192
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 10 December 1868.
rlat daarvan slechts te zamen 1000 huur wordt genoten en
al konden ze te zamen slechts 10,000 opbrengen, liet dan nog
verreweg verkieslijk zoude zijn, ze te verkoopendat de huur
van huizen, niet, zooals vorige Spreker van meening schijnt te
zijn, tegen 5°/0, maar, de kosten van onderhoud, belasting enz.
er onder berekend, noodig tegen 8%, van het daarvoor betaalde
kapitaal, raag gekapitaliseerd worden.
Tot verkoop van het onder no. 6 vermelde perceel, wordt
hierna zonder hoofdelijke stemming besloten.
No. 7. (Een huis op de Korenmarkt, gequoteerd lett. I no. 3.)
De heer Gorter verklaart zich tegen den verkoop van dit per
ceel, hij beschouwt het als in onmiddellijk verband staapdc met
de hulpbeurs en acht liet van groot belang dat het door de ge
meente worde behouden hij is van gevoelen, dat, wanneer de
hulpbeurs niet meer zal benoodigd zijn, dit perceel daarmede
zaraengevoegd, meerdere waarde bezit, dan wanneer het afzonder
lijk wordt verkocht.
Tot verkoop van liet onder no. 7 aangeduide perceel, wordt
zonder hoofdelijke stemming besloten.
Alsnu wordt overgegaan tot de behandeling van den door B.
en W. overgelegden staat B, aanwijzende de aan de gemeente
Leeuwarden toebehoorende eigendommen, die naar 't oordeel van
dat collegic, niet verkocht dienen te worden.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, de onder nos. 1
tot en met 9 voorkomende perceelen, niet te verkoopen.
No. 10. (Een plek gronds gelegen aan den straatweg naar
de Bontekoe, voorbij Tonnenburg op den kant van dien weg,
aan het eind tegen de sloot, looper.de onder 't dusgenaamde
Gastbuispijpje.)
De heer Westenberg vraagt ten dezen cenige inlichtingen hij
begrijpt de bedoeling van de toelichting niet en vraagt of dit
perceel door de gemeente, dan wel door den huurder niet kan
worden gemist?
De Voorzitter geeft te kennen dat het in 't belang der pas
sage daar ter plaatse wcnschelijk geacht wordt, dit perceel aan
de gemeente te behouden.
De heer Westenberg deelt dit gevoelen niet en stelt daarna
voor hetzelve aan A. P. Miedema, eigenaar van het daaraan
grenzend perceel, onderhandsch over te dragen.
De heer Attenia ondersteunt dit voorstel.
De beer Rengers geeft in overweging, de beslissing over den
al of niet verkoop van dit perceel aan te houden, omdat binnen
kort hierover een bijzonder voorstel te wachten is.
Dit voorstel door den Voorzitter ondersteund zijnde, wordt
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
No. 11. (Een plek gronds gelegen aan den ouden weg achter
de huizen nos. 118 en 119 te Dronrijp.)
De heer Attema komt de toelichting op dit perceel onvolledig
voor hij ziet de wenschelijkheid niet in, om zoodanige plek
gronds voor de gemeente te behouden en stelt voor om tot ver
koop daarvan te besluiten.
De Voorzitter geeft te kennen, dat dit reeds door B. en W.
bij 't opmaken van den staat is overwogen en dat in verband
met den daarachter liggenden weg, het hem gebleken is, dat deze
plek gronds niet gemist kan worden.
De heer Bruinsma zegt, voor 't geval dit plekje gronds ver
kocht mogt worden, de aankooper hetzelve wel zou kunnen be
timmeren, 't geen hem in de gegeven omstandigheden niet wen-
schel ijk toeschijnt.
De heer Gorter deelt het gevoelen van den heer Attema hij
ziet er geen bezwaar in om dit plekje gronds te verkoopen de i
kooper toch ontvangt het met de daaraan klevende lasten en
bezwaren.
