24 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 11 Eebruarij 1869. Art. 41. Aan hut personeel wordt wegens diensten en ter vergoeding vtior tijdverzuim eene jaarlijkscbe toelage verstrekt, als volgt: I. Bij eene spuit, bestaande uit zuig- en perspomp, ieder met 2 cylinders a. de directeuren, ieder13.50. b. pijphouders -12.00. c. korporaals 6.00. II. Bij eene spuitbestaande uit zuig- en perspomp met 2 cy linders: a. de directeureniederƒ13.50. i> pijphouders -12.00. c. den korporaal - 5.00. III. Bij eene spuit, bestaande uit zuig- en perspomp, ieder met 1 cylinder a. de directeuren, iederf 8.00. b. pijphouders 8.00. c. den korporaal - 4.00. IV. a. aan de opzieners der bergers ieder -15.00. b. de bergers ieder- 10.00. V. a. aan den opziener der redders- 10.00. b. de redders, ieder - 6.00. VI. aan den bode- 25.00. De loonen, door voornoemd personeel verder te genieten en die van het overige personeel, worden bij de instructie, bij art. 21 bedoeld, geregeld. 17. Wordt in behandeling genomen het in de vergadering van den 28 Januarij jl. ter tafel gebragte voorstel van Burge meester en Wethouders, betrekkelijk de inrigting van een ge deelte van de kavallericstallen tot a. bergplaats van turf voor de armen b. lokaal tot berging van de reddingstoestellcn bij brand c. brugwachterswoning en d. woning voor den architect der gemeente. De Voorzitter zegt dat na de indiening van bovenvermeld voorstel, van den Gemeente-architect een schrijvcu is ontvangen waarbij deze eene wijziging der plannen in overweging geeft, ten gevolge waarvan Burgemeester en Wethouders een voorstel op die wijziging betrekking hebbende, hebben ontworpen. Na de lezing van het nadere voorstel stelt de Voorzitter voor, dit bij de behandeling van het primitieve voorstel in be handeling te nemen. Hiertoe wordt zouder beraadslaging be sloten. De discussiën over de onderwerpelijke voorstellen worden hierop door den Voorzitter geopend. De heer van Eijsinga zegt, tebehooren tot die leden, die met betrekking tot de fabricage nog twijfelen aan de doelmatigheid van de bestaande orde van zaken. Om hem te overtuigen is de kennis neming van de beschouwing der commissie onvoldoende geweest. De eerste door haar gestelde hoofdvraag moet hij bepaald ont kennend beantwoorden. Hij gelooft niet dat het behoud der eigen fabricage wenschelijk is in het finantieel belang der ge meente. Hoezeer Burgemeester en Wethouders twijfel opperen of die vraag thans wel ontvankelijk kan worden verklaard, ver heugt het Spr. met hen dat die vraag is gesteld en onderzocht. Burgemeester en Wethouders verwijzen naar het rapport der com missie. In dat rapport heeft het hem getroffen, dat de zienswijze van de meerderheid naauwkeurig is ontwikkeld eu met argumenten gestaafd, doch hij mist daarin wel eenigermate de motivering van het gevoelen, dat door de minderheid in de commissie is omhelsd. Wat Spr. betreft, hij meent dat waar de gemeente zelve al die belangen zal waarnemen, de bemoeijingen al te veel vuldig en te omslachtig zullen worden het schijnt hem minder raadzaam, dat dergelijke aangelegenheden het onderwerp zullen uitmaken van de regtstreeksche zorg van overheidswege, hij is overtuigd, dat juist daar een controle en toezigt noodig zijn, die somwijlen geheel buiton verhouding zijn tot het werk, dat wordt verrigt en dat cr geen reden bestaat, waarom hier de vrije mededinging zou zijn buiten gesloten en het stelsel van aanbe steding niet zou worden toegepast. Spr. vreest dus niet ten dezen met het bestaande te breken, hij is daarentegen huiverig om, gelijk de commissie het