18 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Zaturdag den 6 February 1 869. het artikel waaraan het zal worden toegevoegd, zou naar zijn inzien nog wel iets zijn in te brengen tegen den vorm, omdat hieruit schijnt te blijken, dat men van oordeel is, dat de grond belasting b. v. eigenlijk ten laste der gemeente komt en dat deze bepaling noodig is om haar door den rcntepligtige te doen drager., welke mecning z.i. onjuist is, dewijl hij die grondrente betaalt werkelijk eigenaar van het terrein en hierdoor voor de grondbelasting aansprakelijk is. En wat de plaats aangaat waar de voorsteller het wenscht op te nemen hij zou het beter achten (lat het in een eenigzins gewijzigden zin worde toegevoegd aan art. 9. De heer Attema kan zich met het araendement niet vcreeni- ger.hij is der overtuiging toegedaan, dat wanneer de perceelen worden verkocht onder verpligting van den kooper om jaarlijks aan de gemeente, verkoopster, een grondrente te betalen, er volledige eigendomsovergang plaats heeft en de koopers dus ook de op den eigendom klevende grondbelasting zullen moeten voldoen. Die grondrente is slechts eene personele praestatie, welke het zakelijk regt, dat do kooper na de levering erlangt, in geenerlei opzigt be kort. Ilij is geworden kooper en eigenaar, onder de voorwaarde om jaarlijks eene zekere rente te betalen, voor hem gemakkelijker clan dat hij den koopprijs in eens, in den vorm van kapitaal voldoet. Art. 765 van het Burgerlijk wetboek spreekt ook ge heel in dien zin en berust op het beginsel, dat niettegenstaande de bedongen grondrente, eigendom wordt overgedragen. De grondbelasting nu is, naar Sprs. racening, eene belasting op dien eigendom en als zoodanig zal door het rijk worden aangeslagen degene, aan wien de perceelen worden overgedragen, zij het ook onder verpligting tot betaling dier vaak genoemde grondrenten. Spr. kan zich, hoewel hij er voor is de zaak zoo duidelijk mo gelijk te maken, toch met het voorgesteld amendement niet ver eenigen, op grond, dat het beginsel daarvan hem vootkomt on juist te zijn. De heer Westenberg zegt dat hij, geen regtsgeleerdc zijnde, over de wetsduiding van den vorigen Spr. geen oordeel kon vellen, maar het zeer waarschijnlijk acht, dat de aanslag ten kohiere zal worden gebragt op naam der gemeente Leeuwarden. Spr. acht het daarom wenschelijk dat het voorstel van den heer Jongsma worde aangenomen. De heer Oosterboff is het met den heer Attema eens wat toch is er voor de zaak zoodra de acte van verkoop is opge maakt wordt dezelve geregistreerd en in de registers van het kadaster overgeschreven de landmeters komen vervolgens den grond op meten het gevolg van een en ander is, dat op het kohier van grondbelasting diegene wordt aangeslagen, die in 't bezit van den grond is. Daarom zal het Rijk de grondbelasting innen van den eigenaar. Ook heeft deze zaak, naar Sprs. oordeel, niets gemeens met eene grondrente en begrijpt hij niet, waarom men hier maatregelen zoude behooren te nemen ter verzekering, dat de koopers tegen grondrente, de op de perceelen gevestigde grondlasten aanzuiveren zonder ecnige korting van belasting, van welken aard ook. De heer Jongsma geeft te kennen dat hij vooraf met een deskundig persoon over de onderwerpelijke zaak heeft geraad pleegd en dat hij ten gevolge daarvan het voorstel heeft gedaan. Ilij blijft met bet oog op de wet geloven dat deze bepaling noodig ismaar veroorlooft hij zich de vraag, of door de aan neming van zijn amendement, niet alle in de toekomst te ont stane mocijelijk heden zullen wrorden afgesneden en of er zelfs in geval van twijfel wei eenig bezwaar in de aanneming daarvan is gelegen De heer Attema zegt dat het aangevoerde hem niet van ge dachten heefi doen veranderen de overtuiging staat bij hem vast dat er overdragt van eigendom plaats heeft en dat daarmede tevens de op den eigendom rustende grondlasten op den kooper overgaan en kan hij zich derhalve niet vercenigcn met het voor stel om over de betaling van de grondbelasting, die van zelf en regtens op den kooper overgaat, eene conditie te stellen, waarbij zulks nogmaals speciaal zou worden bedongen. De beer Rengers zegt, dat hij reeds zijne ingenomenheid met het voorstel van den heer Jongsma heeft kenbaar gemaakt, hoe wel hij na inzage te hebben genomen van de wet op de invor dering van 's Rijks belastingen niet gelooft dat diens bezwaar gegrond is. Daar evenwel de clausule niet 9chaadt zal hij zich met het voorstel vereenigen. De heer van Eijsinga is de zienswijze van den lieer Jongsma toegedaan en zal dus voor het voorstel stemmen, omdat daardoor moeijelijkhedcn