124
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 9 September 1869.
was. Maar, meent Spr. te moeten vragen, gaat het dan niet
veel te ver om voor zulk een enkel geval exceptioneele voorzie
ningen te nemen Voorts gelieve men nog dit in 't oog te hou
den, dat meest al de groote schepen die de Irnsumerzijl passeren
in geregelde dienst varen en alzoo vallen in de cathegorie van
beurtschependaarvan k?tn de pachter volgens het tarief toch niet
meer dan dertig cents vorderen. Spr. blijft mitsdien van oordeel,
dat men gerust den eersten regel in den taux kan laten bestaan,
nu en zoolang daaromtrent geen klagten zijn vernomen.
De conclusie van het voorstel hierna in rondvraag gebragt
zijnde, wordt ze zonder hoofdelijke stemming onveranderd aange
nomen en is diensvolgens besloten
lo. Hceren Burgemeester en Wethouders uit te noo ligen, en
zoover noodig te magtigen, bij de eerstvolgende verpachting der
opkomsten van de Irnsumerzijl, onder Friens, en bijbehoorende
brug, onder de voorwaarden op te nemen de bepaling, dat als
niet geschreven en alzoo ingetrokken zal worden beschouwd de vol
gende klassijicatie in den taux„Schepen van 76 tot 78'/2
voet fs."
2o. Heeren Burgemeester en Wethouders te verzoeken, aan
de schippersvereeniging „Schuttevaer," gevestigd te Zwolle, als
beschikking op haar adres te kennen te geven, dat aan de door
haar geuite klagt bij de volgende verpachting der tollen van de
Irnsumerzijl, welke moet plaats hebben in 1870, zooveel moge
lijk, zal worden tegemoet gekomen.
15. Wordt in behandeling genomen het in de vergadering
van den 26 Aug. jl. ter tafel gebragte voorstel van Burgemeester
en Wethouders op een aan hun Collegie ingediend adres van
den heer A. Schliebner, muziekonderwijzer alhier, houdende ver
zoek, dat aan hem, onder toezigt en goedvinden van heeren
commissarissen der stedelijke muziekschool, in gebruik mogen
worden afgestaan de bovenlokalen der stadswaag, thans voor het
onderwijs aan die school gebezigd en zulks ten behoeve van de
door den adressant op te rigten nieuwe Leeuwarder muziekschool.
De heer Attema wenscht omtrent dit voorstel een enkel woord
te spreken en dat wel in afkeurenden zin. Zooals toch het voor
stel is liggende, om aan den heer Schliebner de bewuste loka
liteit kosteloos in gebruik af te staan, begeeft men zich, naar
Spr. meent, op een gevaarlijk terrein. Het komt hem voor dat
het afkeuring verdient. Onverschillig welk vak het ook betreft,
kan het naar Spr.'s gevoelen kwalijk opgaan, om aan een parti
culier, die voor eigen rekening en risico eene school [in dit
geval eene muziekschool] oprigt en dus geacht moet worden zich daar
van gepaste voordeelen te beloven, van gemeentewege kosteloos
een lokaal in gebruik te geven. In deze gemeente bevinden zich
meer onderwijzers in de muziek die even goed kunnen komen
verzoeken om voor het geven hunner lessen van een gemeentelijk
lokaal gebruik te mogen maken. Doch, niet alleen onderwijzers
in de muziek, ook andere personen zouden dan gelijk regt heb
ben om voor de uitoefening hunner industrie het gebruik van
een gemeentelijk gebouw te verzoeken. Het kan daarom niet
opgaan om het bedoelde lokaal gratis in gebruik af te staan,
en is het naar aanleiding daarvan, dat Spr. zich niet met het
voorstel kan vereenigen. Ware er sprake om het bedoelde lokaal
tegen betaling eener retributie aan den heer Schliebner in gebruik
te geven, dan zou Spr, er geen zwarigheiil in zien, maar om aan
een particulier, die zijn eigen voordeel op het oog heeft, het
kosteloos gebruik van een gemeentelijk lokaal te vergunnen,
daarmede zal hij nimmer kunnen instemmen.
