26 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 11 February 1869. het voetpad, dat vac heeren voogden van 'told burger weeshuis zal worden overgenomen niet kadastraal ingedeeld, terwijl de kadastrale maat van het naastgelegen land overeenkomt met de werkelijke grootte van dat perceel zonder het voetpad daaruit zou men kunnen afleiden dat het niet aan 'tweeshuis in eigen dom toebehoortSpr. zal dus gaarne vernemen of er zekerheid bestaat dat bet voetpad werkelijk 't eigendom van het weeshuis is. In de tweede plaats wil Spr. gaarne weten of de vermelde voorwaarden van voogden, nl. dat de gemeente het pad afslatte, werkelijk de eenige voorwaarde is welke van hunne zijde aan die overdragt wordt verbonden en meer bepaald of de gemeente niet ook ceue koopsom zal moeten betalen. Eindelijk vestigt Spr. de aandacht op het voorstel van Bur gemeester en Wethouders van 12 Nov. 1868, waarin omtrent de voogden van het old burger weeshuis gezegd wordt, dat ze ge negen zijn den grond af te staan voor den aanleg van een voet en rijweg volgens (toen gemaakt) plan, en vraagt of de zekerheid bestaat dat voogden dien grond ook zullen willen afstaan voor den aanleg van een voetpad volgens het thans ontworpen plan. l)e Voorzitter zegt hierop, dat voldoende zekerheid voor den eigendom is te vinden, in de omstandigheid dat voogden van het old burger weeshuis reeds sedert onheugelijken tijd in het bezit daarvan zijn geweest en hetzelve heeft onderhouden cn voorts dat het behoort bij het daaraan grenzend land, waarmede het is verbonden dat er geene geldelijke vordering van de zijde der voogden heeft plaats gehad, en dat wat de opmerking betreft, dat de overdragt zal plaats hebben wanneer een rijweg wordt gemaakt, hieromtrent geen zwarigheid bestaat, daar voogden, volgens een met hen gehouden mondeling onderhoud, genegen zijn het voetpad af te staan, on verschillig of daarvan een rijweg of verbeterd voetpad worde ge maakt. De heer Gorter geeft te kennen, dat bij hem geen twijfel be staat of het voetpad behoort aan 't burger weeshuis cn kan hij zich met het door den Voorzitter medegedeelde wel vereenigen terwijl bovendien voogden van het weeshuis wel zullen weten of zij al dan niet geregtigd zijn den grond te kunnen overdragen. Spr. kan zich echter met het voorstel, om langs het voetpad eene sloot te graver:, niet vcreenigenvolgens zijn inzien zon alleen door het maken van een voetpad met klinker bestrating aan het verlangen van belanghebbenden worden voldaan en stelt hij mitsdien voor„het pad van af het einde van het Vliet tot aan den molen van den heer Bakker te verbeteren door daarin aan te brengen eene klinker bestrating ter breedte van 1.50 el." De Voorzitter zegt dit araendement bij de behandeling van punt 2o. van het voorstel in behandeling tc zullen brengen, nis hebbende hetzelve op het in dat punt voorgestelde betrekking. De heer Brilinsma acht het raadzaam dat het amendement van den heer Gorter ter sprake worde gebragt voor cn aleer punt 1 iu behandeling komt, omdat wanneer de heer Gor ter van mcening is, om geen sloot te doen graven en slechts het voetpad te doen verbeteren en dit voorstel door den Raad mogt worden aangenomen, Spr. er zich tegen zal verklaren om den last van onderhoud van het weeshuis over te nemen, waar toe in dat geval volstrekt geen noodzaak bestaat. East dan wanneer de Raad beslist, om bij overname van 'tweeshuis, eene sloot te doen graven, zal hij voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen. De Voorzitter brengt hierop het amendement van den heer Gorter, na ondersteund te zijn door den heer Asman, in be handeling. De heer Wijbrandi