I
I
li.
ar,y,. #F -ara&y
106
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zittingen van Donderdagen 14 en 28 Mei 1S6S.
I
i 9
18. Bij monde van den heer Suringar wordt namens de be
trokken raadscommissie, rapport uitgebragt omtrent het haar op
gedragen onderzoek der rekening van de ontvangsten en uitga
ven voor 't Nieuwe Stads-Weeshuis alhier, over 1S67.
Ter visie, om in eene volgende vergadering in behandeling te
worden genomen.
De Voorzitter sluit hierop de vergadering.
VERSLAG van het verhandelde ter gewone vergadering
van den Gemeenteraad van Leeuwarden, ge
houden op Donderdag den 28 Mei 1868.
Aanvankelijk 16 later 17 leden tegenwoordig. Afwezig de
heeren Wiersma, Plantenga en Buraa, de eerste met schriftelijke
kennisgeving. Voorzitter de heer 1). Zeper, die de vergadering
op het daartoe bestemde tijdstip opent.
1. Is gelezen en onveranderd vastgesteld het genotuleerde
wegens de op 14 Mei jl. gehoudene gewone vergadering.
2. Rapport der Raadscommissie aan welke is opgedragen, gewor-
icorden het onderzoek der rekening van ontvangsten en uitgaven van
het Nieuwe Stads Weeshuis te Leeuwarden, over 1867.
De vergadering zich vereenigende met de conclusie van dit
rapport, besluit dienovereenkomstig:
Gezegde rekening in ontvang beloopende ƒ23,870.053, in uit
gaaf eene som van 19,797.99 en alzoo een batig saldo ople
verende van 4,072.065, mitsgaders de verantwoording ter zake
de verpleging van de weezen benedeu den ouderdom van zes
jaren, in ontvang en uitgaaf, loopende over eene som van 215.27,
goed te keuren en, voorzien van die goedkeuring, onder dank
zegging voor bet getrouwe beheer aan het bestuur van het voor
melde Weeshuis terug te zenden.
Uit te voeren vóór de resumtie van de notulen.
3. Aan de orde is de behandeling van het voorstel van B.
en TV. tot hel aangaan eener nadere overeenkomst wegens de over
name van een gedeelte van den zoogenaamden Zwartenwegdoor de
gemeentewaarbij wordt voorgesteld te besluiten:
B. en W. te raagtigen om met den heer hoofd-ingenieur van
den waterstaat in Friesland, daartoe geautoriseerd door den heer
Commissaris des Konings in de provincie, onder nadere goedkeu
ring van ZExc. den Minister van Biunenlandsche Zaken eene
overeenkomst aan te gaan, waarbij a. artikel 2 van de overeen
komst wegens den afkoop en overname van het beheer en onder
houd van een gedeelte Van den zooger. aamden Zwarten weg, goed
gekeurd door ZE. den Minister van Binnenlandsehe Zaken, bij
beschikking van den 20 Sept. 1867, no. 16 4, wordt verklaard
te zijn vervallen; b. de nummering der artikelen van gedachte
overeenkomst, in verband met het hiervoren genomen besluit wordt
gewijzigd, en c. de ko ten op deze overeenkomst vallende worden
gebragt ten laste der gemeente.
De vergadering zich vereenigende met de bovenvermelde con
clusie besluit, buiten beraadslaging en stemming dienovereenkomstig.
Vóór de resumtie der notulen uit te voeren.
4. Voorstel van B. en W. betrekkelijk de inning der belasting
op toone elver tooning en en andere openbare vermakelijkheden, welke
ter gelegenheid van de jaarmarkt in 1868 binnen de gemeente zul
len worden gegeven.
De vergadering zich eveneens vereenigende met de conclusie
van dit voorstel, besluit buiten beraadslaging en stemming dien
overeenkomstig
lo. De invordering der belasting op tooneclvertooningen en
andere openbare vermakelijkheden welke ter gelegenheid der jaar
markt van 1868, binnen de gemeente worden gegeven, bij gaar-
dering te doen plaats hebben.
2o, Aan de personen welke met de bedoelde gaardering zul
len worden belast, de daarvoor onder hoofdstuk VI, afd. IV,
art. 5 der gemcentc-bcgrooting dienst 1868, uitgetrokken som
van ƒ50 als bclooning toe tc kennen.