uitdrukt, met opoffering van beduidende kosten den bestaanden toestand te bestendigen. Het heeft Spr. genoegen gedaan dat men den toestand in andere gemeenten heeft nagegaau. Hij hecht a priori groote waarde aan het getuigenis van eene gemeente, waar men ervaring heeft van de beide stelsels en waar men na onderzoek het eene voor het andere heeft verlaten terwijl uit eene andere gemeente slechts dc verklaring komt, dat men zich daar bij het steeds toe gepaste systeem bij voortduring wel bevindt. Spr. heeft zijne zienswijze kenbaar gemaakt om waar het pas geeft zijne slem daarnaar te regelen. Wat deze voordragt betreft, tegen de conclusie daarvan, de inrigting der kavalleriestallen tot verschillende doeleinden beeft hij geen bedenking zijn bezwaar geldt enkel dc groote uitbrei ding der fabricage. De heer Gorter geeft te kennen, dat hij bij de commissie van openbare werken, diegene was die zich met het gevoelen van de meerderheid der commissie omtrent het behoudt van de eigen fa bricage niet heeft kunnen vereenigen. De ondervinding heeft hem de overtuiging gegeven, dal het in het finantieel belang der gemeente is dat dc werken worden aanbesteed; daardoor zal veel omslagtig werk voorkomen worden de administratie van den ge meente-architect zal merkbaar worden ingekrompen en de gebou wen zullen beter onderhouden worden, wat met sommigen nog al veel te wensehen overlaat. Ook zal dan tie bij de fabricage bchoorende smidswinkel, die nog al kostbaar is en tot veel be moeijingen voor den architect aanleiding geeft, kunnen vervalleu. Hij acht het dus van groot belang voor de gemeente dat do fabricage worde verkleind. Tegen het voorstel om een huis voor den architect te bouwen, heeft hij bedenkingen, zoodat hij daaraan zijne goedkeurende stem zal onthouden; de overige punten van het voorstel worden door hem goedgekeurd en zal hij tot de aanneming daarvan medewerken. De heer Westenberg wenscht op de opmeiking van den heer van Eijsinga, (hit het gevoelen van de minderheid der commis sie niet in het rapport is opgenomen, te kennen te geven, dat van dat gevoelen in het rapport zooveel wordt gemeld, als de minderheid heeft verlangd dat deze hiermede tevreden was blijkt daaruit, dat ze het rapport heeft getcekend, anders toch geeft art. 56 van het reglement van orde haar de bevoegdheid, de wijze aan te geven waarop ze haar gevoelen in het rapport wenscht te hebben uitgedrukt. Evenals de heer van Eijsinga hoeft de commissie groote waarde gehecht aan de inlichtingen uit Groningen verkregen, maar hij maakt tevens de opmerking, dat dc burgemeester van Zwolle zijne zienswijze niet alleen baseert op de ondervinding aldaar, maar ook door hem in andere gemeenten o. a. te Enschede opgedaan. Omtrent het geopperde van den heer Gorter betrekkelijk den smidswinkel merkt Spr. op, dat al kon men de levering van al het benoodigde ijzerwerk aanbesteden, dan toch zal men een smid in vaste dienst behooren te houden voor het verrigten van dage- lijksche reparatien aan sloten, krukken enz. enz. Spr. wenscht ten slotte nog mede te deelen, dat toen de bouw-commissie tot het onderzoeken van de zaak voor 't eerst vergaderde, de over- groote meerderheid zich voorstelde, dat in de bestaande orde van zaken verandering behoorde te worden aangebragt, doch dat de Commissie na ernstig onderzoek van zienswijze is veranderd. -i# J* «i GEMEENTERA/\D TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 11 February 1869. 