GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 10 September 1868.
7. Voorstel tot wijziging van het reglement op de beurt
veren tusschen Leeuwarden en Gorrenijk en van Gorredijk op
Leeuwarden, met ontwerp-raadsbesluit, luidende als volgt:
De Raden der gemeenten Leeuwarden en Opsterland.
Gezien het adres van J. H. Zwart te Gorredijk, eigenaar en
schipper van de beurtveren tusschen Leeuwarden en Gorredijk
en van Gorredijk op Leeuwarden, het verzoek behelzende dat
het reglement op die beurtveren met opzigt tot den tijd van af
vaart van Gorredijk van een der schepen worde gewijzigd.
Gelet op dc resolutie van heeren Ged. Staten van Friesland,
dd. 30 Julij 1868, no. 33, waarbij, ingevolge het bepaalde bij
art. 121 der gemeentewet magtiging is verleend tot gemeen
schappelijke wijziging van evengemeld reglement.
Overwegende dat het wenscbelijk wordt geacht overeenkom
stig het aangehaald adres, art 7 van het onderwerpclijk regle
ment te wijzigen en in verband daarmede tevens aan art. 14 van
dat reglement eene tweede alinea toe te voegen.
Hebben besloten
lo. Art. 7 van het reglement op de beurtveren tusschen Leeu
warden en Gorredijk en van Gorredijk op Leeuwarden, vastge
steld door de Raden der gemeenten Opsterland en Leeuwarden
in hunne respectieve vergaderingen van den 29 Sept. en 12
Oct- 1857, wordt gewijzigd en nader vastgesteld als volgt:
De tijden van afvaart zijn voor het beurtveer van Leeuwarden
naar Gorredijk des Dingsdag voormiddags te 11 uur van Leeu
warden en des Maandags morgens te 9 uur van Gorredijk en
voor het beurtveer van Gorredijk naar Leeuwarden, des Donder
dags-morgens te 8 uur van Gorredijk en des Vrijdags-namiddags
te 1 uur van Leeuwarden'
Wanneer het uur vaü sluiting der beurs te Leeuwarden mogt
worden gewijzigd, zal de schipper met laatstgemeld schip 's na
middags te 2 uur van daar vertrokken.
2o. Aan art 14 van het sub 1. vermeld reglement, wordt
als 2 alinea toegevoegd de volgende bepaling
„Het schip des Donderdags-morgens van Gorredijk afvarende
zal den vorigen dag 's middags te 12 uur op de daarvoor be
stemde plaats ter inlading aanwezig moeten zijn".
De discussien geopend zijnde geeft de beer Plantenga te kennen,
dat hij in het ontwerp de bepaling aantreft omtrent het vertrek van
den schipper ingeval het uur van sluiting der beurs te Leeuwarden
gewijzigd mogt worden. Spr. herinnert zich niet dat het tijdstip
van sluiting der beurs ergens is verordend en vraagt of er wer
kelijk eenige reglementaire bepaling omtrent die sluiting bestaat,
zoo neen, dan zou hij de bewuste bepaling ir. deze verordening
overbodig achten.
De Voorzitter zegt dat op een bepaald tijdstip de beurs ge
opend en gesloten wordt.
De heer Plantenga merkt op dat zoo als t hier is uitge
drukt, men moet denken aan eenig reglementair voorschrift.
De Voorzitter meent te weten dat werkelijk zoodanig voor
schrift bestaat.
De vergadering zich verecnigende met het voorschreven ont-
werp-besluit, stelt het buiten verdere discussie en stemming vast.
Uit te voeren voor de resumtie der notulen.
8. Voorstel van B. en W. aangaande een adres van den heer
R. H. S. G. J. van Burmania baron Rengers, alhier, houdende
verzoek om vergunning tot het leggen van een stoep langs zijn
erf in het St. Jobsleen.