5. Aan de orde i9 de behandeling van de conclusie van het
rapport der Raadscommissie belast geweest met het instellen van een
regtskundig onderzoek naar de gegrondheid der aanspraken van
voogden van het Sint Anthonij Gasthuis te Leeuwarden, op den
eigendom van eenige perceelen gronds in de nabijheid van de Fot-
marge in die gemeente gelegenen het daarop door heer E. Bloem
bergen in eene vorige vergadering voorgedragen amendement.
De heer Attema lid der vorenbedoelde commissie, wenscht
namens haar nu eene gewijzigde conclusie van haar ter zake uit
gebragt rapport voor te stellen, luidende die wijziging als volgt:
De oncb rgeteekenden zijn van oordeel, dat het laatste gedeelte
van hun gedrukt rapport, uitgebragt in de Raadsvergadering van
den 14 Maart 1867, thans, met het oog op het jongst genomen
besluit, waarbij de hoedanigheid der voogden van het St. An
thonij Gasthuis, als zoodanig, werd erkend, wijziging behoort te
ondergaan.
Zij hebben mitsdien de eer voor te stellen, in de plaats van
hetgeen in dat rapport voorkomt sub 5, (bl. 3739) te lezen
het volgende
5.
Er blijft nog over, ons oordeel uit te spreken over de door
voogden voorgeslagen middelen, tot bijlcgging van het gerezen
geschil.
l)ie middelen zijn óf eene transactie óf ccne uitspraak van
scheidsmannen.
Hoewel wij niet aarzelen te verklaren, dat wij bij eene cven-
tueele voortduring van hc* geschil aan eene transactie verre de
voorkeur zouden geven, schijnt ons echter het oogenblik nog niet
gekomen, daartoe te adviseren.
Vooraf moet, onzes inziens, het collegie van voogden in kennis
worden gesteld van het resultaat van het dezerzijds omtrent de
hangende kwestie ingesteld onderzoek.
De mogelijkheid toch bestaat, dat de kennisneming daarvan
wijziging brengt in der voogden opinie, ten gevolge waarvan het
geschil tot een kleiner kring zou worden teruggebragt.
Later zal dan moeten worden beslist of aangaande datgene,
waaromtrent partijen, ook nadat heeren voogden de gronden
voor het regt der gemeente aangevoerd, hebben kunnen wikken
en wegen, verschil mogt blijven bestaan, een der door voogden
aangegeven middelen tot beëindiging zal kunnen worden gebezigd.
Wij hebben mitsdien de eer, met eenparige stemmen, U voor
te stellen, te besluiten
lo. Burgemeester en Wethouders uit te, noodigen
a. aan heeren voogden van het St. Anthonij Gasthuis te doen
toekomen een afdruk van het door oudergeteekenden den 16
Maart 1867 uitgebragt rapport betrekkelijk deze aangelegenheid,
zulks in antwoord op hunne rróssives van 8 November 1864,
no. 800 en van 15 Februarij 1866, no. 964, met verzoek aan
heeren voogden oin van dat rapport kennis te nemen en hunne
zienswijze ter zake nader aan den Raad te willen kenbaar maken
b. die toezending te doen vergezeld gaan van de mcdedeeling
dat het Gemeentebestuur, in den tegen woord igen stand der zaak
en volgens zijne opvatting van de kwesiic, bereid is, voor de
gemeente Leeuwarden, voor zooveel noodig, mede te werken tot
eene overschrijving bij het kadaster ten name van het St. Anthonij
Gasthuis alhier van de kadastrale perceelen, gemeente Leeuwar
den, sectie G nos. 813, 814 er. 815 (zooveel den grond betreft)
benevens van de strook gronds, tusschen de bleek en de Potmarge
gelegen, kadastraal ingedeeld als publieke weg en van de opsloot
in het kadastrale perceel derzelfde gemeente en sectie no. 808,
doch zwarigheid maakt, tot zoodanige overschrijving mede te
werken ten opzigte van de kadastrale perceelen derzelfde gemeente
1J
■■■■■■■RE-SSC3KT
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 28 Mei 1868.