25 De heer van Eijsinga is zijns ondanks genoodzaakt den vo« rigen Spr. door wien hij niet begrepen schijnt te zijn te refu- teren. Eene verwijzing naar het reglement van orde was over bodig, waar in 't geheel geen omissie verweten werd. Spr. heeft alleen den wensch uitgedrukt, dat de gronden van de minderheid in het rapport waren opgenomen en hij meent, dat het uitspreken van dien wensch hem vrijstaathij kan niet aannemen, dat het geachte lid, dat in de minderheid was geen motieven zou heb ben aangevoerd. Verder was het ten cenenmale onnoodig, dat de vorige Spr. 'een uitnemend ambtenaar onder zijne bescherming nam, daar liier niet twee personen maar twee stelsels vergeleken worden. Trou wens de verklaring uit Zwolle afkomstig is van de hand des Architects, niet des Burgemeesters. De heer Westenberg zegt hierop, dat het gevoelen van de minderheid, zoodanig als door haar is verlangd, in het rapport is opgenomen en hiermede aan de eischen van het reglement is voldaan. Overigens is het zeer juist dat de zaak der fabricage uitvoerig wordt behandeld in het rapport van den Architect te Zwolle, maar waar hij sprak over de zienswijze van den betrokken Burgemeester, bedoelt hij die uitgedrukt in de geleidende mis sive van dat rapport, mede bij de stukken overgelegd. De heer Bruinsma doet hulde aan de wijze waarop de zaak der fabricage, die schier bij de behandeling van iedere begrooting is ter sprake gebragt, in het breede en grondig is behandeld, door de meerderheid van de commissie, waarmede hij zich ge heel vereenigt. Hij wenscht echter op te komen tegen het beweren van den heer Gorter, dat het onderhoud van sommige gemeente-gebouwen veel te wensehen overlaat. Spr. komt daartegen op cn meent dat wanneer de gebouwen werkelijk uit eene karige hand worden onderhouden, dit te meer pleit voor de zuinigheid van beheer. Bovendien wenscht hij den heer Gorter gevraagd te hebben, of er zich wel particulieren bevinden, die het gewoon onderhoud hunner panden laten aannemen? Hij betwijfelt zulks eu is van meening dat wat in particulier belang gedaan wordt, ook in het algemeen belang behoort te geschieden. De heer Rengers had, als voorstander van het beginsel van aanbesteding, gaarne gewenscht dat de Commissie tot ecue andere conclusie ware gekomen. Na het uitvoerig rapport en de daarbij aangevoerde gronden voor de eigen exploitatie, zal hij zich met de conclusie vereenigen, hoezeer het hem verwondert, dat bij het verschil van opinie om trent deze belangrijke aangelegenheid, de Commissie geene vrijheid heeft gevonden bij wijze van proefneming, b. v. vour 3 jaren, tot het onderhoud der getneente-eigendorameu enz. bij publieke aan besteding te adviseren. De heer Gorter komt terug op de vraag van den heer Bruin sma, waarom particulieren het onderhoud hunner eigendommen niet doen aanbesteden Spr. meent dat de oorzaak daarvan zal worden gevonden in de omstandigheid dat de eigendommen van particulieren doorgaande niet dien omvang hebben, als dat met de gemeente het geval is. Wat zijne tweede opmerking be treft omtrent het slechte onderhoud van sommige perceelcn, geeft Spr. de verzekering, dat hij niet de minste bedoeling heeft gehad ora daarmede eene beschuldiging tegen het dagelijksch bestuur in te brengen, daar hij van de goede bedoelingen van dit collegie overtuigd is. Het komt hem voor, dat bij besteding de eigen dommen beter onderhouden zullen worden, dan dit met eigen fabricage het geval is en acht hij het mei den heer Rengers wenschelijk dat bij wijze van proefneming cenigen tijd het onder houd worde aanbesteed. De heer van Sloterdljck merkt op, dat voorgesteld wordt een gedeelte in te rigten tot bergplaats van turf voor de armen, een ander gedeelte tot berging van reddingstoestellen