srs-nr—r- y -T' -ir~: GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 12 November 1868 Als Spr. nu het jongste regeringsvcrslag aangaande het onderwijs nagaat, dan vindt hij daarin onderscheidene burgerscholen vermeld, doch met een aanzienlijk getal leerlingen juist op die plaatsen waar geen of een zeer gering schoolgeld wordt geheven. Daarom zou hij aan de commissie van toezigt wel in overwe ging willen geven, bij de, volgens haar schrijven, nog nader van haar in te wachten voorstellen, in behandeling te nemen de vraag, in hoeverre het wenschelijk en noodzakelijk zou zijn om op de burgeravondschool ook leerlingen toe te laten, zonder betaling van schoolgeld. Het lid der commissie, tevens lid dezer verga- deriog, zal naar Spr. zich vleit dit punt wel bij de commissie ter sprake willen brengen. De heer Bloembergen zal zijne stem vóór het voorstel uit brengen, omdat de strekking daarvan geheel van tijdelijken aard is. Spr. verschilt echter geheel van gevoelen van de andere hecren, die van meening zijn dat de avondschool zonder de dag school zou kunnen bestaan. Hij vermeent integendeel dat in den regel de leerlingen der avondschool wel degelijk door het onderwijs aan de dagschool moeten zijn voorbereid, of althans vóór hunne toelating tot eerstgenoemde blijken behooren te geven van zoodanig voorbe reidende opleiding te hebben genoten als waarvoor de dagschool be sterad is. Moge men al in het algemeen de eischen iets lager willen stellen, dan de verordening nu mede brengt, de regel zal meent hij toch in het vervolg moeten zijn dat de leerlingen niet dan goed voorbereid tot de avondschool worden toegelaten. De heer Duparc kan de opmerking niet terug houden dat hij door den heer Bloembergen niet juist is begrepen. Spr. heeft niet gezegd dat naar zijn gevoelen de dagschool zou kunnen wor den gemist. Integendeel, want hij is te zeer met deze inrigting ingenomen, om tot zoodanig gedachte te kunnen komen. De Voorzitter de beraadslagingen sluitende, brengt het meer genoemde voorstel in roudvraag, dat daarbij met eenparige stem men wordt aangenomen, zoodat is besloten. lo. Vast te stellen het navolgend gemotiveerd besluit: De Raad der Gemeente Leeuwarden, Gezien 't schrijven van de plaatselijke commissie van toezigt op de scholen van middelbaar onderwijs in die Gemeente, dd. 31 October 1868 no. 47. Gelet op 't daartoe betrekkelijk voorstel van B. en W. gedaan ter vergadering van heden Gezien art. 52 der wet van 2 Mei 1863 (Staatsblad no. 50) zoomede artt. 12 en 14 van 'top den 22 Augustus 1867 vast gesteld reglement voor de burger dagschool en de burger avond school Overwegende dat van al de jongelieden, die zich hebben aan gemeld, ten einde deel te nemen aan 't in de burger avondschool te geven onderwijs, niemand blijken heeft gegeven te kunnen vol doen aan de bij 't vorenaangehaald reglement gestelde eischen om als leerlingen aan die inrigtir.g te worden toegelaten Overwegende dat 't echter van groot belang moet worden ge acht de gemelde schoolinrigting zoodra mogelijk en zooveel mo gelijk van nut te doen zijn voor degenen voor wie ze bestemd is Overwegende dat 't daartoe noodig is gedurende een voldoend doch niet al te ruim genomen tijdperk, bij wijze van overgangs maatregel, aan de commissie van toezigt vorengenoemd de vrij heid te laten om in de toelating van leerlingen, naar bevind van zaken en steeds met het oog op de omstandigheden te handelen. Besluit: aan het reglement voor de burger dagschool en de burger avondschool te Leeuwarden, vastgesteld den 22 Augustus 1867, wordt alsnog toegevoegd de navolgende Overgangsbepaling: „De commissie van toezigt wordt gemagtigd, om aan de bur- „ger avondschool, gedurende den cursps 1868^69 en den cursus „1869/70, jongelieden boven de veertien jaren toe te laten, ook „wanneer dezen niet aan do eischen bij art. 14 sub 2o. van dat „reglement gesteld, voldoen." Aldus vastgesteld enz. 2o. 15. en \V. worden uitgenoodigd van het sub lo. liiervo- ren genomen besluit medcdeeling te doen aan den betrokken lieer inspecteur van het middelbaar onderwijs, de plaatselijke commissie van toezigt op de scholen vao middelbaar onderwijs en den heer directeur van de burger dag- en avondschool in deze Gemeente. Voorstel van B. en fVten geleide van ontwerp-besluiten tot wijziging van a. de verordening voor de Fransche dag- en kostschool voor jonge jnj'vrouwen. de verordening tot bepaling van de bezoldiging der hoofd- en hulponderwijzers en onderwijzeressen enz. bij het lager onderwijs in de Gemeente. De heer Suringar zegt dat volgens de bestaande verordening de 1ste secondante aan de Fransche school voor meisjes geniet eene bezoldiging van 500 en de 2de secondante eene van 300. Nu wordt voorgesteld de bezoldiging van óéne secondante te bepalen op 400 en van eene of twee volgende voor ieder op ƒ300. Die voorgestelde wijziging acht Spr. bedenkelijk, want dergelijke bezuiniging en de bezoldigingen van onderwijzers leidt onwillekeurig tot mindere eischen. Dat vooral is het wat Spr. niet gerade^n oordeelt en hij moet zich daartegen verklaren. Moge het voor toogenblik eenigzins moeijelijk zijn eene genoegzaam bekwame secondante te erlangen, later biedt zich welligt de ge legenheid aan om dit te herstellen en Spr. zou daarom wenschen de bezoldiging van 500 te behouden. De lieer Bloembergen gelooft dat de vorige Spr. zich eeniger- mate bedriegt in de beschouwing van het voorstel van B. en W. Die Spr. gewaagt van bezuiniging, doch daartoe leidt dat voorstel niet, althans Spr. meent dat daarvan gcene bezuiniging is te wachten. De vroegere toestand was dat er zou ziju in deze school óéne secondante met eene jaarwedde van 500 en éóne op eene bezoldiging van f 300. Hiertoe droeg de Gemeente bij 450. Volgens het onderwerpelijk voorstel zal de Gemeente bijdragen de helft in de bezoldiging van drie secondantes, zamen bedragende J 1000, alzoo 50 meer. Er heerscht derhalve in dezen geen geest van bezuiniging. Wat overigens den voorgedragen maatregel zelve betreft, Spr. gelooft dat daartegen geen bezwaar bestaatde ervaring heeft geleerd dat de zaak op die wijze wel kan geregeld worden. Ook de betrokken hoofdonderwijzeres heeft daartegen geene be denking. Intusschen kan Spr. mededeelen dat eene 1ste secon dante, die de hoofdonderwijzeres eventueel kan vervangen, nog moet worden aangesteld zoodat men, door tie beoogde wijziging der bezoldiging, niemand te kort doet. De heer Suringar heeft het woord bezuinigen naar hij meent teregt genoemd. Spr. zegt niet dat 't bestuur heeft willen be zuinigen voor de gemeentekas, maar /"100 minder disponibel ge steld wil hebben voor eene 1ste secondante en dit acht Spr. bij de behoefte aan meer personeel niet verkieslijk. Ook moet men niet vergeten dat in het algemeen de levens behoeften vermeerderen en de bezoldigingen beter worden. Daarbij kan 't ligt gebeuren dat voor ƒ400 geen, voor 500 wel een geschikte secondante is te bekomen, dewijl hoogere bezoldi ging alHgt sollicitanten uitlokt die anders achterwege blijven. Daarom wenscht Spr. op het tractcment der eerste hulponderwij zeres niet te bezuinigen, ter wille eener vermeerdering vaa het getal der secondantes van 2 op 3, gelijk nu door de voorge stelde wijziging zou geschieden. De heer Reilgörs is van oordeel dat hel door den vorigen Spr. in 't middeu gebragte, in dezen niet kan opgaan. Wel valt het niet te ontkennen hoe meer tractement, hoe meer concurrent GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 12 November 1868. 