138 GEMEENfLRAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 14 October 1869. gen der conclusie heeft kenbaar gemaakt, geeft laatstgemelde te kennen, dat hij zich nu van het doen van een voorstel zal ont houden. v De heer Rengers acht het bezwaar van den heer van Slo- terdijck wel niet geheel ongegrond, maar toch niet overwegend genoeg ora deswege zijne goedkeurende stem aan het voorstel te onthouden. Het komt Spr. voor, dat het geëerde lid het goede verwerpt, om daarvoor nog beter in de plaats te krijgen. Bur- gemecster en Wethouders wenschen daarentegen de aanvankelijke pogingen te ondersteunen om later, wanneer de zaken meer ge regeld zijn en de commissie ook beter over den omvang van haren werkkring kan oordeelcn, hare betrekking toe het gemeentebestuur zoodanig te regelen als het meest dienstig blijken zal. Spr. zou daarom aan den thans gevolgden weg de voorkeur schenken en willen afwachten wat de toekomst ten dezen oplevert. De conclusie wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming, met algemcenc stemmen [met uitzondering van dien van den heer van Sloterdijck wat punt 1 betreft] aangenomen en diens volgens besloten lo. aan de vereenigirig ter bevordering van volksgezondheid te Leeuwarden uit de gemeentekas eene subsidie te verleenen ten bedrage van een kond,erd gulden voor het nog loopend en tot wederopzeggens van twee honderd gulden voor elk volgend dienstjaar. So. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen tot hoeding van die uitgaaf aan den Raad de noodigc voorstellen te doen. 23. Wordt overgegaan tot de behandeling van het in de vorige vergadering ter tafel gebragte voorstel van Burgemeester en Wethouders, aangaande het bij besluit dezer vergadering van 3 2 Augustus jl., no. 4, om berigt en raad in hunne handen ge steld adres van den heer Jan David Simon, ontvanger dezer ge meente, dd. 4 te voren, houdende verzoek, dat aan hem, onder toekenning van zoodanig pensioen als de Raad zal verraoenen te behooren, met ingang van 1 Januarij 1S70, een eervol ontslag uit gemelde betrekking worde verleend. De heer Dupa,rC kan zfch niet met dit voorstel vercenigen. In 't midden latende in hoeverre het ontslag afhankelijk kan worden gesteld van liet door den adressant beweerde, dat zijne gezondheid niet meer toelaat do betrekking van gemeente-ont vanger waar te nemen, is hij van oordeel, dat een ambtenaar op 68jarigen leeftijd, na 34 jaren lang de gemeente trouw te hebben gediend, op grond van billijkheid wel op ecnig pensioen aanspraak mag maken. Zeer goed kan Spr. 'zich voorstellen, dat Burgemeester en Wethouders, consequent aart bet nu pas onlangs aangenomen beginsel, voorstellen het verzoek af te wijzen, docb evenzeer hou de men het Spr. ten goede, dat. hij op dezelfde j gronden, waarop vroeger bij herhaling door den Raad is besloten lot het verleenen van pensioen, daartoe in dit geval wenscht te hebben overgegaan. Spr. betreurt het, dat in deze gemeente geene regeling omtrent het verleenen vau pensioen bestaat. Wan neer men toch nagaat de lijst van de ambtenaren, cfie in de laatste jaren aanvrage om pensioen hebben gedaan, zal men daarin verschillende zeer uiteenloopemie besluiten aantreffen. Het is Spr. bekend, dat sommige leden van den Raad, ofschoon ge negen om pensioen te verleenen, daarvan, wegens het niet be staan eencr vaste regeling, onlangs weder zijn terug gehouden. Hieraan behoort een einde te komen, hetzij ten gevolge van een voorstel van Burgemeester en Wethouders, hetzij uit den boezem van den Raad. Spr. acht het wonschelijk, dat het den ambte naren der gemeente bekend zij, waaraan zij zich hebben te hou