Op voorstel des Voorzitters besloten zijnde dit voorstel on
middellijk in behandeling te nemen, gaat de vergadering daartoe
over, en neemt, zich vereenigende met de conclusie van het voor
stel, het volgend besluit:
Aan den heer R. H. S. G. Juckema van Burmania Baron
Rengers te Leeuwarden, tot wederopzeggens toe vergunning te
verleenen om langs dep noordelijken muur van den tuin ach
ter de hem in eigendom behoorende huizinge, geq. lett. F no.
124, in de schrifturen van het kadaster bekend gemeente Leeu
warden sectie C no. 893, een stoep te leggen ter breedte van
eene el en daarop een trap en een stekje tot afscheiding te
plaatsen onder voorwaarde: dat bijaldien B. en W. eene herstel
ling van het onder die stoep liggend gemeentelijk riool en eene
wegname van de stoep met hetgeen zich dan daarop bevindt,
noodig mogten achten, de adressant of zijne regtverkrijgenden
gehouden zullen zijn op de eerste door of van wege dat collegie
gedane aanzegging, die wegname ten zijnen of hunnen koste te
bevorderen. Uit te voeren vóór de resumtie der notulen.
9. De Voorzitter brengt namens B. en W. ter tafel de door
hun collegie ontworpen begrooting der inkomsten en uitgaven
van de gemeente, voor het dienstjaar 1869 met voorstel die als
bijlage tot deze zitting in het verslag van 's llaads handelingen
te doen afdrukken, om haar daarna in de sectiën te onderzoeken
en te behandelen. Daartoe wordt eenstemmig besloten.
10. Is gelezen en ten fine van afdoening in handen van B.
en W. gesteld een adres van mej. G. Jellema. echtgenoot van
den heer J. A. C. Wynoldij te Molkwerum, het verzoek bevat
tende om ter oorzake van de vestiging barer woonplaats naar
elders, in het genot te worden gesteld van afschrijving op haren
aanslag ten kohierc der directe-belasting op het inkomen ten
behoeve van de gemeente Leeuwarden over 1868.
11. Is gelezen een adres van S. IJ. de Boer, landbouwer,
gebruiker van de stads Zathe en landen achter Cambuur, daarbij
verzoekende om de op die plaats aanwezige watermolen te doen
vervallen. In handen van B. en W. ten fine van berigt en raad.
12. Is gelezen een adres van A. Noorderbroek, Adjunct-Com
mies ter stads Secretarie, het. verzoek bevattende om uit de hem
opgedragen betrekking van verslaggever van 's Raads handelin
gen, te worden ontslagen, met ingang op lo. Nov. e. k.
Alsvoren.
13. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van B. en
W. nopens het adres van de wed. H. van Daaleu, in leven po
litiedienaar, houdende aanvraag om pensioen of gratificatie.
Ter visie om in eene volgende vergadering behandeld te
worden.
14. Is gelezen eene missive van den Schuttersraad der dd.
schutterij alhier, ten geleide van de schutterij-begrooting voor
1869. Commissoriaal.
15. Is ter tafel gebragt en gelezen eene onder geleide van
een schrijven van den heer directeur der rijks hoogere burger
school alhier, ontvangene missive van wege het Ministerie van
Binnenlandsche Zaken, dd. 24 Aug. 1868, aangaande het te ver
strekken onderwijs in de gymnastiek aan de leerlingen der rijks
hoogere burgerschool.
Gesteld in handen van de commissie voor de gymnastiek.
16. Is gelezen en voor notificatie aangenomen een schrijven
van mevrouw de Baronesse Collot d' Escury, geb. Wierdsraa, hou
dende berigt dat zij de benoeming tot voogdes van het Nieuwe
Stads Weeshuis alhier aanneemt.
17. Is ter tafel gebragt en ter visie van de leden nedergelegd
het ingekomen verslag van den toestand der instelling Het
Sint Ar.thonij Gasthuis te Leeuwarden, over het jaar 1867 door
de voogden dier instelling aan den Raad gedaan, in voldoening
aan art. 146 der gemeentewet.
18. Bij monde van den heer Oosterhoff wordt namens de
betrokken raadscommissie rapport uitgebragt ten aaDzien van het
onderzoek der begrooting van kosten ten behoeve van de brand
weer voor 1869.
