152 GEMEEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 24 September 1868. vereerend mandaatzijn van personelen en ondergeschikten aard en daarom te min belangrijk om ze hier te ontvouwen. Nu men in mijne plaats een ander tot lid dezer vergadering verkozen heeft, en er redenen bestaan dat die opdragt door den verkozene zal wor den aangenomen, nu komt het mij voor dat het tijdstip daar is waarop ik van deze hooggeëerde vergadering mijn afscheid kan nemen. Hartgrondig betuig ik mijnen dank voor de gedurig ondervonden blijken van genegenheid en welwillendheiddie ik heb mogen ondervinden in den langen tijd dien mij gegund werd mijne pogingen bij die der overige leden te voegen ter bevor dering van het welzijn der gemeentelijke huishouding. Slechts een enkele dergenen die met mij bij de invoering van de ge meentewet tot dit lidmaatschap geroepen werden, is hier nog aan wezig groote verandering, gedurige verwisseling in het personeel van de leden vond intusschen plaats, maar welke wisseling ook tot star.d kwam, steeds nas ik er getuige van dat de Raad van Leeuwar den steeds met de meeste belangstelling de gemeentelijke belangen voorstond. Ik dank U Mijnheer de Voorzitter en Raadsleden voor de heusche welwillendheid waarmede mijne pogingen om daartoe mede te werken steeds werden bejegend. Dat het U Mijnheer de Voorzitter! in 't bijzonder moge beschoren zijn om Uwe krachten met zelfvoldoening aan het heil onzer gemeente te wijden en dat het U gegeven mag worden dat Leeuwarden onder Uw beleid en met de krachtige medewerking van de leden van dezen Raad, in bloei en welvaart zigtbaar mag toenemen. De Voorzitter zegt hierop Ik gevoel mij genoopt om zoo voor mij zelf als voor de leden dezer Vergadering tot U Mijn heer Wiersma een kort, maar wclmeenend woord te rigten. Ik geef U de verzekering dat het der Vergadering leed doet dat gij het besluit naamt om rust te nemen. Uw leeftijd en maat schappelijke betrekking geven daartoe genoegzame aanleiding, anderzints de Raad zou gepoogd hebben U van dat besluit terug te brengeneen besluit dat met leedwezen werd vernomen om dat gij U steeds betoondet een wakker en ijverig lid te zijn, een lid dat immer met standvastigheid handelde en onbeschroomd zijne raeening openbaarde. De Raad evenwel moest Uw besluit eerbiedigen, en dat respecterende betuigen we U toch ons leed dat de scheidingsure is aangebroken. Ja, dat leedwezen is ons aller verzekering wanneer ik U in aller naam van deze plaats in Uwe hoedanigheid van Raadslid de laatste woorden toe bren gen mag. Dank, hartelijk dank voor Uwe bemoeijingen in al wat tot de zwaarwigtige belangen onzer gemeente behoort, maar vooral ook danken we U voor het hartelijk en vriendschappelijk verkeer met U. Vergeet de belangen van Leeuwarden niet, maar besteed nog uwe krachten daaraan, wanneer ze te eeniger tijd mogten gevraagd worden. Behoud daartoe wat ge hebt, gezondheid, lust en goeden wil. De belooning voor Uwen arbeid zal zich oplossen in eene aangename zelfvoldoening. Ook als Burgemeester dank ik U voor de hulp en den steun zoo dikwijls in die zoo moeijelijke betrekking van U ondervonden. Vaarwel Mijnheer en geniet nog lange de vruchten van Uwen aan de gemeente Leeuwarden besteeden arbeid. De Voorzitter sluit hierop de vergadering. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 8 October 1868. 153 VERSLAG van het verhandelde ter gewone ver gadering van den Gemeenteraad van Leeu warden gehouden op Donderdag den 8 October 1868. Tegenwoordig 16 leden; zijnde afwezig de heeren Mr. W. J. van Weideren Baron Rengers, Mr. J. Minneraa de With en Mr. J. L. van Sloterdijck. Voorzitter de heer D. Zeper die na de vergadering op den daarvoor bestemden tijd te hebben geopend, mededeelt dat de heeren Rengers en de With, door afwezigheid buiten de gemeente verhinderd worden deze vergadering bij te wonen, terwijl de heer Atteraa berigt dat de heer v. Sloterdijck hem heeft opgedragen aan de vergadering kenbaar te maken dat afwezigheid buiten de gemeente de oorzaak is waarom hij niet in deze zitting tegenwoordig zal kunnen zijn. 1. Is gelezen en onveranderd vastgesteld het genotuleerde wegens het verhandelde ter gewone Raadsvergadering van den 24 Sept. jl. 2. De Voorzitter deelt der Vergadering mede dat het onder zoek der geloofsbrieven van de nieuw gekozen raadsleden was opgedragen aan eene speciale commissie uit den Raad, bestaande uit de heeren Suringar, Jongsma en van Sloterdijck, doch dat ten gevolge van de afwezigheid des heeren van Sloterdijck, in de plaats van deze is getreden de heer K. Tigler Wijbrandi. 3. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van B. en W. in zake het door S. IJ. de Boer, huurder van de Stadsplaats aan den Kal verdijk, gedaan verzoek om de op die plaats aan wezige watermolen te doen vervallen. Ter visie, om in eene volgende vergadering in behandeling te worden genomen. 