den, welk lot hun in de toekomst te wachten staat. Op grond van het in de laatste jaren voorgevallene had Spr. ook ten aanzien van den adressant een ander voorstel scwenscht. en zal hij zich diensvolgens met het nu gedane niet kunnen vercenigen. De lieer Brunger geeft te kennen, dat hij zich van de stem ming over dit voorstel zal onthouden, omdat hij niet in de ge legenheid is geweest van deszelfs inhoud kennis te nemen. De heer Dliparc maakt den heer Brungcr opmerkzaam op de le alinea van art. 34 van 'treglemcnt van orde, luidende: „leder lid is verpligt, zijne stem uit te brengen met voor of „tegen, zonder eeuige bijvoeging." Slechts in het geval, bedoeld bij art. 46 der Gemeentewet, kan er sprake zijn van niet medestemmen. De heer Bmnger zegt hierop, dat hij is geroepen in deze vergaderiug te worden beëedigd en alzoo niet bevoegd was vóór dien tijd de te behandelen stukken in te zienhij verlaat daarom gedurende de verdere behandeling van dit punt de vergadering. De conclusie vervolgens in rondvraag gebragt zijnde, wordt ze met achttien tegen eóne stem, die van den heer Duparc, aan genomen en is dientengevolge besloten Aan den heer Jan David Simon, ontvanger der gemeente Leeu warden, naar aanleiding van Jt door hem ingediend nil res van den 4 Augustus 1869, te kennen te geven, dat de Raad voor alsnog geene genoegzame termen heeft kunnen vinden ora 't daarbij gedaan verzoek, voor zoover dit strekt, dat aan hem bij eventueel ontslag uit die betrekking pensioen worde toegekend, in te willigen, doch overigens genegen is om dat ontslag, wan neer hij desniettegenstaande hierop mogt blijven aandringen, op de meest eervolle wijze tc verleenen en derhalve de mededeeling van zijn verlangen daaromtrent zal inwachten. 24. Wordt in behandeling genomen het in de vorige verga dering ter tafel gebragt voorstel van Burgemeester en Wethou ders tot aanwijzing der geldleeningen op welke het voor buiten gewone aflossing van schuld bij de begrooting beschikbaar ge stelde bedrag van 46,000 zal worden afgelost. De vergadering, zich vereenigende met het ter zake door Bur gemeester en Wethouders aaV.gobodcn ontwerp, heeft buiten be raadslaging genomen liet volgende besluit: De Raad der gemeente Leeuwarden Gezien de begrooting van inkomsten en uitgaven dier ge meente, voor het dienstjaar 1S69, zoo als die laatstelijk is ge wijzigd bij zijn besluit van 23 September jl., waarop onder hoofd stuk VIII, afd. I, art. 3 der uitgaven een bedrag van ƒ52,000 is uitgetrokken voor aflossing van schuld. In aanmerking nemende, dat volgens de bepalingen der be trekkelijke plans van geldleening, in de maand October behoort plaats te vinden de uitloling ter aanwijzing van de af te lossen obligatien, nadat alvorens is bepaald van welke geldleeningen en tot welk bedrag aflossing zal geschieden. Overwegende, dat overeenkomstig de genoemde plans van lec- ning aflossing moet plaats vinden, als volgt: a. van de lecning vastgesteld in 1859 minstens ƒ3000. b. van die vastgesteld in 1862 minstens ƒ2000, en c. van die vastgesteld in 1865 minstens 1000, zoodat alsuog dienen te worden aangewezen de leeningen, ter gedeeltelijke aflossing waarvan het boven de aangeduide som van ƒ6000 beschikbaar gesteld bedrag van ƒ46,000 zal worden aan gewend. BESLUIT. De voor aflossing van schuld op de gemcentebegrooting, dienst 1869, onder hoofdstuk VIII, afd. I, art. 3 der uitgaven, aange- bragfcé som van ƒ52.000 zal worden besteed ter aflossing van GEMEENTERAAD 'IE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 14 October 1869. 