Van geheel anderen aard was het toen in de vergadering van
26 Aug. jl., aan de vereeniging voor volksbijeenkomsten ten be
hoeve harer volkszangschool, het kosteloos gebruik van de militie
zaal werd vergund. Die vereeniging werkt geheel in het alge
meen belang; dat aan zoodanige vereeniging, wier bestuur geheel
belangeloos de volkszaak behartigt, het gratis gebruik van een
gemeentelijk lokaal werd toegestaan, was zeer gepast maar hier,
waar een particulier met gelijksoortig verzoek voor den dug komt,
is dit minder geraden. Wordt zoodanig verzoek toegestaan dan
vertrouwt Spr., dat men heel spoedig met dergelijke aanvragen
als 't ware zal worden overstroomd.
De heer van Ejjsinga wenscht deze aangelegenheid van het
juiste standpunt te beschouwen.
Aan de zoogenaamde stedelijke muziekschool, eene inrigting,
die van wege de gemeente ondersteund wordt en door eene sub
sidie èn door het in gebruik geven van een vrij lokaal komt
thans een gedeelte van het onderwijs, dat tot hiertoe werd ver
strekt, te vervallen. De redenen die heeren Commissarissen hier
toe hebben geleid laat Spr. in het midden.
Een particulier tracht in de ontstane leemte te voorzien en
wil het vocaal onderwijs voortzetten in het vroeger eveneens daar
voor bestemde lokaal. Het verzoek van adressant geldt dus de
voortzetting, de aanvulling van bedoeld onderwijs, dat met het
van wege de gemeente gesubsidieerde onderwijs een geheel uit
maakt. Spr. zal zich tegen dat verzoek niet verzetten, waar (Je
gemeente zonder opoffering van eenige beteekenis tot het beoogde
doel kan medewerken.
De heer Gorter is van het tegenovergesteld gevoelen als de
heer Attema. Betrof het een lokaal, dat niet reeds voor andere
doeleinden was afgestaan dan zou Spr. er ook tegen zijn om
zoodanig lokaal aan een particulier kosteloos in gebruik te geven.
Maar hier is het wat anders, hier wordt het gebruik verzocht
van de lokaliteit boven de stadswaag, die ook reeds tot het
houden van muziekoefeningen aan heeren commissarissen der
stedelijke muziekschool in gebruik is afgestaan. En dan nog
wordt dat gebruik slechts gevraagd voor die uren, op welke voor
geen ander doel daarvan gebruik wordt gemaakt, ten einde aan
kinderen uit de burgerklasse onderwijs in den zang te verstrekken.
Spr. stelt er belang in dat deze zaak tot stand komt het is
toch maar al te waar, dat het ondeiwys in den zang verwaar
loosd is. Zeer nuttig zal het zijn dat hierin verbetering kome.
Spr. zal zich uit dien hoofde met het voorstel vereenigen om
zoodoende den adressant in het door hem beoogde doel, het
verbeteren van 't volkszangonderwijs, behulpzaam te zijn.
De heer Bruinsma zou zich in zeker opzigt met het door den
heer Attema beweerde kunnen vereenigen, doch, daar, gelijk ook
reeds de heer van Eijsinga teregt opmerkte, het door adressant
te geven onderwijs niets anders is dan eene voortzetting van het
aan de stedelijke muziekschool tot dus ver gegeven zangonderwijs,
kan in dezen niet wel van eene vergoeding voor 't gebruik van
het lokaal sprake zijn.
Dat het wel degelijk eene hervatting van 't aan de muziekschool
gegeven zangonderwijs is, blijkt ook hieruit, dat heeren commis
sarissen dier school het toezigt er over zullen uitoefenen. De
contributie is door den adressant lager gesteld dan op de muziek
school het geval was 't geen zeker op de deelneming nog al van
invloed zal zijn. Nu kan men er wel toe overgaan om voor 't gebruik
van 't lokaal huur te vorderen en ook Spr. twijfelt niet of adres
sant zal bereid zijn die te voldoen. Maar, wat zal daarvan het
gevolg zijn? Niets anders dan dat de leerlingen die huur gezi;-
melijk zullen moeten betalen. De contributie wordt dientenge
volge hooger gesteld en dan zal men zien, dat de geheele
zaak weder in duigen valt, ze zal dan weder geheel tot haren
vorigen toestand terugkeeren.
De heer Bloembergen zegt, dat eene afwezigheid hem als
wethouder belet heeft tot het doen van het in behandeling zijnde
voorstel mede te werken. Hij wenscht echter nu als zijn gevoe
len kenbaar te maken, dat hij zich daarmede niet zal vereenigen.