De heer Rengers geeft in overweging de behandeling van dit
perceel, even als van perceel 10, aan te houden deze beide
perceelen toch zijn stukken weg zonder kadastraal nommer, die
voor niemand anders dan voor de naastlegers cenige waarde
kunnen hebben het zou, volgens zijn inzien dus beter zijn, dat
men trachtte dezelve wanneer de gelegenheid daartoe gunstig is,
onderhandsch aan die naastlegers over te dragen.
De heer Attema is van gevoelen dat er gegronde redenen
bestaan om dadelijk tot den verkoop te besluiten, en zegt dat
bij de aanbieding van de conditiën van verkoop door Burge
meester en Wethouders op de geopperde bezwaren kan worden
gelethij acht het niet noodig om deze zaak aan tc houden en
blijft persisteren bij zijn voorstel om dadelijk tot den verkoop te
besluiten.
Het voorstel van den heer Attema in rondvraag gebragt zijnde,
wordt inet 9 tegen 5 stemmen, die van de heeren Gorter, van
Eijsinga, Duparc, Attema en Wijbrandi, verworpen.
Het voorstel van den heer Rengers wordt hierop zonder hoof
delijke stemming aangenomen.
De vergadering besluit verder eenstemmig om de onder 1109.
1214 vermelde perceelen niet te verkoopen.
No. 15. (Een plek gronds, gelegen aan den Harlinger trek-
weg, aan het eind van de zoogenaamde Galgestreng).
De heer Oosterhoff vraagt eenige inlichtingen, waarom 't dage-
lijksch bestuur 't wenschclijk acht dit perceel ie behouden. Hij
voor zich kan de wenschelijkheid daarvan niet inzien en zou vóór
den verkoop zijn.
l)o Voorzitter geeft te kennen, dat in der tijd sprake is ge
weest om deze plek gronds tot bergplaats van vuilnis in te rig-
ten dat daarvan reeds teekeningen zijn opgemaakt en dat alvorens
deze kwestie is uitgemaakt, niet tot den verkoop daarvan behoort
te worden overgegaan.
De heer OosterRoff bedankt den Voorzitter voor de gegcver.e
inlichtingen.
Tot het niet verkoopen van de onder nos. 15 tot en met 28
omschreven perceelen, wordt zonder hoofdelijke stemming besloten.
No. 29. (Huizingc staande op den Eewal, gequoteerd letter
I no. 35).
De heer Duparc verklaart zich tegen het behouden van dit
en het volgende perceel en stelt voor ze te verkoopen.
Dit voorstel wordt ondersteund door den heer Attema.
De heer de Haan zegt, dat dit perceel in naauvv verband staat
met de hulpbeurs en acht het ongeraden, dit gebouw te kwiteren,
voor en aleer de kwestie tot stichting van een beursgebouw is
afgcloopen.
De heer Attema ziet geen reden om deze gebouwen langer te
behouden, omdat toch nimmer op de Wortelhaven een beursge
bouw zal worden gesticht; hij is voor den veikoop en gelooft
dat de gemeente daardoor aanzienlijk zal worden gebaat. Maar
hij kan in zijne beoordeeling deze perceelen niet scheiden van
no. 32, de zoogenaamde hulpbeurs. In tegenstelling met Burge
meester en Wethouders, die dat gebouw wenschen te behouden,
is hij van meening dat ook die „hulpbeurs" moet worden te
gelde gemaakt. Welligt zullen de discussiën hem Spr. leiden tot
een betrekkelijk voorstel.
De heer Bruinsma zegt, dat de perceelen, voorkomende onder
nos. 29 en 30, in verband staan met dat vermeld onder no. 32;
hij ziet er echter bezwaar in, dit laatste perceel te verkoopen,
omdat het den handel als beursgebouw is afgestaan en acht het
ongeraden, om, vóór dat de kwestie tot het stichten van een
beursgebouw is uitgemaakt, tot verkoop over te gaan.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zi
l)e heer Dliparc ziet geen verband meer tusschen de perceelen
29, 30 en 32; hij geeft toe, dat, zooals de vorige Spr. tcregt op
merkte, het onder no. 32 bedoelde gebouw in der tijd aan den
handel voor het houden van beurs is afgestaan, doch nu deze
reeds sedert 2 jaren het lokaal geheel vrijwillig heeft ontruimd,
acht Spr. het onnoodig het langer tot hot beoogde doel beschik
baar te houden. Hij ziet niet in, dat de gemeente daartoe op
ecnigerlei wijze verpligt zou zijn; en is van raeening, dat, wan
neer deze gebouwen in particuliere handen geraken, ze veel beter
dan thans zullen worden geëxploiteerd.