139 tien obligatien, ieder groot 1000.00, van de lecning vastge steld den 11 Augustus 1853; acht obligatien, ieder groot ƒ1000.00, van de leening vastge steld den 23 October 1856; tien obligatien, ieder groot 1000.00, van de leening vastge steld den 30 Juuij 1 859 acht obligatien, ieder groot 1000.00, van de leening vastge steld den 27 Maart 1862 zes obligatien, ieder groot 1000.00, van de leening vastge steld den 22 October 1863 vijf obligation, ieder groot 1000.00, van de leer.ing vastge steld den 8 en 28 December 1864, en vijf obligatien, ieder groot 1000.00, van de leening vastge steld den 13 Julij 1865. 25. Wordt in behandeling genomen het in de vorige verga dering ter tafel gebragt voorstel van den Voorzitter, betrekkelijk het in de maand October overgaan tot de uitloting van drie aandeelen, ieder groot 1000.00, in dc geldleening, aangegaan ten behoeve van de overname en exploitatie der gasfabriek. De vergadering, met de conclusie van dit voorstel instem mende, besluit buiten beraadslaging eenstemmig In de maand October 1869 wordt overgegaan tot de uitlo ting van drie aandeelen, ieder groot 1000.00, in de geldleening aangegaan ten behoeve van de overname en exploitatie der gas fabriek, tot een bedrag van ƒ154,000.00 tegen eeue rente van 5 procent. 26. Is ter tafel gebragt en gelezen een extract uit het re gister der notulen van Burgemeester ep Wethouders dezer ge meente, dd. 6 October jl., no. 3/88, betrekkelijk eene missive van den schuttersraad der dienstdoende schutterij in deze ge meente, dd. 2 te voren, houdende verzoek, dat hij worde ge- magtigd, om ten bate van deze gemeente tc doen verkoopen eene aanzienlijke partij roode wings, welke zich in het magazijn dier schutterij bevinden en tengevolge van de plaats gehad heb bende verandering in de uniform-kleeding niet meer kunnen worden uitgegeven, zoomede een aantal in dat magazijn aanwe zige oud-model schakots meerendecls oud en defect. Nadat tot onmiddellijke behandeling hiervan was besloten, wordt het in dit extract vervat voorstel, buiten beraadslaging, zonder hoofdelijke stemming aangenomen en mitsdien goed gevonden aan den schuttersraad der dienstdoende schutterij te Leeuwar den de door hem gevraagde cu boven breeder omschreven mag- tiging te verleenen. 27. Is ter tafel gebragt en gelezen een extract uit het re gister der notulen van Burgemeester en Wethouders dezer ge meente, dd. 6 October jl., no. 2/109, aangaande het door mejuf- vrouw R. Plaat, hoofdonderwijzeres aan de fransche dag- en kost school voor jonge jufvrouwen alhier, aan de commissie voor het onderwijs in de gymnastiek gedaan verzoek, dat aan haar, tegen eene billijke vergoeding, gedurende twee uren in de week, het gebruik worde afgestaan van 't voor het gymnastisch onderwijs besterad lokaal te dezer stede en zulks ten dienste van 't aan de leerlingen der gemelde sckoolinrigting te verstrekken onder- rigt in het dansen. Nadat op voorstel van den Voorzitter tot dc dadelijke behan deling van dit voorstel was besloten, worden de beraadslagingen over de algemeene strekking geopend. De heer Jongsma geeft te kennen, dat hij met de zaak op zich zelf beschouwd kan instemmen, doch, dat hij zou wenschen dat het te nemen raadsbesluit alleen gebaseerd wierd op art. 138 der gemeentewet. Hij gelooft, dat het te nemen besluit niet aan de goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten behoeft te worden onderworpen. De vraag is bij hem gerezen of, wan neer een particulier persoon verzoekt, ora van een gemeentelijk gebouw, dat op dat oogenblik niet tot andere doeleinden gebe zigd wordt, gebruik te maken, het te nemen besluit ook valt onder het bereik van art. 194 e der gemeentewet en derhalve aan de goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten behoort tc worden onderworpen. Die vraag heeft hij voor zich ontkennend beantwoord. Ilij is van oordeel, dat dc op ondcrkandsche ver huring vcreischte goedkeuring in de plaats treedt van de mede dinging in zake publieke verhuring. In dit geval kan van geen mededinging sprake zijn, aangezien hier wordt beschikt op een verzoek, om gedurende eenige uren van het gymnastieklokaal gebruik te mogen maken, welk gebruik toch wel nimmer aan de openbare mededinging kan en zal worden overgegeven, ter wijl ten overvloede, het gebruik dat hier gevraagd wordt, niet belet of uitsluit het gebruik van ar deren, namelijk vau de per sonen, ten welker gebruike het primitief bestemd is. Tot staving zijner zienswijze beroept Spr. zich op het door de regeering omtrent art. 194 e der gemeentewet in de memorie van toelichting gezegde, luidende„In deze klasse worden ook onder hanchche verhuringen, verpachtingen en aanbestedingen ge rangschikt. Dc gemeentebesturen kunnen deze handelingen, vol- „gens het ontwerp, in het openbaar verrigten, zonder eenige goed keuring van hooger gezag te behoeven. Maar verlangen zij die „met bepaalde personen onderhands te sluiten, dan komt de waar- „borg van zoodanige goedkeuring in de plaats van dien eener „algemeene mededinging." Hieruit volgt aldus, dat alleen die besluiten tot onderbandsch in gebruik geving van gemeente-eigendommen welke in het open baar zouden kunnen worden verhuurd en waarbij mitsdien mede dinging kan plaats hebben aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten moeten worden onderworpen. En vermits dergelijke me dedinging in het onderhavig guval niet denkbaar is, acht Spr. voor zich den Raad bevoegd, zonder goedkeuring van Gedepu teerde Staten, het verzoek intewilligen en alleen art. 138 der gemeentewet daarop toetepassen. De heer Rengers geeft te kennen, dat de opmerking van den heer Jongsina ook reeds bij het dagelijksch bestuur is over wogen men heeft ook de dwaasheid ingezien om zaken van zóó ondergeschikt belang, eene zóó uitgebreide behandeling te doen ondergaan. Deze zaak toch is oorspronkelijk mondeling aan de commissie voor de gymnastiek kenbaar gemaakt en vervolgens schriftelijk ter tafel van Burgemeester en Wethouders gebragt, wolkc dientengevolge het in behandeling zijnde voorstel ter tafel van den Raad hebben gebragt. Zij heeft derhalve reeds 3 phaseu doorloopcn en daaraan zal nog eene vierde, de goedkeuring van Gedeputeerde Staten, worden toegevoegd. Spr. stemt dus toe, dat de zaak vrij omslagtig is. Hij ziet echter geen kans om, met het oog op de wet, die moeijelijkheden te ontkomen, waarin hij wordt bevestigd door de lectuur van het blad de gemeentestem, een blad 't welk men de bevocgdgeid toekent, om op dergelijke geschillen voorlichting te geven en 't welk steeds als zijn gevoe len heeft medegedeeld, dal bedoelde raadsbesluiten de goedkeu ring van heeren Gedeputeerde Staten vereisehen. Bovendien is art. 194 der gemeentewet imperatief waarvan alzoo onder geen voorwendsel kan worden afgeweken. Het is mogelijk dat de memorie van toelichting aan art. 194 e eene beperktere beteekenis toekent, doch het artikel is wet en daarop wordt geene uitzonde ring toegelaten. Do heer Bloembergen geeft tc kennen, dat hij wel is waar tot het gedaan voorstel geeft medegewerkt, doch dat er later bij hem wel eens twijfel is gerezen of deze zaak niet op andere wijze kan worden gevonden. Daarbij is Spr.'s aandacht gevallen op art. 10 van de vcror- BlJ VOEGSEL TOT DE PROVINCIALE PlUESCHE COURANT. 38

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1869 | | pagina 3