verslag der Raadsvergaderingen, dat, wordt het door ieder lid behoorlijk nagezien, eene zeer goede controle voor de notulen oplevert. Waarom de 4de alinea stuitend voor B. cn W. zou moeten zijn, begrijpt Spr. niet. Al wordt zij nog zoo dikwerf toegepast, dan kan er tocb niets kreukends voor dat eollegie in gelegen zijn. De Raad maakt dan slechts gebruik van eene hem gesehon- kene bevoegdheid. Leverde de lezing der notulen cenig nut op, de commissie zou het ondcnverpelijk voorstel niet hebben gedaan. En al moge het nu waar zijn, dat de zoo naauwkeurige zamen- stclling door den Secretaris er geen grond toe zou geven, toch weet ieder, dat het maken van aanraeikingen tot de grootste zeld zaamheden behoort, om dc eenvoudige reden, dat naar de voor lezing der notulen schier niet wordt geluisterd. Ondanks de ge maakte aanmerkingen blijft de commissie bij haar voorstel per sisteren. De heer Rengers was eerst zeer ingenomen met het nieuwe artikel, maar later zijn daartegen steeds tneer bezwaren bij liera levendig geworden. Hij acht die bezwaren wel niet zoo overwe gend als de heer Bloembergen doch gelooft men dien Spr. dat dc vaststelling van 's Raads notulendoor B. cn W. eene verantwoordelijkheid op de leden van dat eollegie zal werpen die Spr. niet dan ongaarne op zich zou nemen. Daar hij ech ter ook de waarde erkent van hetgeen door de commissie tegen het thans gevolgde systeem wordt aangevoerd, gelooft Spr. dat cr misschien een middelweg kan worden ingeslagen waardoor aan beide bezwaren wordt tegemoet gekomen, hij stelt daartoe voor art. 15 te lezen a. v. „De notulen van iedere opcubure vergadering worden bin nen acht dagen voor de leden Ier visie gelegd. Na de opening der volgende vergadering wordt door den Voor zitter gevraagd of een der leden aanmerking op de ter visie ge legde notulen heeft of daarvan lecture verlangt. Zoo een der leden de voorlezing verlangt worden de notulen niet vastgesteld dan na die voorlezing. Heeft niemand aanmerking op de notulen dan worden zij door den Voorzitter gewaarmerkt en binnen acht dagen in een daar toe bestemd register ingeschreven cn door den Voorzitter er. den Secretaris onderteekend. Wijziging in de notulen, waartoe door den Raad is besloten, wordt staande de vergadering geresumeerd." Eene dergelijke wijze van handelen zou dit voordeel hebben, zoo vervolgt Spr. dat de leden de notulen bedaard kunnen na zien en aanmerkingen hebbende, die schriftelijk mede te dcelcn, cn nevens dat voordeel zou bekorting van tijd staan. Zij die er belang in stellen, kunnen de nolulen dan nog naauwkeuriger dan thans nagaan. De heer de Haan heeft weinig bij het reeds door den heer Duparc betoogde te voegen Spr. wenscht alleen nog tot ad structie van het voorgestelde te zeggen dat naar zijn oordeel in vergaderingen van een klein getal leden gemakkelijker de notulen en in het algemeen alle voorlezing van stukken, kun nen worden gevolgd en de juistheid beoordeeld dan in die van een talrijk personeel. Te dezer vergadering komt het bovendien meest aan op de behandeling van schriftelijke stukken en voor stellen, die voor de zamenstelling van de notulen in den regel genoegzame bouwstoffen opleveren. De heer Suringar is bepaald tegen het lste lid van art. 15, van oordeel zijnde, dat het den Raad toekomt zijne eigene no- Bijvoegsel tot de Provinciale Eriesche Courant. tuien vast te stellen, cn hij die bevoegdheid kwalijk aan anderen kan overdragen. Er is reeds aangemerkt voorbeelden bewijzen niet3wat in andere gemeenten geschiedt, doet niets ter zake, ook «1 heeft men, zooals hier, het voorregt van een naauwkeurig secretaris te zijnen dienste tc hebben. Spr. wenscht het amen dement van den heer Rengers niet in behandeling te nemen, maar de zaak te laten zoo als ze nu is. Het betreft hier toeli niet alleen het belang van hen, die aan de gevoerde discussie» deel namen, maar dat belang bestaat voor elk lid in betrekking tot de genomen besluiten, cn het deel dat hij daarin heeft ge nomen door de stem die hij heeft uitgebragt. Bovendien oor deelt hij, dat notulen, die niet door den Raad zelf zijn vastge steld, niet geacht kunnen worden die regtsgeldige en verbindende kracht te bezitten, die ze noodwendig moet hebben om te kun nen werken. l)e Voorzitter zegt dat hij, ondanks de weinige attentie welke aan de notulen bij hare lezing wordt geschonken, toch blijft hechten aan het. vaststellen daarvan door den Raad. Door die lecture toch worden dc behandelde zaken weder levendig, en dit heeft zijn nut niet alleen voor de leden die aanwezig waren, maar vooral voor hen die r.iet tegenwoordig waren, deze kunnen daardoor te weten komen wat alzoo verhandeld is en besloten. Aangezien evenwel het uur voor het eindigen der vergadering bepaald, reeds sints lang verstreken is, stelt de Voorzitter voor om de verdere behandeling van het ontwerp-reglement van orde, te verdagen tot de volgende vergadering. Hiertoe wordt besloten. 12. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van B. en W. de strekking hebbende eene nadere overeenkomst aan te gaan wegens de overname "van een gedeelte van den zoogenaam- den Zwarten weg door de gemeente. Ter visie, om in ecno volgende vergadering in behandeling te worden genomen. 13. Als boven, betrekkei ijk de inning der belasting op too- ncelvertooningen en andere openbare vermakelijkheden welke tor gelegenheid van de jaarmarkt in 1868 binnen de gemeente zul len gegeven worden. Ter visie als voren. 14. Is ter tafel gebragt en gelezen eene missive van het eol legie van curatoren van het stedelijk gymnasium, houdende voor stel tot vervulling der aan die inrigting vacerende betrekking van docent in de nieuwe talen en letterkunde. Ter visie als voren. 15. De Voorzitter doet raededeeliDg van de ontvangst van de volgende voor den Raad ingekomen stukken alsa. eene re solutie van heeren Ged. Staten dezer provincie, houdende goed keuring van het raadsbesluit tot het aangaan eener leening groot J 75000 ter bestrijding van de kosten van de voorgenome bui tengewone werkencn h. eene resolutie van hetzelfde eollegie, hondende goedkeuring van het raadsbesluit tot het aangaan eencr overeenkomst met Jan Keikes, pachter van dc opbrengst van Irnsuraerzijl. Zijnde deze mederleeling aangenomen voor notificatie. 16. De Voorzitter deelt der vergadering mede dat op den 3 Mei jl. de openbare aanbesteding heeft plaats gehad van het eerste gedeelte der werken tot uitbreiding van den bebouwden kom der gemeente, tusschen der staatsspoorweg en hot Zaailand, onder bepaling dat van waalsteen gebruik zal worden gemaakt, van welk werk solidaire aannemers zijn geworden J. C. HIiüding en B. Pieterson voor eene som van 51,824. Aangenomen voor notificatie. 17. De Voorzitter brengt ter tafel en legt ter visie van de leden de rekening en verantwoording wegens de gemeentelijke gasfabriek over het jaar 1867. 29

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1868 | | pagina 4