welke welligt later zullen ontstaan worden uit den weg geruimd. Ilij is van oordeel, dat men in dezen heeft te rekenen met bestaande usantiën. Spr. brengt in herinnering, dat in deze zelfde gemeente, op het Nicuwland, vele lasten als renten zijn gefundeerd op landen, waarvan de eigenaren bij de betaling der rente /5 aan grondbelasting korten. Om in alle even tualiteiten te voorzien en zich voor latere moeijelijkhedcn te vrij waren acht Spr. het amendement van den heer Jongsma, dat op zich zelf zeer onschuldig is, wel aannemelijk. De heer Attema zegt, dat het door den lieer van Eijsinga be weerde, een perceel betreft waarop eene eeuwige rente rust, wel ligt reeds gevestigd krachtens in lang verloopen tijden in vi geur geweest zijnde wettelijke verordeningen. Thans geldt het liet bedingen van grondrenten, naar de tegen woordige wet. Mij is dan ook niet bevreesd dat de gemeente ooit om de betaling van grondbelasting zal worden lastig ge vallen, niettegenstaande daarover bij de onderwerpelijke voorwaar den geen beding is gemaakt. De heer Rengei'S geeft den hoer Jongsma in overweging van zijn voorstel een afzonderlijk artikel te maken. De heer Jongsma heeft hiertegen geen bezwaar. liet voorstel van den heer Jongsma hierop in stemming ge bragt zijnde, wordt met 10 tegen 8 stemmen, die van de heeren Jongsma, Rengers, Bruinsmn, Wijbrandi, Snringar, Buma, Wes tenberg en van Eijsinga, verworpen. De Voorzitter vraagt hierop of de leden omtrent art. 11 nog eenig voorstel hebben to doen. De lieer Oosterh.00' geeft tc kennen dat hij na de bekomen inlichtingen, namelijk: dut het in de bedoeling van art. 11 ligt, dat de eerste grondrente naar tijdsgelang zal worden betaald, hij daaromtrent geen voorstel zal behoeven tc doen, zooals zijn plan was. De lieer Bloembergen stelt hierop voor aan de eerste alinea van art. 11 toe te voegen: ,,voor den tijd die dan verloopen is sedert de verteckoning der koopactc." Dit voorstel in stemming gebragt zijnde wordt met 13 tegen 5 stemmen, die van de heeren Attema, Westenberg, van Slo- terdijok, Pluntenga en Asman, aangenomen. Het geamendeerde art. 11, zoomede artt. 12 en 13 en daarna de gewijzigde voorwaarden worden zonder verdere beraadslaging, goedgekeurd en derhalve vastgesteld de navolgende nadere voor waarden en bepalingen GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Zaturdag den 6 February 1869. 19 NADERE VOORWAARDEN EN BEPALINGEN betrekkelijk de uitgifte in bebouwing van de daarvoor op de door den Raad der Gemeente Leeuwarden, bij zijn besluit van den 14 Ja nuary 1869 no. 26, vastgestelde schetsteeke- ningen onder nummers 1 tot en met 47 aan gewezen perceelen, deel makende van 't voor de uitbreiding der bebouwing van de Ge meente bestemd terrein tusschen den Staats spoorweg en het Zaailand. Art. 1. De gelegenheid tot het aanvragen van een of meer der aange wezen perceelen, op de bepaalde voorwaarden, wordt opengesteld den 15 February 1869 en gesloten den 30 Junij daaraanvolgende, 's middags ten twaalf uur. Art. 2. De op zegel geschreven en door de gegadigden onderteekende aanvragen, ingerigt overeenkomstig het daarvoor, tegen betaling der kosten van het zegel, aan 't hoofdbureau der secretarie van de Gemeente verkrijgbaar model, moeten aan Burgemeester en Wethouders gerigt en in eene daartoe in bedoeld bureau ge plaatste geslotene bus geworpen worden. Art. 3. De in artikel 2 bedoelde bus wordt geopend en de daarin alsdan voorhanden aanvragen worden behandeld op den 3 Maart en vervolgens om de 14 dagen tot en met den 30 Junij 1869, telkens 's namiddags ten één ure, in eene daartoe door Burge meester en Wethouders in het Gemeentehuis te houden openbare vergadering. Art. 4. Bijaldien op de in art. 3 vermelde tijdstippen twee of meer aanvragen om een en hetzelfde perceel in de bus worden ge vonden, zal aan de betrokken aanvragers, op nader door Burge meester en Wethouders aan tc wijzen dag en uur, de gelegen heid worden gegeven om ten overstaan van dat e.ollegie voor dat perceel tegen elkander op te bieden. De opbieding, die door de aanvragers in persoon of door een' daartoe schriftelijk aangewezen gemagtigde hunnentwege moet geschieden, heeft plaats bij wijze van verhooging der koopsom bij contante betaling per vierkante el, bij gcene lagere sommen dan van vijf cent. Blijkt het later, dat degcen aan wien 't perceel provisioneel werd toegewezen, dit op juarlijksche grondrente of tegen betaling der halve koopsom en overigens op zoodanige grondrente wenscht te ontvanger., dan wordt de grondrente berekend naar de bedongen koopsom, in gelijke verhouding als tusschen de door