107
en sïctic nos. 1563, (zoowel den grond betreft) 1564, 826, 825
en 809, alsmede van de opsloot in laatstgemeld perceel
2o. de thans in deze zaak fungerende commissie uit te noo
digen, om, wanneer heeren voogden hunne zienswijze omtrent
het toegezonden rapport aan den Raad te hebben kenbaar ge
maakt, den Raad te dienen van advies omtrent den weg, alsdan
door hem te bewandelen.
Aldus deze wijziging van het rapport van 14 Maart. 1867 aange
boden in de Raadsvergadering van den 28 Mei 1868 door de
ondergeteekende commissie ad hoe.
E. JONGSMA.
E. ATTEMA.
J. L. v. SLOTERDIJCK.
De Voorzitter vraagt aan de commissie of zij het niet goed
zoude achten dit gewijzigd voorstel voor de leden ter inzage te
leggen om daarna in eene volgende vergadering in behandeling
te worden genomen.
De heer Attema zegt dat, ofschoon de zaak voor afdoening
vatbaar is te achten, de commissie er niet tegen heeft dat het
ter visie wordt gelegen.
De Voorzitter meent dat er nog al redenen bestaan die de
door hem voorgestelde wijze van handelen aanprijzen; immers de
zaak wordt daardoor op een geheel ander terrein gebragt en
bovendien ontbreken er nog al enkele leden. Hij stelt mitsdien
voor het nader voorstel der commissie in de volgende vergadering
te behandelen cn het inmiddels ter inzage van de leden te leggen.
Daartoe wordt eenstemmig besloten.
6. Aan de orde is de behandeling van de ter vorige vergade
ring ter tafel gebragle missive van heeren curatoren van h-t stede
lijk gymnasium te Leeuwardenhoudende voorstel ter vervulling der
aan die inrigting vacerende betrekking van docent in de nieuwe talen
en letterkunde, luidende het slot dier missive als volgt
lo. te vervullen de alhier steeds bestaande vacature van do
cent in de nieuwere talen aan het stedelijk gymnasium alhier,
en 2o. te benoemen als zoodanig den heer L. Nauta thans tijde
lijk die betrekking waarnemende en zulks op de daarvoor bij het
reglement bepaalde emolumenten en bestaande of nader vast tc
stellen instructie, alles onder voorwaarde dat hij afstand doet
van zijne betrekking bij bet gymnasium te Franekcr.
Opzigtens het le lid bovenvermeld geeft de heer Bloembergen
te kennen dat hij zich zeer goed kan voorstellen dat curatoren
wenschen om het onderwijs in do nieuwere talen aan hunne inrig
ting definitief te regelen, doch naar het hem voorkomt is het nog
al twijfelachtig of door de regeling aan het hooger onderwijs
welke binnen een niet zeer verwijderd tijdstip tot stand zal komen,
niet tevens ook in deze gemeente in dat gedeelte van het gym
nasiaal onderwijs zal worden voorzien; 't zal daarom do vraag
zijn of het nu wel het juiste tijdstip zal zijn tot die definitieve
regeling over te gaan cn of liet wel zoo dringend noodig is te
achten om niet dien provisionelen toestand te bestendigen. Spr.
moet daarom zwarigheid maken om liet le lid van het door hh.
curatoren gedaan voorstel aan te nemen, althans zonder het be
komen van inlichting aangaande de zienswijze van curatoren
in dezen.
De heer Gorter zal zich ook daartegen moeten verklaren. Hij
heeft zich de vraag gedaan of er voor Nauta bijzondere redenen
bestaan om op eene definitieve regeling dor zaak aan te dringen,
of wel om van het blijven geven der lessen verschoond te wor
den, zoo ja, dan is 't wat anders. Maar bovendien de regeling
van het hooger onderwijs is aanstaande.
De heer Bruinsma is ook tegen het voorstel om de redenen
reeds door den heer Bloembergen opgegeven. De wet op het
hooger onderwijs is bereids aangeboden en er bestaan ook geene
redenen voor het vermoeden dat zij niet tot stand zal komen
komt zij tot stand dan zal Leeuwarden zeker een der eerste ge
meenten zijn die aanspraak op een rijks gymnasium kunnen doen
gelden. Uit dien hoofde zal hij er ook tegen zijn.