kan zich met het amendement niet ver eenigen, omdat, wordt het aangenomen, de zaak zoo blijft als ze thans is cn niet in de bestaande behoefte wordt voorzien. l)e lieer Bloembergen verklaart zich ook tegen het araende ment de gelegenheid om het benoodigde land over te nemen is thans zoo gunstig dat men die met beide handen behoorde aan te grijpen. Hoeveel voorbeelden toch liggen voor de hand dat wanneer de gemeente teen of 'tander wil tot stand brengen of verbe teren, men afstuit op het eischen van groote sommen voor dc ter bereiking van het doel benoodigde terreinen en zelfs andere moeijelijkheden worden in den weg gelegd. In deze aangelegenheid is geheel het tegenovergestelde het geval. De eigenaren van de gronden werken door het gratis aanbieden van den benoodigden grond tot het tot stand komen van de zaak mede. Overigens vermeent Spr. dat door het leggen van een klinkert- pad, zonder afscheiding van eene sloot niet genoegzaam in de bestaande behoefte zou worden voorzien cn het zelfs te betwijfelen valt, of hoeren voogden zonder dat zoodanige afscheiding tot stand korce, wel bij hunne aanbieding zullen blijven, of ook toelaten dat de gemeente aldaar eene klinkert bestrating aan- leooe* Spr. zou zelfs gaarne verder gaan dan het tegenwoor dig voorstel van Burgemeester en Wethouders en aan het primi tieve plan gevolg willen geven, doch heeft zich bij het nu aan gegeven voorstel neergelegd, omdat dit in elk geval gelegenheid zal geven later de verbetering verder uit te breiden. De heer Wflstenbsrg is het geheel met den vorigen Spr. eens wanneer men geen sloot tot afscheiding graaft, blijft de zaak in denzelfden toestand waarin ze thans is liet weeshuis stelt bovendien als conditie eene afscheiding te maken doet men dit niet dan blijft de grond zijn eigendom en hij acht het dan nog volstrekt niet zeker of men in dat geval genegen zal blijven om zelfs het onderhoud af te staan. De Voorzitter betwijfelt het dat heeren voogden van het weeshuis, alleen tegen het maken van een voetpad van klinkert bestrating den grond zullen afstaan. Ook ziet Spr. bezwaar een voetpad daar te stellen zonder dat dit door een sloot van het aangrenzend land is afgescheiden dan zal men last hebben dat het door het vee wordt beschadigd en onzindelijk gemaakt, dat tot groote onderhoudskosten zal aan leiding geven. De heer Gortor merkt op, dat de afscheiding van het land wel door palen met ijzerdraad zou kunnen plaats hebben daar voor behoefde dan niet zooveel kostbaar land vergraven te wor den en het onderhoud dezer afscheiding zal gering zijn. De heer Asman geeft te kennen, dat hij het amendement van den heer Gorter heeft ondersteund omdat hij van meening is, dat de koeijen wel op een andere wijze dan door 't graven van eene sloot van 't voetpad kunnen worden geweerd. Het amendement van den heer Gorter in stemming gebragt zijnde, wordt met 12 tegen 7 stemmen die van de heeren Du- pare, Suringar, Asman, Brungcr, Jongsraa, Oosterhoff en Gorter, verworpen. De Voorzitter brengt hierop de conclusie van het voorstel in rondvraag. Punt 1 en 2 a worden zonder verdere beraadslaging aange nomen. Punt 2 b. De heer de Haan 'kan zich met het onder dezen letter, zoo mede met dat onder letter c voorkomend voorstel niet vereeni gen in de commissie voor openbare werken heeft hij reeds het maken van een houten beschoeijing bestreden, 't welk hem, uit eeu finantieel oogpunt beschouwd, niet geraden toeschijnt. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 11 February 1869. 