4. Is gelezen een voorstel van B. en W. ter zake de be noeming van een administrateur voor de stichting van Harke Reinders en Doutjen Heeres, welke betrekking laatstelijk gedu rende den tijd van zes jaren en wel van Sept. 18621868 aan den heer Mr. W. W. Kutsch is opgedragen geweest. Welk voor stel is vergezeld van eene voordragt ter benoeming voor die betrekking, op welke voordragt zijn geplaatst de heeren Mr. W. W. Kutsch en Mr. C. Wiersma. - Ter visie, alsvoren. 5. De Voorzitter ter tafel brengende een schrijven van de voogden der stads Armenkaraer, houdende berigt dat zij, op- zigtens den gestelden termijn voor de inzending hunner begroo ting voor de dienst 1869, zijnde 1 October, niet bij magie waren daaraan te voldoen, geeft in overweging oiu heeren voogden te dien aanzien diligent te verklaren vóór of op den 1 Nov. 1868. De Vergadering zich hiermede vereenigende besluit daartoe. 6. Is gelezen een adres van Rinske Sieneraa weduwe van R. G. Wartena, in leven huurder van de Stads zathe en landen achter Cambuur, het verzoek bevattende dat het den Raad moge behagen haar te vergunnen om de huur met haren wijlen man aangegaan op de bij het betrekkelijk huurcontract gestelde voor waarden, gedurende den nog overigen huurtijd te continueren. In handen van B. en W. ten fine van berigt en raad. 7. Is gelezen een adres van W. A. van Bloemen, aannemer van de levering van stoot- of keerpalen bij de Vcrlaats- en Vrou wenpoortster bruggen, houdende verzoek om kwijtschelding van de boete beloopen wegens de te late oplevering van dat werk. In handen van B. en W. ten voormelden einde. 8. Is ter tafel gebragt eene missive van het bestuur van het Nieuwe Stads Weeshuis alhier, geleidende de begrooting voor 1869 van de inkomsten en uitgaven van dat gesticht. Com missoriaal. Bijvoegsel tot de Provinciale Friesciie Courant. 9. Op het daartoe door den Voorzitter gedane voorstel is eenstemmig besloten te bepalen, dat het onderzoek in de sectien van de door het Collegie van Dagelijksch Bestuur aangeboden ont- werp-begrooting van de inkomsten en uitgaven der gemeente voor het dienstjaar 1869, zal moeten zijn afgeloopen op den 22 Oc tober aanstaande. 10. De Voorzitter stelt wijders voor om in de eerstvolgende vergadering over te gaan tot de benoeming van een ambtenaar van den burgerlijken stand in de plaats van het afgetreden raads lid den heer Mr. C. Wiersma. Hiertoe wordt besloten. 11. Is ter tafel gebragt eene missive van de voogden der Stads Arrnenkamer, ten geleide van de rekening en verantwoor ding dier administratie over het jaar 1867. Ten fine van onderzoek en rapport in handen van de commissie ad hoe. 12. De Voorzitter brengt ter. tafel en legt ter visie van de leden het procesverbaal van verificatie der kas van den Gemeente ontvanger over het afgeloopen 3e kwartaal dezes jaars. 13. De Voorzitter (loet mededeeliug van de ontvangst eener resolutie van heeren Gedeputeerde Staten dezer provincie, dd. 1 October 1868, bevattende goedkeuring van het raadsbesluit dezerzijds van den 10 Sept., houdende wijziging van de artt. 7 en 14 van het reglement op de beurtveren tusschen Leeuwarden en Gorredijk v. v. Zijnde deze mededeeling aangenomen voor notificatie. 14. De heer rar. E. Jongsma. brengt namens de commissie in wier handen ten fine van onderzoek zijn gesteld de geloofs brieven van de benoemde raadsleden jr. mr. I. E. van Humalda van Eijsinga en dr. P. H. Asman, daaromtrent rapport uit, waar uit blijkt dat de ontvangen geloofsbrieven door haar onderzocht en in volkomen orde bevonden zijn en dat zij niet aarselt aan de vergadering voor te stellen te besluiten de heeren jr. mr. I. F. van Humalda vaii Eijsinga en dr. P. IT. Asman als leden dezer vergadering toe te laten. De Raad zich hiermede vereenigende besluit tot die toelating en tot de installatie der verkozen raadsleden in de eerstvolgende vergadering. 15. Aan de orde is de behandeling van het verslag der com missie aan welke is opgedragen geworden 't onderzoek der be grooting van de inkomsten en uitgaven van het stads ziekenhuis voor de dienst van 1869. De vergadering zich met het door de commissie voorgestelde kunnende vercenigen, besluit dienovereenkomstig lo. De door de commissie van bestuur over het stads ziekenhuis alhier voor de dienst van 1869 ten behoeve dier inrigting aan gevraagde subsidie uit de gemeentekas ten bedrage van ƒ5840 toe te staan en daartoe vast te stellen het door de raadscom missie ontworpen besluit. 2o. De door die commissie ingediende begrooting voor liet dienstjaar 1869 in totaal beloopende zoo in ontvang als in uit gaaf/7798, goed te keuren en vast te stellen. 16. Mede is aan de orde de behandeling van bet rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek van de rekening en verantwoording der ontvangsten en uitgaven van de dienstdoende schutterij over 1867. De vergadering zich met de conclusie van dit rapport veree nigende besluit dienovereenkomstig: De rekening en verantwoording van den schuttersraad der dienstdoende schutterij te Leeuwarden over het dienstjaar 1867 voorloopig goed te keuren tot een bedrag van f 3182.395 beide in ontvang en uitgaaf en hiervan op de gebruikelijke wijzeon der dankbetuiging voor het gehouden beheer den schutteisiaacl voornoemd kennis te geren. 43

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1868 | | pagina 1