De heer Joilgsma zegt dat alle leden die tot dusver het woord
voerden hunne stem tegen het voorstel verhieven en wel op grond
van het motief dat de voorgestelde regeling zeer goed, hangende
de aangeboden onderwijswet, ongeregeld zal kunnen blijven, vooral
ook omdat, wordt die voordragt tot wet verheven, incr. de voor
vast aangestelde docenten zal moeten pensioneren, waartoe men
niet gehouden zou zij i bijaldien men de tegenwoordige tijdelijke
regeling laat voortduren. Maar hieraan hecht men naar Sprs.
oordeel waarlijk te veel die wet is zeer zeker niet spoedig te
verwachten, de tegenwoordige stand van zaken geeft daartoe geen
de minste aanleiding. Zal inen nu intusschen de zaak laten rus
ten Curatoren hebben zijns inziens, vrij duidelijk de redenen
aangegeven die tot hun voorstel hebben geleid. Niet de min
dere bekwaamheid van den fungerenden docent gaf tot het voor
stel aanleiding, maar zijne verpligting om ook te Franeker les te
geven, deed het collegie op middelen bedacht zijn aan den be-
staanden minder goeden toestand een einde te maken. Het col
legie begreep hoe moeijelijk het zou zijn in dezen verandering
aan te brengen, als men liet oog vestigde op de geringe jaar
wedde die zelfs te Franekcr een derde meer bedraagt. Men be
greep ook dat men eene oproeping naar "sollicitanten kon doen,
maar dat niemand gading zou maken om eene betrekking waar
aan eene jaarwedde van slechts 600 verbonden was, een cijfer
dat. laag, veel te laag is in vergelijking met de tractcmenten toe
gekend aan de docenten der rijks hoogerc burgerschool.
Het voorstel van curatoren heeft zijn oorsprong te danken aan
een voorstel van Nauta om, wanneer hij voor goed mogt worden
aangesteld, tc blijven cn in dat geval Franeker te laten. Dit
kwam aan curatoren niet onaannemelijk voor. Daarenboven kan
men zeggen het tijdperk van algcheele kwijning van het gymna
sium is genoegzaam voorhij en er bestaan geene directe redenen
meer om den tijdelijken maatregel langer te doen voortduren.
Het le lid van het voorstel van curatoren bovenvermeld, wordt
daarop in stemming gebragt en aangenomen met 9 tegen 8 stem
men (die van de heeren Zeper, Bruinsma, Bloembergen, Rengers,
Gorter, Tigler Wijbrandi, Brunger en «e Haan.)
Het 2de lid van het vaakgemcld \oorstel komt alsnu iu
discussie.
De heer Bloembergen moet zich hiertegen verklaien, niet om
dat hij eenige bedenking koestert jegens den hier voorgestclden
persoon, maar op grond dat eene benoeming als hier wordt voorge
steld, zeer zou aandruischen tegen de voorschriften der voor
de ondorwerpclijke inrigting bestaande bepalingen, volgens welke
de docenten op eene voordragt van twee personen door curato
ren voor te drageit, door den Raad worden benoemd. Spr. al
thans zou er bezwaar in zien on\ op de voorgestelde wijze de benoe
ming tc doen. Art. 7 schrijft de wijze van benoeming voor, en
bovendien bevat het bovenvermeld stuk nog eenige bepalingen
omtrent de vereisehten van deu te benoemen docent, die men
in dezen wel op het oog dient te houden. Spr. blijft (lus uit
dien hoofde bezwaar koesleren, tenzij nadere inlichtingen dat be
zwaar uit den weg ruimen.
De heer Joilgsma deelt wel de opinie van den heer Bloem
bergen, doch meent de aandacht der vergadering er op te mogen
vestigen (lat men in dit buitengewone geval gemeend heeft den
vorm er aan te moeten opofferen. .Men zal aan curatoren ken
nis van het genomen besluit geven cn hot verlangen kunnen
mededeelen dat men eene voordragt verlangt. Maar wat zal dit
baten daar waar het te voorzien is dat het moeijelijk zal gaan
sollicitanten voor de betrekking te krijgen. Op dc door curaio-