154.
GEMEENTERAAD TE LEED WARDEN. Zitting van Donderdag den 11 November 18C9.
Nadat hierop nog cenige woorden waren gewisseld tusschen
dc hecrcn Duparc en Bloembergen, stelt cefstgemelde voor in
litt.in plaats van „1^71," te lezen: „1870" en de woorden
„terwijl de rente ingaat met den 1 dier maand" te roijeren.
Dit voorstel wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aan
genomen en litt. aldus gewijzigd, vastgesteld.
Vervolgens wordt het gchecle concept-besluit gearresteerd en
diensvolgens genomen het volgend besluit
De Raad der gemeente Leeuwarden,
Gelet op zijn besluit van den 6 J.ulij 1869, no lOa/32, goed
gekeurd bij resolutie van Gedeputeerde Staten vnn Friesland,
van den 12 dier maand no. 6, tot het aangaan cener geldlce-
ning ten behoeve der gemeente, ter bestrijding der uitgaven voor
buitengewone werken in het dienstjaar 1869, tot een bedrag
van f 53,000.00
Overwegende, dat r.a de openstelling der inschrijving op eene
eerste serie dier leening, ten bedrage van 30.000.00, bij de
opening der inschrijvingbilletten, van de ingeschreven sommen
slechts een beloop van 16,000.00 is aannemelijk geacht en
aaugenomen
Overwegende, dat er, tot verdere bestrijding van de genoemde
uitgaven, noodzakelijkheid bestaat het nog niet opgenomen be
drag van voormelde geldleemng alsnu op te nemen en tot dat
einde de inschrijving te openen zoo voor het resterend bedrag
der eerste serie ad f 14,000.00 als voor dat eener tweede serie
ad 23.000.00 en alzoo voor een totaal beloop van/37,000.00;
Gezien het bij zijn hier boven aangehaald besluit van 5 Julij
1869 no. 10a/32 vastgesteld plan dier geldleening
BESLUIT:
lo. Er wordt eene inschrijving opengesteld voor het r.og niet
opgenomen gedeelte der geldleening groot f 53,000.00, vastge
steld bij Raadsbesluit van den 5 Julij 1869, no. 10a/32, ten
bedrage van 37,000.00, zijnde 14,000.00 als restant der eer
ste serie en 23,000.00 als bedrag eener tweede serie dier
leening.
2o. Dc rente voor de tweede serie wordt even als die voor
de eerste vastgesteld op vijf ten honderd in het jaar.
8o. Op dit gedeelte der leening wordeu toepasselijk verklaard
dc bepalingen vervat in het plan voor de gcheele leening, vast
gesteld bij Raadsbesluit van den 5 Julij 1869, no. 10a/32, be
houdens de hierna omschreven wijzigingen
a. Art. 1 wordt gelezen als volgt
De deelneming in de gel.lleening ad 53,000.00, vastgesteld
bij raadsbesluit van den 5 Julij 1869, wordt opengesteld voor
het nog niet opgenomen gedeelte daarvan, ten bedrage van
ƒ87,000.00, zijnde 14,000.00 als restant der eerste serie en
23,000.00 als bedrag eener tweede serie dier leening.
b. Art 2 wordt gelezen als volgt
v De rente voor de tweede serie wordt, als die der eerste, vast
gesteld op vijf ten honderd in het jaar.
c. De eerste alinea van art. 4 wordt vervangen door de vol
gende bepaling
Bij elke schuldbekentenis worden afgegeven 23 coupons, ierier
wegens een jaar rente, waarvan de eerste verschijnt den 1 Janu-
arij 1871 en zoo vervolgens den 1 Januarij van ieder jaar.
d. In de 7e alinea van art. 5 worrit in plaats van „voor de
eerste serie" gelezen „voor het restant."
e. In Art. 6 worden de woorden „der eerste serie" geroijeerd.
Art. 7 wordt gewijzigd als volgt
De storting der ingeschreven sommen, zoo ver die worden
aangenomen, moet gesehicdcn op den 3e Januarij 1870.
24. Is gelezen een voorstel van Burgemeester en Wethou
ders om de Dog becchikbare, voor de uitgifte ter bebouwing
aangewezen pcrceelcn, deel makende van 't voor de uitbreidirg
van 't bebouwd gedeelte der gemeente bestemd terrein tusschen
den staatsspoorweg en het Zaailand, ten getale van drie en
twintig, op nieuw gelijktijdig aan de gegadigden ter exploitatie
aan te bieden
Nadat op voorstel van den Voorzitter tot de onmiddellijke
behandeling daarvan was besloten, is dc conclusie van het voor
stel, buiten beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aan
genomen en mitsdien besloten
I. de door den Raad vastgestelde bepalingen en voorwaar
den betrekkelijk de uitgifte ter bebouwing door de gemeente
Leeuwarden van de daarvoor, bij zijn besluit" van den 14 Janu
arij 1869, no. 26, aangewezen perceelen, deel makende van het
voor de uitbreiding van het bebouwd gedeelte dier gemeente
bestemd terrein tusschen den staatsspoorweg en het Zaailand,
zooals die laatstelijk gewijzigd zijn vastgesteld bij 's Raads be
sluit van den 29 Julij 1869, no. 5, worden op de hierna sub
11 te bepalen uitgifte toepasselijk verklaard, na daarvoor, doch
daarvoor ook alleen, te zijn gewijzigd als volgt
a. voor de woorden „met dc nummers 1 tot en met 19, 32,
33, 35 tot en met 41, 43 en 47" voorkomende in artikel 1,
te lezen: met de nummers 1 tot en met 16, 35 tot en
met 40 en 47
b. in plaats van de woorden „wordt van heden af openge
steld en gesloten den 30 October 1869 's middags ten twaalf
uur" in artikel 3, te lezen: wordt opengesteld den 15 No
vember 1869
c. voor de woorden in art. 5 „worden behandeld op den 4
Augustus en vervolgens om de veertien dagen tot cn met den
30 October 1869," te lezen „worden behandeld op den 24
November 1869 en vervolgens om do veertien dagen."