27 Volgens de berekening van den architect zal het geheele werk, wanneer een houten beschoeijing wordt gemaakt, 1150 kosten; terwijl hetzelve, als de beschoeijing bijiten berekening wordt ge laten, ƒ700 zal vorderen. Spr. stelt daarom voor „lo. punt 2b te doen luiden „langs het perceel tot af scheiding van den publicken weg eene sloot te doen graven." 2o. punt 2c te doen vervallen." De heer Gorter ondersteunt dit voorstel, en wel voornamelijk omdat de door den heer de Haan voorgestelde wijze van uit voering, allezins voldoende mag worden geacht. De heer Attema verklaart zich tegen het voorstel nu men verbetering wenscht aan te brengen vindt hij het ook raadzaam dit op afdoende wijze te doen. De heer Westenberg merkt op, dat in het rapport van de bouwcommissie is gewezen, op de mogelijkheid dat de houten beschoeijing welligt in de toekomst desnoodig tot fundering eener sleenen walmuur kan dienen, met het oog waarop zij zal worden ingerigt. Indien men echter niet op het oog heeft om in de toekomst het Vliet uit te breiden, dan zou het voorstel van den heer dc Haan overweging verdienen. De heer van Sloterdijck brengt nog in herinnering, dat het te maken voetpad gelegen is tusschen twee gedeelten van het Vliet die van walbesohoeijing voorzien zijn besluit men alzoo niet dadelijk tot het maken van eene beschoeijing, dan zal men zich toch welligt in de toekomst daartoe genoodzaakt zien. Spr. vindt het daarom geraden om dadelijk tot het maken van een beschoeijing te besluiten wanneer toch daartoe gelijktijdig met het graven eener sloot wordt overgegaan, zal dit op minder kostbare wijze kunnen geschieden, dan later, als wanneer dc tot aanvulling benoodigde specie, die door het graven der sloot wordt verkregen, zal worden gemist. De Voorzitter kan zich met het voorstel niet vereenigen, omdat hel te voorzien is dat in de toekomst ter aangeduider plaatse behoefte aan een' rijweg zal ontstaan. Het voorstel van den heer de Haan in stemming gebragt zijnde, wordt met 14 tegen 5 stemmen, die van de heeren Oos- terhoff, Gorter, Duparc, de Haan en Asman, verworpen. De Voorzitter brengt hierop punt 2h van 't voorstel van Burgemeester en Wethouders in omvraag, dat even als de daarna in stemming gebragte punten 2c en 3, zonder hoofdelijke stem ming, onveranderd wordt goedgekeurd, zoodat dientengevolge is besloten lo. Burgemeester en Wethouders tc raagtigen om, namens de gemeente van heeren Voogden van het Old Burger Weeshuis alhier qq., in eigendom over te nemen het voetpad langs en den voor dc verbrceding tot op zes el benoodigden grond van het perceel land langs het Noordvliet alhier, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie G, nummer 309. 2o. Burgemeester en Wethouders almede te magtigen om, zoodra de sub lo. bedoelde overname heeft plaats gehad a. langs het aldaar vermelde kadastrale perceel tot aan het molenerf van den heer S. T. Bakker, ten kadaster bekend, ge meente Leeuwarden, sectie G, no. 2019, een klinkertpad te doen aanleggen ter breedte van een en een tweede el b. langs dat perceel tot afscheiding van den publicken weg eene sloot te doen graven, met benuttiging van de uit die sloot te verkrijgen specie tot aanplemping der hierna sub c bedoelde beschoeijing en c. langs meergemeld perceel, ter zijde van het pad, eene' houten beschoeijing tc doen aanbrengen op zoracrpeil. 3o. Burgemeester en Wethouders eindelijk te magtigen om voor de uitvoering der bij 't 2e lid bedoelde werken te bcschik- Bijvoegsel tot de Provinciale Fuiesciie Gourant. ken over een bedrag van twaalf honderd gulden (ƒ1200), te vinden uit artt. 1 en 2 der 1ste afdeeling van hoofdstuk III der begrooting van uitgaven van de gemeente, voor 1869. 