165 tie en des te beter gelegenheid om eene goede keuze te doen. Doch hier is ter bcoordeeling, of het onderwijs voldoende kan geregeld worden met het hulppersoneel bij het voorstel bedoeld, en dan aarzelt Spr. niet te verklaren, dat de genomen inforraa- tiën dienaangaande bevredigende uitkomsten hebben opgeleverd. Ook de bezoldigingen, wanneer men die in vergelijking brengt met andere plaatsen, zijn voldoende te achten. Men vergete niet dat, behalve de bepaalde jaarwedden, kost, inwoning en bewas- sching wordt verstrekt. Bovendien staat, volgens verklaring van de hoofdonderwijzeres, de vereischte bekwaamheid voor eene le secondante niet in zoo danige verhouding tot die welke bij de andere gevorderd wordt, dat 't verschil der jaarwedden j 200 zou moeten bedragen. Wil men derhalve de bezoldiging der le secondante op 500 be houden dan zal men billijkerwijs die voor de beide andere ins gelijks ƒ100 liooger moeten 9tellen. Spr. acht uit dien hoofde en vooral ook omdat de schoolopziener, plaatselijke schoolcommissie en betrokken hoofdonderwijzeres daar aan hunne adhaesie hebben geschonken, de ontworpen wijzi gingen voor aanneming vatbaar. In rondvraag gebragt wordt het ontwerp-besluit sub a met algemeene en dat sub b met 19 stemmen tegen óéne stem (die van den heer Suringar) aangenomen, weshalve is besloten te nemen de volgende besluiten I. De Raad der gemeente Leeuwarden, Gezien de verordening voor de Fransche dag- en kostschool voor jonge jufvrouwen in die gemeente, vastgesteld den 11 Julij 1861; Overwegende dat er noodzakelijkheid bestaat de bepalingen dier verordening, opzigtens het aan genoemde school verbonden onderwijzend personeel, te wijzigen Besluit: De artikelen 1 en 2 der verordening voor de fransche dag en kostschool voor jonge jufvrouwen te Leeuwarden, vastgesteld den 11 Julij 1861, worden vervangen door de volgende bepa lingen Art. 1. Het bestuur der school is opgedragen aan eene hoofd onderwijzeres, die bijgestaan wordt door minstens twee hulpon derwijzeressen. Art. 2. Behoudens het bepaalde bij de laatste alinea van art. 22 der wet van 13 Augustus 1857 (Staatsblad no. 103) worden, bij kortstondige afwezigheid of ziekte van de hoofdon derwijzeres, hare functien waargenomen door diegene der hulp onderwijzeressen, welke daartoe door de plaatselijke schoolcom missie, na overleg zoo verre mogelijk met de hoofdonderwijzeres, wordt aangewezen. Vastgesteld enz. II. De Raad der gemeente Leeuwarden, Gezieu de verordening tot bepaling van de bezoldiging der hoofd- en hulponderwijzers en onderwijzeressen en van de toe lagen ten behoeve der kweekelingen by het lager onderwijs in die gemeente, vastgesteld den 24 Augustus 1865. Overwegende, dat er noodzakelijkheid bestaat de bepalingen dier vorordening, opzigtens de bezoldiging der hulponderwijze ressen (secondantes) aan de fransche dag- en kostschool voor jonge jufvrouwen, te wijzigen Gelet op art. 19 der wet van den 13 Augustus 1857 (Staats blad no. 103.) Besluit: lo. De bepalingen, vervat in de alinea's 4 tot en met 7 van 115 der verordening bovengenoemd, worden gewijzigd en nader vastgesteld als volgt Van óéne op vier honderd gulden van óéne of twee volgende ieder op drie honderd guldeD. De hoofdonderwijzeres is verpligt aan de hulponderwijzeres- BlJVQEG3EL TOI DE- PROVINCIALE FRIESCHE COÜRANT.. sen kost, inwoning en bewassching te verstrekken en tot iedere „der hier bovenvermelde jaarwedden de belft bij te dragen." 