Hij gelooft, dat bet bcginselsbalve wenschclijk is het lokaal niet
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 9 September 1869.
125
anders dan tegen eene vergoeding in gebruik aftestaan. Spr.
weet niet regt of adressant wel verzoekt om het lokaal zon
der betaling eener retributie in gebruik te mogen hebben en ge
looft voorts ook niet, dat dit in zijne bedoeling ligt. Uit een
met hem gehouden discours meent Spr. te hebben opgemerkt,
dat adressant de bepaling daarvan aan het bestuur wil overlaten.
Spr. meent voorts er nog op te moeten wijzen, dat ook de
onderwijzers in de gijmnasiiek voor het particulier gebruik van
het gymnastieklokaal eene vergoeding aan de gemeentekas uit-
keeren. Evengoed als deze wil Spr. ook den adressant eene
retributie voor het gebruik van een gemeentelijk lokaal doen be
talen. Die retributie zal echter zoo laag mogelijk moeten wor
den gesteld, ten einde ze op de door de leerlingen te betalen
contributie geen invloed uitoefene.
De heer Asman verklaart zich ook tegen het voorstel. Spr.
weet niet hoe vroeger de heer Kiiffrath het lokaal in gebruik
heeft gehadmaar, afgescheiden nog daarvan, acht hij het wen-
schelijk, dat reeds dadelijk in principe worde aangenomen om een
gemeentelijk lokaal, voor particuliere doeleinden te bezigen, niet
anders dan tegen betaling eener vergoeding in gebruik af te
staan. Het gevolg toch zal kunnen zijn, dat morgen of over
morgen deze of gene hulponderwijzer kwam om ten behoeve van
door hem te geven privaat-lessen gratis gebruik van een school
gebouw te mogen maken. Deze heeft er dan eveuveel regt op.
Spr. meent echter, dat de retributie zoo laag mogelijk moet
worden gesteld, dewijl hij zich overtuigd houdt, dat de adressant
van het te ontvangen leergeld wel eene geringe som voor lokaal
huur kan afstaan.
De heer Attema. wil nog met een enkel woord er op aandrin
gen, dat men hier staat tegenover een beginsel van ver uitziende
gevolgen. Dat beginsel wenscht hij zuiver te houden, ontdaan
van allerlei consideratiën. Wat nu daarvan het gevolg zal zijn
laat Spr. in 't midden. Het moge waar zijn dat adressant het
vroeger aan de muziekschool gegeven zangonderwijs weder opvat,
maar het blijft niettegenstaande toch waar, dat hij thans eene
eigene onderneming op het getouw zet, eene onderneming, gelijk
elke andere, waarbij zoowel eigen voordeel als nut voor anderen
wordt beoogd. Spr. is het eens met den heer Bloembergen, dat
eene retributie hier hoegenaamd niet aan de zaak zal schaden.
Al heeft die retributie ten gevolge verbooging van het leergeld,
dan zal die verhooging het welslagen der zaak allerminst beletten.
Het ouderwijs zal worden gegeven aan kinderen uit den gegoe
den stand en deze kunnen die verhoogiug van leergeld best dragen.
De heer Suringar wil niet opkomen tegen het beginsel om
in dezen eene kleine retributie toe te passen, maar hij wenscht
het gedaan verzoek in elk geval te ondersteunen, niet ter wille
van den persoon die het heeft ingediend, maar ter wille van de
zaak die daarmede beoogd wordt. Het geldt hier het onderwijs,
het geldt hier een school, een inrigting, waarbij de gemeente
belang heeft en die even daarom gedurende haar vorig bestaan
van wege de gemeente ondersteund werd. Haar dien steun te
onthouden, nu particuliere industrie haar uit haar vervallen toe
stand schijnt te zullen opheffen, acht Spreker te eenemale onge
raden en onbillijk. Hij neemt de hulp dier industrie gaarne
aan, omdat de bloei der inrigting daardoor, naar zijn inzien, te
beter verzekerd wordt. De heer van Eijsinga heeft er reeds op
gewezen wat de adressant zich voor oogen stelt. Spr. zou niet
gaarne zien, dat om het finantiéól belang hetwelk de adressant bij
deze onderneming heeft, de goede zaak verijdeld werd. Hij zal
vóór het voorstel stemmen.