De heer Attema stelt nu als motie van orde voor, om de per
ceelen, vermeld onder nos. 29, 30 en 32 gezamenlijk over te
brengen naar staat A en in beginsel alzoo tot hun verkoop te
besluiten.
Dit voorstel wordt door verschillende leden ondersteund.
De heer Rengers merkt aan dat men in 't oog moet houden,
dat Burgemeester ca Wethouders de wenschelijkheid van den ver
koop dezer perceelen in de toelichting hebben erkend, wanneer
namelijk een nieuw beursgebouw gesticht zoude zijnvoor t
oogenblik is hij echter tegen den verkoop van deze perceelen,
waartoe even goed naderhand, wanneer de wenschelijkheid daar
van mogt blijken, kan worden overgegaan.
De heer Gorter geeft te kennen, dat in den beginne zijne at
tentie is gevallen op de beide eerste perceelen van staat A, tegen
den verkoop waarvan hij zich heeft verklaard, doch daar hiertoe
is besloten, is hij van gevoelen, dat de perceelen vermeld onder
nos. 29, 30 en 32 van staat B, even goed op staat A bebooren
tc worden gebragthij ziet geene noodzakelijkheid deze percee
len langer voor den handel beschikbaar te houden en wijst op
het finantieel voordeel dat de gemeente bij verkoop heeft.
De heer van Eijsinga heeft zich met Burgemeester en Wet
houders verklaard voor den verkoop van nos. 6 en 7 van staat
A. Ilij zal stemmen tegen dien van nos. 29, 30 en 32 van
staat B. Het onderscheid ligt hierin, dat nos. 29 en 30 wel,
nos. 6 en 7 niet onmiddellijk aangrenzende zijn aan het gebouw
sub uo. 32, de zoogenaamde hulpbeurs, waarin thans de zang
oefeningen van de vereeniging voor Volksbijeenkomsten worden
gehouden. De verkoop van dat gebouw acht Spr. minder raad
zaam. Hij zal hier niet eene oratio pro domo houden. Inte
gendeel hij acht., dat de toestand wat die zangoefeningen
betreft een lijdelijke maatregel is, die door een definitieven zal
moeten worden vervangen. Hij is eveneens van meening, zooals
de lieer Duparc opmerkte, dat de gemeente, in afwachting, of
dot de beurs zich vestige bij v. d. Wielen, óf dat er onverhoopt
een gebouw ter aangewezen plaatso worde gesticht, niet voortdu
rend een zoogenaamde hulpbeurs behoeft aan te houden.
Maar hij hoorde zeggen, dat er voor dat gebouw thans geen
vooruitzigten bestaanzonder hierover in lint breede uit te weiden
wijst Spr. op de eventualiteit van het bekomen van een aan de
vereisckten voldoend postkantoor, wanneer men zich daaromtrent
met het Ministerie van Einantien kon verstaan en waarvoor geen
beter gelegenheid kan worden aangewezen.
De heer Bruinsma beantwoordt de gemaakte opmerking van
den heer Duparc en beweert dat er wel degelijk verband tus
schen de 3 perceelen bestaatSpr. heeft even goed als de heer
van Eijsinga op het oog gehad om de lokalen tot postkantoor
in tc rigten en naar zijne meening zou het telegraafkantoor daar
ook zeer goed geplaatst kunnen worden hij verklaart zich tegen
den verkoop.
De heer Attema zegt dat juist de argumenten van den laat-
sten Spr. stellig bevestigen het wcnschelijke om deze gebouwen
en bloc te verkoopen.
Dan is er iets goeds van te krijgen.
Bijvoegsel tot de Provinciale Eriesciie Courant.
.ting van Donderdag den 10 December 1868. 193
Of ze voor post- en telegraafkantoor geschikt zijn, beslist
Spreker niet.