bij braml. Voor dat hiertoe besloten wordt, zou het wenschelijk zijn de zekerheid te bezitten, dat voogden der stads arraenkamer en het collegie van brandmeesters deze plaats tot berging van gedachte voorwerpen geschikt oordeelen en vindt hij alzoo vrijheid de vraag te doen, of Burgemeester en Wethouders met bedoelde cor poration over de onderwerpelijke zaak hebben geraadpleegd De Voorzitter geeft hierop te kennen, dat wat de berging van turf daar ter plaatse aangaat, dit reeds sedert de verbouwing van de gasfabriek op de daarvoor te bestemmen plaats is ge schied en overigens de zekerheid te hebben verkregen dat heeren voogden van de stads arraenkamer, met de aangewezen lokaliteit genoegen nemen. Wat het tweede bezwaar betreft, omtrent het bergen van red dingstoestellen bij brand, heeft men het niet noodig geoordeeld het collegie van brandmeesters hierover te raadplegen, vermits de architect als opper-brandmeester de zaak met heeren brand meesters besproken heeft. Geen der leden verder het woord verlangende meent de Voor zitter het niet ondienstig te achten op de door den heer Gorter geopperde bezwaren, die van meening schijnt te zijn dal hier niets wordt aanbesteed, te kennen te geven, dot alle zaken van ecnig belang worden aanbesteed, als o. a. dc gewone jaarlijk- sche leverantie van hout- en ijzerwaren, staaf- en plaatijzer, glas- en verfwaren, gebakken steen, zand, patentolie, het onderhoud van walmuren, het herstellen van straten en meer andere zaken die voor aanbesteding vatbaar zijn. Ilct voorstel van Burgemeester en Wethouders, met de daarin later voorgestelde wijziging hierop in stemming gebragt zijnde, wordt hetzelve, met uitzondering 'van punt lo., litt. d, waar de heer Gorter zich tegen heeft verklaard, met algemeene stem men aangenomen zoodat mitsdien is besloten lo. een gedeelte van de linkerhelft der kavalleriestallen, gele gen aan den Arendstuin alhier, thans weder bij de gemeente in vrij gebruik, wordt ingerigt tot a. bergplaats van turf voor de armen; b. lokaal tot berging van de reddingstoestellen bij brand; c. woning voor den wachter bij de draaibrug, te leggen ter plaatse, waar de voormalige „Verwersbrug" heeft gelegen, d. woning voor den Architect der gemeente, en e. bewaarplaats voor de in 1868 door de gemeente aange kochte nieuwe brandspuit. 2o. Burgemeester en Wethouders worden geraagtigd om, na gehouden openbare aanbesteding en overeenkomstig de door den Gemeei.te-architeet bij zijn schrijven van den 30 Oct. 1868 no. -'Y, ingezonden plannen, zooais die zijn gewijzigd bij zijne mis sive van den 2 February 1869 no. 27/,('e werken te doen uit voeren benoodigd voor de inrigting der linkerhelft van de aan den Arendstuin alhier gelegen kavalleriestallen, voor zoover thans wederom bij de gemeente in vrij gebruik tot werk- en bergplaat sen voor de fabricage en kantoor van den Gemeente-architect, zoomede die bij 'teeiste lid van dit besluit omschreven. 3o. de kosten vallende op de uitvoering der bij 't eerste lid omschreven werken worden gehoed uit hoofdstuk XI der begroo ting van uitgaven dezer gemeente, dienst 1869. 18. Wordt in behandeling genomen het in de vergadering van 28 Jan. jl. ter tafel gebragte voorstel van Burgemeester en Wethouders, betrekkelijk eene geprojecteerde verlenging eu ver- breeding van het Noonlvlict tot aan de Poppebrug. De heer van Slotei'dijck heeft eenige vragen die hij reeds bij de primitieve behandeling dezer zaak heeft willen doen. Volgens den brief van den Architect van 11 Mei 1868 is

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1869 | | pagina 3