Ter visie om in eene volgende vergadering te worden behandeld.
De Voorzitter sluit hierop de vergadering.
- 1^—
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 24 September 1868. 149
VERSLAG van het verhandelde ter Vergadering van
den Gemeenteraad van Leeuwarden, gehouden
op Donderdag den 24 September 1868.
Aanvankelijk 15 later 16 leden tegenwoordig. Afwezig de
heeren Rengers, Brungcr, Minnema de With en K. Tigler Wijbrandi.
Voorzitter de heer D. Zeper, die de vergadering op het daarvoor
bestemde tijdstip opent.
1. De Voorzitter stelt de vergadering voor om overeen
komstig het bepaalde bij art. 13 van het op heden in werking
tredend nieuwe reglement van orde voor de vergaderingen van
dezen Raad over te gaan tot de aanwijzing door het lot van
den rang van zitting der leden.
Hiertoe besloten zijnde, blijkt het uit de gehouden loting dat
de rang van zitting is geregeld als volgt
No.
l.
Het jongste bij de laatste verkiezing gekozen Raadslid.
2.
de
beer G. H. Hommes.
3.
mr. C. W. A. Buma.
4.
G. O. Gorter.
5.
J. J. Brunger.
6.
P. T. Plantenga.
a
7.
G. T. N. öuringar.
8.
rar. J. Minnema de With.
9.
mr. E. Jongsma.
♦j
10.
K. Tigler Wijbrandi.
11.
mr. E. Atteraa.
12.
H. J. Westenberg.
13.
mr. C. Wiersma.
14.
A. Duparc.
15.
J. Oosterhoff Wz.
16.
mr. J. L. van Sloterdijck en
17.
Z. S. de Iloan.
2. Is gelezen en onveranderd vastgesteld het genotuleerde
wegens de op 10 Sept. jl. gehoudene gewone vergadering.
3. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van B. en W.
betrekkelijk een adres van dcu heer ds. J. Roraenij alhierhou
dende verzoek om in het bezit te komen van het terrein in bet
Sint Jobsleen gelegen achter zijne huizinge.
Ter visie om in eene volgende vergadering te worden behandeld.
4. Is gelezen een adres van mevrouw de douairière van Wei-
deren baronnesse Rengers geb. van Andringa de Kempenaer
houdende verzoek dat zij op billijke voorwaarden van de gemeente
zou wenscben over te nemen den door demping verkregen grond
tusschen hare woning en de bij raadsbesluit van 11 Junij jl. vast
gestelde rooilijn, ten zuiden van het nieuw aangelegd riool.
In handen van B. en W, ten fine van berigt en raad.
5. Is gelezen een voorstel van B. en W. aangaande een adres
van Gezina Nijho/, houdende verzoek om eervol ontslag als 2e hulp
onderwijzeres aan de burgerschool voor meisjes, tengevolge van het
verkrijgen eener betiekking eldersen om dat ontslag te doen ingaan
op 1 October aanstaande.
De Voorzitter stelt voor om dit voorstel onmiddellijk in be
handeling te nemen.
Hiertoe besloten zijnde, geeft de heer Gorter te kennen dat
reeds meermalen is ondervonden het bezwaar 't welk voor de be
trokken school ontstaat door bet overhaast ontslag en vertrek van
sommige hulponderwijzers en onderwijzeressen. Met de onder-
werpelijke aanvraag is dit weder het geval; op den 24 September
wordt aan den Raad het voorstel gedaan te besluiten tot het
verleenen van een ontslag dat reeds met 1 October zal ingaan.