d. in art. 25, le lid, in plaats van dc woorden „als op den
12 Mei en op den 12 November 1870," te lezen: „„en wel
den eersten op den eerstvolgendcn 12 Mei of 12 November, na
de provisionele toewijzing en den tweeden op den 12 November
of 12 Mei daaraanvolgende;""
e. in het 3e lid van datzelfde artikel in stede van „op den
12 Mei 1870," te lezen: op 't voor de storting van den
eersten termijn daarvan bepaald tijdstip
in artikel 26, in plaats van de woorden „den 12 Mei
1870," te lezen „den certvolgcnden 12 Mei na de provisio
nele toewijzing."
II. de sub Ia hiervoren vermelde perceelen worden op nieuw
gelijktijdig aan de gegadigden, op de aldus gewijzigde voorwaar
den en bepalingen, ter exploitatie aangeboden;
25. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van Burge
meester en Wethouders, aangaande het door den failliet Fokke
Gjalts Dorhout, kastelein wonende in de Schrans, onder Huizum,
huurder van het aan de gemeente Leeuwarden toebehoordend
perceel greidland tusschen de Harlingcrvaarts- en Wirdumer-
poortsbruggen alhier, kadastraal bekend sectie G, no. 836a,
aan zijne crediteuren aangeboden accoord, bij welk voorstel
in overweging wordt gegeven
Burgemeester en Wethouders te magtigen, de op den 15 No
vember 1869 bepaalde vergadering van schuldeischers in 't fail
lissement van Fokke Gjalts Dorhout, herbergier in de Schrans,
onder Huizum, bestemd voor dc beraadslaging over 't door dezen
aan zijne crediteuren aangeboden accoord, bijtewonen ot door
een' daartoe behoorlijk gemagtigde hunnentwege te doen bijwonen,
en alsdan omtrent dat accoord, behoudens de nadere goedkeuring
van heeren Gedeputeerde Staten van Friesland, zich zoodanig te
verklaren, als zij in 't belang der gemeente meest noodig cn nut
tig zullen achten.
Op des Voorzitters voorstel wordt tot de onmiddellijke be
handeling hiervan overgegaan.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
Zitting van Donderdag den 11 November 1869.
De heer van Eijsinga heeft bezwaar tegen de conclusie op
het ondcrwerpclijk voorstel.
Ilij betwijfelt het of dc hier ingeslagen weg wel dc juiste is. Het
terrein van werkzaamheid van Burgemeester en Wethouders en
dat van den ltaad moet zuiver worden gehandhaafd. Te regt
hebben Burgemeester en Wethouders het voorstel tot het treffen
eener dading, in casu het al of niet toetreden tot het door een
failliet aangeboden accoord, bij den Raad aangebragt. Nu vragen
Burgemeester en Wethouders eene meer algemecnc magtiging om
naar gelang van omstandigheden tc handelen. Volgens Spr. is
het zeer aan twijfel onderhevig of Burgemeester en Wethouders
magtiging kunnen vragen tot het aangaan van eene handeling,
die op den weg van den Raad ligt, waartoe door de wet de
Raad is geroepen. Hoe zullen Gedeputeerde Staten een besluit tot
dading knnnen goedkeuren of zelfs onderzoeken, waaraan de
inhoud, het object ontbreekt, of waarin dat object eerst later
door een ander collegie zal zijn gebragt.
Tegenover de facultatieve inklecding der conclusie wenscht
Spr. eene positieve.
Afgescheiden van het wettelijke bezwaar schijnt ook de zaak
zelve die positieve opdragt tc vorderen. Waarom wenschen Bur
gemeester en Wethouders eene meer algemeene opdragt Om
het van inlichtingen, die men zal ontvangen, tc laten afhangen.
Maar het accoord zelf spreekt zeer duidelijk. De grondslagen
zijn bekend. Men kan dus besluiten het aan te nemen of te
verwerpen.
Er wordt door den failliet (art. 2) twintig ten honderd aan
geboden daarenboven is het gcheele accoord afhankelijk gesteld
(art. 7) van eene voorwaarde, die reeds nu, door de niet in
williging er van, het accoord tot eene fictie maakt.
In het belang der gemeente acht Spr. het noodzakelijk, dat
accoord op zulke ongunstige voorwaarden niet aantenemen opdat,
na verwerping er van, het faillissement zijn gewonen gang ga.
Hij wenscht dus, dat niet eene meer algemeene, maar eene
bepaalde opdragt tot dading worde verstrekt en wel in dien
zin, dat de gemeente voor hare vordering niet in het accoord trede.
De heer Jongsma geeft den Voorzitter in overweging de
openbare vergadering voor een oogenblik te schorsen.
Hiertoe wordt door den Voorzitter overgegaan en de open
bare vergadering tijdelijk opgeheven.
Na dc vergadering tc hebben heropend, stelt de Voorzitter
voor„den Burgemeester te magtigen, om, met afstand van de
preferentie die de gemeente op de huur heeft, te stemmen tegen
het door den failliet F. G. Dorhout voorgesteld accoord."
Dit voorstel wordt vervolgens zonder verdere beraadslaging
eenstemmig aangenomen.
De Voorzitter sluit hierop de vergadering.