Maar waarschijnlijk had de Hooge Regering deze gebouwen
op het oog, toen ze reeds vóór eenigen tijd aan deze vergadering
aanzoek deed om, tegen eene billijke vergoeding van huur, hier ter
stede een aan alle vereischten voldoend postkantoor van
gemeeutewege te stichten. l)e Raad vond gcene termen
aan dat verzoek te voldoen, omdat zoodanige stichting niet is
een wettelijke geraeentezorg. Komen die gebouwen echter aan
de markt, dan vertrouwt Spr. dat de regering er welligt op zal
attenderen. Ook kan 't zijn dat zich vormt eene maatschappij
of associatie, welke die gebouwen, hetzij tot een wetenschappelijk
of ander sociaal doel kan bestemmen en wenscht te exploiteren.
Eindelijk bieden zij voor meenige industrieele inrigting een uit
stekend terrein. Volgens Spr. raeening bestaat er voor de ge
meente in allen gevalle geen verpligting of motief meer, deze
perceelen langer voor den handel beschikbaar te houden, omdat
deze kan worden geacht, zc voor goed te hebben verlaten. Spr.
persisteert bij zijn voorstel om deze drie perceelen over te bren
gen op staat A.
De heer de Haan is van gevoelen, dat, wanneer thans door
den Raad wordt besloten tot den verkoop van panden, die het
belang der gemeente niet medebrengt te behouden, de bedoeling
is, aan dat besluit weldra uitvoering te geven, en nu schijnt het
hem toe, dat, daar reeds besloten is tot den verkoop van twee per
ceelen aan de Koornraarkt, en de hulpbeurs met twee panden aan
den Eewal een geheel uitmaken, de verkoop van gelijksoortige
panden op dien stand der stad de prijs zal kunnen drukken.
Bovendien is hij van denkbeeld, dat, hoezeer hij ongaarne de
zaak der beurs in deze discussie wil brengen het in Verband
met het zooeven gezegde niet van belang ontbloot is om voorshands
de hulpbeurs te behouden, omdat het kan zijn dat te eeniger tijd
de bezoekers van het locaal bij den heer v. d. Wielen, hetzelve
weder willen verlaten en dan zich weder tot het gemeentebestuur
zullen wenden. Hij is dus op de aangevoerde gronden er te
gen nu reeds tot den verkoop dier drie panden te besluiten.
De heer Duparc vraagt, of indien men in der tijd niet op het
oog had gehad te dezer plaatse een beursgebouw te stichten, wel
ooit tot aankoop van deze twee panden zou zijn overgegaan
Na hetgeen met het huis van den heer Cammenga is geschied
bestaat er geen vooruitzigt, dat ooit op deze plek een beursge
bouw zal verrijzen, en bestaat er alzoo ook niet de minste reden
meer voor de gemeente, deze panden langer te behouden.
De heer Jongsma komt ter vergadering.
De Voorzitter geeft te kennen, dat voor de toekomst, de
gemeente van deze perceelen geen voordeel te verwachten heeft
hij acht het echter raadzaam, om, zoolang niet is uitgemaakt
waar het beursgebouw zal worden gesticht, dezelve te behouden
en wanneer dit is beslist, zou hij voor den verkoop zijn.
Het voorstel van den heer Attema, om de perceelen vermeld
onder nos. 29, 30 en 32 van staat B over te brengen op staat
A, in rondvraag gebragt zijnde, wordt met 9 tegen 6 stemmen,
die van de heeren van Eijsinga, de With, Rengers, de Haan, Zeper
en Bruinsma aangenomen.
De heer Rengers verlaat de vergadering.
No. 31. Huizinge cum annexis in «1e Kleine Kerkstraat (voor
malige Infirmerie) gequoteerd letter E no. 88.
De heer Duparc begrijpt niet waarom liet wenschelijk wordt
geacht, dit perceel te behouden; hij is van mecning dat het,
wegens zijne gunstige ligging in dc bebouwde kom der gemeente,
nog wel eene niet onaanzienlijke som zou kunnen opbrengen, en
stelt derhalve voor tot den verkoop daarvan te besluiten.
54