19. Alsnu wordt overgegaan tot de behandeling van het in deze vergadering ter tafel gebragte voorstel van Burgemeester en Wethouders, omtrent de aanvragen v&n de heeren T. M. W. Els baron Collot d' Escury eu gebroeders Molenaar, om een deel van het terrein, bestemd voor de uitbreiding van het bebouwd gedeelte der gemeente in eigendom te bekomen cn het verzoek van den directeur der Rijks hoogere burgerschool, dat de strook gronds gelegen tusschen den tuin en de speelplaats behoorende bij die scboolinrigting en de nieuwe kade, niet in bebouwing uitgegeven maar aan de school afgestaan worde. De heer Attema zou, indicu het niet te veel gevergd is, ga&rnc zien, dat de brief van den heer directeur der Rijks hoo gere burgerschool werd voorgelezen, waardoor hij welligt van een in zijn plan liggend voorstel zal afzien. De bedoelde brief wordt hierop door den Secretaris voorgelezen De heer Attema na voor de lecture bedankt te hebben, geeft te kennen dat de bedoeling van den directeur door hem is op gevat dat dc grond door het Rijk zal worden gekocht. Wan neer nu overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders wordt te kennen gegeven, dat de Raad vermeent bezwaar te moeten maken aan het verzoek te voldoen, zal voor het ltijk de gelegenheid worden afgesneden om onderhands in het bezit van den grond te geraken. De strekking van 't verzoek van den directeur komt hem al thans voor, om aan het Rijk de voorkeur op het onderwerpelijk terrein tc geven en zou Spr. er voor zijn dat, voor en aleer de grond aan de openbare concurrentie worde overgegeven, beproefd werd denzelven onderhands aan het Rijk over te dragen. De heer Bloembergen kan zeer goed begrijpen, wat de laatste Spr. met het door hem aangevoerde beoogt. Zeker is het be langstelling in de inrigting, in 't bezit waarvan hij, en naar zijn gevoelen, elk lid dezer vergadering, zich verheugt. Het blijkt hem echter niet dat in den brief van den directeur de bedoeling ligt opgesloten, dat het Rijk togen betaling van den daarvoor bepaalden prijs, den grond wenscht over te nemen. Naar zijn oordeel is dit ook niet te verwachten, omdat ook het gebouw der hoogere burgerschool met aanhoorigheid niet is eigen dom van den Slaat maar van de gemeente, die dien eigendom ten behoeve van bedoelde inrigting kosteloos aan het Rijk in gebruik gaf en daarbij aan alle gestelde cisehen voldeed, en van welke nu wel niet in billijkheid gevergd kan worden, dat zij nog zonder eenige schadeloosstelling aan het Rijk afsta, een stuk grond ter oppervlakte van 1122.95 Q cl, dat tegen den daarvoor be paalden prijs, eene som van ƒ7074.585 kan opbrengen. Van koopen van den grond is in den brief geen sprake cn zoo hij op een particulier onderhoud mag afgaan, gelooft hij dat dit ook niet in de bedoeling is gelegen. Ook van het geven eener jaarlijksche retributie voor dien meer deren grond wordt niet gewaagd. Kon daarop uitzigt worden gegeven, Spr. zou er gaarne toe medewerken des directeurs ver langen te verwezenlijken, omdat hij er prijs op stelt deze in rigting zooveel mogelijk te volmaken. Hij meent echter dat men voor het tegenwoordige niet wel anders, dan in den aangegeven zin, des directeurs aanvrage kan beantwoorden, aan dezen over latende of hij rede zal vinden zich nader met eene bepaalde aanvraag tot het bestuur te wenden. Dc heer Attema stemt den vorigen Spr. volkomen toe dat in den brief van den directeur van koopen van den grond vol strekt geen sprake is maar afgaande van de onderstelling dat. de directeur niet kan verlangen dat de grond door de gemeente gratis worde afgestaan, heeft hij zijne mcening kenbaar gemaakt. 8

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1869 | | pagina 4