Dat dit nadeelig op den gang van het onderwijs in de betrokken
school moet werkenzal wel geen betoog behoeven. Hij zou het
daarom wenschelijk achten dat de Raad eene bepaling maakte
Bijvoegsel tot de Provinciale Friesche Courant.
volgens welke de aanvraag om ontslag minstens twee maanden
aan het tijdstip van 't ontslag moet voorafgaan, anderzins zal het
mooijelijk vallen lijdig in de vacature te kunnen voorzien. Zonder
er een bepaald voorstel van te maken, wenscht hij in bedenking
te geven of men er niet een middel op zou kunnen vinden dat
dergelijke aanvragcu tijdiger moeten worden ingediend.
l)e Voorzitter observeert den heer Gorter dat daaromtrent
wel degelijk bepalingen bestaan, maar dat de ervaring reeds meer
malen geleerd heeft., hoe moeijelijk die kunnen worder. nageleefd,
omdat de aanvraag om ontslag in den regel slechts weinige dagen
vóór het tijdstip van infunctietreding elders kan voorafgaan. Zoo
ook bier; de adressante is in de laatste dagen tot hoofdonder
wijzeres te Deventer benoemd, met last om op 1 October in be
trekking te treden. Aan dien last zal zij zich moeter. onderwerpen.
En al bestaan er nu al bepalingen te dien aanzien en al lijdt
de betrokken school onder het niet tijdig aanvullen der vacature,
daaraan is niets te doen, men kan h ar niet terughouden. Voor
het meest zou men haar kunnen korten op het tractement dat
zij te goed heeft. Om de boven vermelde redenen geschiedt de
behandeling van het voorstel tot ontslag met meer dan gewone
baast.
De heer Bruinsma kan aan het gesprokene van den Voorzitter
nog toevoegen, dat het hier niet alleen geldt het belang van de
school, maar grootendeels ook dat der onderwijzers, want zoo het
mogelijk ware dat men aan dusdanige bepaling strikt de hand
konde en wilde houden, dan zou het voor de onderwijzers hoogst
bezwarend worden om naar eene andere plaats te dingen en
zulks moet niet te veel te keer worden gegaan. Spr. erkent
echter dat in den regel de termijn tusschen de aanvraag en 't ont
slag wel wat heel kort is te noemen en dat wat exceptie behoorde
te zijn, regel schijnt geworden te wozen.
l)e heer DuparC wenscht den heer Gorter te herinneren, dat
men vroeger een termijn, naar hij meent van drie maanden, had
gesteld, maar dat juist het ondervonden bezwaar in de toepas
sing «lezer bepaling, den Raad eenige jaren geleden beeft bewogen
die bepaling te wijzigen, ook in het belang van dc onderwijzers.
Indien men das aan het verlangen van den heer Gorter zou
wenschen te voldoen, zou men op een eens genomen besluit
moeten terugkomen, en op nieuw de bezwaren in het leven roepee,
welke men in der tijd heeft uit den weg geruimd.
De Vergadering zich alsnu vereenigende met het door B. en
W. voorgestelde, besluit dienovereenkomstig
Aan mej. Gezieca Nijhof voornoemd op haar daartoe gedaan
verzoek met den eersten October 1868 een eervol ontslag te
verleenen uit hare betrekking van tweede hulponderwijzeres aan
de burgerschool voor meisjes alhier.
6. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van B. en W.
betrekkelijk het adres van den heer A. Noorderbroek, het verzoek
bevattende om met 1 Nov. e. k. te worden ontslagen uit zijne
betiekking van verslaggever van 's Raads handelingen. Ter
visie om in eene volgende vergadering in behandeling te worden
genomen.
7. De Voorzitter deelt mede dat door Ged. Staten dezer
provincie, bij resolutie van den 17 Sept. jl. zijn goedgekeurd
a. het Raadsbesluit van den 10 Sept. bevorens, tot wijziging
van de gemeentc-begrooting voor het loopend dienstjaar en b. het
Raadsbesluit van gelijke dagteckening tot het doen van af- en
overschrijving van en op sommige posten der gemeentebcgrooting
voor 1868. Zijnde deze medcdeeling aangenomen voor notificatie.
8. l)e Voorzitter deelt voorts namens B. en VV. mede dat
bij besluit van hun Collegie dd. 14 Sept. jl. aan «leu heer
A. Noorderbroek eervol ontslag is verleend uit zijne betrekking
van adjunct-commies 2e klasse ter stads secretarie, ingaande met
1 Nov. aanst. Aangenomen voor notificatie.
42