De heer van Ejjsinga gelooft, dat men te veel het persoonlijk
belang van den adressant op den voorgrond stelt. In een an
deren vortn komt, wat dezen onderwijzer betreft, de zaak op het
zelfde neer als wat den onderwijzer voor het instrumentale ge
deelte aan meergenoemde inrigting aangaat. Ook deze geeft
zeer zeker onderrigt in zijn persoonlijk finanticél belang; terwijl
adressant zelf het door hem te geven muziekaal onderwijs wenscht
te exploiteren, daar de ervaring schijnt te hebben aangetoond,
dat de zaak langs dezen weg meer succes zal hebben. Al acht
Spr. dezen vorm niet' preferent, het zou hem leed doen, dat om
dien vorm het beoogde doel gemist moest wordenterwijl eindelijk
bezwarende voorwaarden geen ander gevolg zouden hebben, dan
dat het onderwijs minder goedkoop zou worden verstrekt.
De heer Westenberg vereenigt zich met het voorstel. Spr.
betwijfelt het of het principe van den heer Attema in dit geval
wel van toepassing kan ziju.
Hij brengt voorts nog onder de aandacht, dat het onderwijs
klassikaal zal worden gegeven, waartoe in den regel particuliere
lokaliteiten mindere geschiktheid aanbieden. Doordien nu aan
het klassikaal onderwijs onderscheidene personen tegelijk kunnen
deelnemen, is de adressant in staat de contributie lager te stel
len dan anders het geval is. Uit dit oogpunt beschouwd, ge
looft Spr.. dat er termen bestaan den adressant het lokaal kos
teloos in gebruik te geven, te meer nog daar de vroeger aan de
muziekschool gegevene lessen door hem worden opgevat.
De Voorzitter deelt als zijne zienswijze in dezen mede, dat
er gcene termen bestaan, om voor 't gebruik van 't lokaal eene
retributie te vorderen.
Hij beschouwt de zaak vnn dien aard, dat het zangonderwijs
aan de muziekschool heeft opgehouden, doch dat het van groot
belang raag worden geacht, dat het niet geheel te niet gaat. Corir-
missarissen der muziekschool, hierover gehoord, achten het ook
van belang, dat men beproeve, om dezen tak van onderwijs in
stand te houden.
Aangaande de vraag van den heer Asraan hoe in der tijd ten
aanzien van den heer Külfrath is gehandeld, zegt Spr., dat toen
de zaken van geheel anderen aard waren; toen werden de onder
wijzers uit de gemeentekas bezoldigd.
De beraadslagingen over het voorstel door den Voorzitter
gesloten zijnde, wordt punt 1 der conclusie in behandeling ge
bragt en zonder verdere beraadslagingen met 8 tegen 7 stemmen,
die aan de heeren Hommes, Buma, Plar.tenga, Asman, de With,
Attema en Bloembergen, aangenomen.
Vervolgens komt punt 2 in behandelirg.
De heer Bloembergen merkt op, dat in dit punt gesproken
wordt van commissarissen der stedelijkemuziekschool. Hy acht
het wenschelijk dit woord niet in het besluit op te nemen, om
dat daaraan alligt eene verkeerde beteekenis wordt gehecht
en daarbij ook geen regt bestaat om dien titel te voeren.
De heer Attema wenscht ook dat het woord stedelijke worde
geroijeerd, meer bepaaldelijk nog mei het oog op de gevoerde
discussiën. Voor zooverre hem bekend bestaat er ook geene
stedelijke muziekschool.
De heer Bruinsma zegt, dat de titel is stedelijke muziekschool,
alhoewel hij niet weet hoe men daar aan gekomen is. Van de
oprigting af is ze zoo genoemd.
De Voorzitter deelt geheel het gevoelen van vorige Sprs. Het
is echter hier ingeslopen omdat de school van den aanvang af
zoo genoemd is.
De heer Bloembergen zegt, dat in de gemeente-begrooting ook
alleen van muziekschool wordt gesproken hij stelt naar
aanleiding daarvan voor, het woord „stedelijke"iu punt 2o. der
conclusie voorkomende, te roijeren.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hiertoe besloten cn punt
2o. aldus gewijzigd aangenomen, weshalve is besloten;