2o. Burgemeester en Wethouders worden uitgenoodigd dit besluit aan de goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten van Friesland te onderwerpen. Vastgesteld enz. 24. Voorstel van B. en W. tot verkoop van aan de gemeente toebehoorende vastigheden. De heer Duparc stelt voor dit voorstel en bijbehoorende stukken, ten fine van onderzoek en rapport, te stellen in handen eener commissie. Wel is waar heeft er voor de leden sedert 11. Maandag gelegenheid bestaan om de stukken in te zien en is Spr. er verre af om te beweren, dat de gegeven toelichtingen onvoldoende zouden zijn, doch zijns bedunkens wordt, met be trekking tot sommige panden, een nader onderzoek vereischt of ze al dan niet geschikt zijn om te worden verkocht. B. en Wwaren gebonden aan de door den Raad hun collegie verstrekte opdragt, doch Spr. acht het wel eenigzins bedenkelijk zonder nader onderzoek tot de behandeling van het voorstel over te gaan. De heer Jongsma geeft te kennen dat het voorstel van den vorigen Spr. hem uit eene ongelegenheid kan helpen. Spr. was ten vorigen jure de voorsteller van dit ondorzoek, dat tengevol ge daarvan door den Raad aan B. en W. is opgedragen. Hij heeft de aangeboden voordragt naauwgezet overwogen en kan zich in hoofdzaak daarmede wel vereenigeD, doch nu is bij hem een bezwaar gerezen. Naar Spr.'s meening gaat de voordragt van B. en W. niet ver genoeg. De overgelegde staat A wijst aan de perceelen waarvan verkoop wordt voorgesteld. Daaraan wensebt hij zijne goedkeuring te hechten, doch nu vindt hij op 9taat B verschil lende kleine perceelen die naar zijn inzien mede van de hand behooren gedaan te worden. Spr. doet daarom de vraag, hoe zal de Voorzitter het voorstel in behandeling brengen Zullen de sta ten A en B in hun geheel afzonderlijk aan beraadslaging en stemming worden onderworpen, of zal bij elk artikel van de beide staten gelegenheid voor discussie en stemming plaats hebben De Voorzitter antwoordt den heer Jongsma dat hij 't voor nemen heeft, de beide staten achtereenvolgend in behandeling te brengen en bij elk artikel aan de leden gelegenheid te geven om hunne opmerkingen in het midden te brengen. Elk artikel is door B. en W. afzonderlijk toegelicht en des vereischt kan over eiken post stemming plaats vindeD. De heer Jongsma dankt den Voorzitter voor de gegeven inlichtingen en kan nu het voorstel van den heer Duparc niet ondersteunen. De zaak is door B. en W. aangebragt om vóór de behandeling der begrooting voor 1869 te kunnen worden afgedaan, en zulks teregt, omdat de daaromtrent te nemen beslissing van invloed zal zijn op de inkomsten der gemeente voor het volgend dienstjaar. Werd 't voorstel van den heer Duparc aangenomen, dan ging de gelegenheid tot regeling der finantien van de gemeente, die na de beslissing opzigtens de onderwerpelijke voordragt zal moeten plaats vinden, verloren. De beer Duparo merkt den heer Jongsma op dat, al werden de voorstellen van B. en W. aangenomen, dit nog niet op de begrooting voor 1869 zou influenceren, dewijl men toch, zonder voorafgaande taxatie en andere bemoeijingen, er niét toe zou kun nen overgaan om vermoedelijke koopsommen onder de inkomsten op de begrooting aan te brengen. Daartoe is gelooft Spr. de behandeling der begrooting te nabij en uit dien hoofde acht hij de zoo even te kennen gegeven zienswijze van den heer Jongsma- minder juist.. Bovendien moet, ingevolge de gemeentewet, ook 47.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1868 | | pagina 31