den Raad vastgestelde minima van koopsom en grondrente is aangenomen. Indien verschil mogt omstaan wie het ee'St geboden of ge mijnd heeft, beslist de oproeper, aan welke uitspraak de belang hebbenden zich onvoorwaardelijk moeten onderwerpen. Wanneer de betrokken aanvragers de oorspronkelijk door den Raad voor 't, verlangd perceel vastgestelde koopsom niet verhoo- gen, wordt door het lot beslist, aan wien van hen dat perceel provisioneel in koop zal worden toegewezen. Art. 5. l)e perceelen worden respcctivelijk aan de aanvragers, of, in 't geval bedoeld bij artikel 4, aan den hoogatcn bieder of bij het lot aangewezen aanvrager, voorloopig door Burgemeester en Wet houders in koop toegewezen, met het regt van voorkeur aan hem, die meer dan ééu naast elkander gelegen perceel verlangt. De provisionele koopers moeten uiterlijk op den dag volgende op dien, waarop de voorloopige toewijzing heeft plaats gehad, 's middags ten twaalf ure, aan het hoofdbureau der secretarie van de Gemeente eene op zegel gestelde verklaring inzenden, dat zij de hun toegewezen perceelen provisioneel in koop aan nemen. Art. 6. Wanneer Burgemeester en Wethouders voor de provisionele toewijzing liet noodig mogten achten, dat door de aanvragers eene schriftelijke verklaring wordt overgelegd van één of meer bij hun collegie als genoegzaam solvabel bekende personen, waarbij dezen zich ten behoeve van de aanvragers hoofdelijk tot borg of borgen stellen voor de rigtige nakoming der, bij even tuele loewijzing als voren is bedoeld, op hen rustende verplig- tingen, zal daaraan door de aanvragers onmiddelijk moeten wor den voldaan. Art. 7. De acte van overdragt moet worden opgemaakt binnen veer tien dagen nadat de in artikel bedoelde teckening door Burgemeester en Wethouders is goedgekeurd, met welke goed keuring, die tevens stilzwijgend de defi iticvo gunning van het gekochte in zich sluit, de belanghebbenden, onmiddellijk nadat ze is verleend, door dat collegie schriftelijk in kennis zullen worden gesteld, waarvoor een ontvangbewijs wordt afgegeven. Binnen acht dagen na die kennisgeving zenden de belang hebbenden, die hunne perceelen tegen betaling der juarlijksche grondrente ot wel tegen betaling der halve koopsom en overi gens van de halve grondrente wenschen tc ontvangen, eene schrif telijke kennisgeving in bij Burgemeester en Wethouders. Bij gebreke van zoodanige kennisgeving wordt de kooper ge acht den koop te hebben anngegaan tegen contante betaling van de geheele koopsom in twee gelijke termijnen. Art. 8. De vrije aanvaarding van 't gekochte heeft plaats, zoodra de in artikel 7 bedoelde acte van overdragt is vertcekend, van welk tijdstip af de hoed en noecl benevens het onderhoud daarvan op den kooper overgaat. Art. 9. De koopers zullen hun gekochte moeten ontvangen zoo goed cn kwaad als het mag wezen, zoo groot en klein als het door den landmeter van het kadaster is verklaard cn in zoodanigen staat en toestand als waarin het zich bij de verteekeuing van de koopacte bevindt, met alle daaraan verbonden gebreken, lusten en lasten, actiën, heerschende cn lijdende erfdienstbaarheden, massali- teiten, bezwaren van onderhoud, regten en verpligtingen cn wat \an dien aard meer moge zijn, alles als van ouds, zonder dat de koopers eenig verhaal tegen de Gemeente, verkoopersche in dezen, zullen kunnen uitoefenen, 't zij wegens onvolledige of ver keerde omschrijving, hetzij wegens misstellingen in de kadastrale verdecling of de opgave van de inboudsgrootte der perceelen, als belovende deze geene andere vrijwaring dan voor den eigen dom vau liet gekochte, indien de koopers daarin mogten worden gestoord. Art. 10. De geheele of halve koopsommen moeten, by contante betaling, worden gestort ten kantore van den ontvanger der Gemeente, in twee gelijke termijnen, als op den 12 November 1869 en op den 12 Mei 1870, telkens de geregte helft, met daarenboven eene rente naar vijf ten honderd in het jaar, ingaande bij de verteekening der koopacte en loop zullende houden tot de ge heele voldoening der kooppeningen toe koopsommen en renten te voldoen in grove Nedcrlaiulsclic munt, gangbaar en vrij geld of in bankpapier. Het zal den koopers niet vrij staan, buiten toestemming van Burgemeester cn Wethouders, de betaling anders dan op de ge stelde tijdstippen aan te bieden, doch, indien zij van hunne kant Artikel 8 der door den Raad, in zijne zitting van den 14 Januarij 1869, vastgestelde voorwaarden en bepalingen van bouwkundigen cn anderen aard. Bijvoegsel tot de Provinciale Friesciie Courant. 6

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1869 | | pagina 3