GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Maandag den 15 November 1S69. ruimen tijd onzindelijk is, doch men zal Spr. tevens moeten toe stemmen, dat de weg in den laatsten tijd cene belangrijke op hooging heeft ondergaan, zoodat hij door het aanbrengen van weinige verbeteringen in bruikbaren toestand kan worden gehouden. Spr. acht het dan ook van belang, dat hij ten gebruike van de bewoners van Snakkerburen, die toch altijd er door gebaat worden, behouden blijve. Hij stelt mitsdien voor den weg niet te vervreemden. l)e heer V3/I1 Sloterdijck komt, uit naam van de commissie van rapporteurs, tegen dit voorstel op. Die commissie toch beeft in haar rapport gezegd, dat het overweging verdient, om dezen weg aan den publieken dienst te onttrekken en dan te verkoopen. Zij heeft daarmede een wenk aan het dagelijksch bestuur wil len geven, en om nu maar zoo in eens weg te besluiten den weg niet te vervreemden, acht Spr. prematuur. Hij wil erkennen, dat er weliigt moeijelijkhedcn kunnen zijn die aan ecne publieke verkooping in den weg staan, doch dit zal dan vooraf belmoren te worden onderzocht, waarom hij als motie wenscht voor te stellen, dat de Raad aan Burgemeester en Wethouders opdrage, deze zuak in nadere overweging te nemen. Dit voorstel wordt vervolgens eenstemmig aangenomen. Opzigtens het Kalverdijkje stelt de Voorzitter voor: Burge meester en Methouders uit te noodigeu hieromtrent een nader onderzoek in te stellen. l)e heer Attema geeft in overweging die opdragt in zoo verre uit te breiden, dat eene proef worde genomen of het bedoelde dijkje ook met sintels uit de gemeentelijke gasfabriek in zooda- nigen toestand kan worden gebragt, dat het tegen nat weder bestand is. Hiertoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten. De artt. \h en 2a worden hierna op het daarvoor uitgetrok ken bedrag vastgesteld. Art. 2b. De Voorzitter merkt op, dat 't de vergadering bekend zal zijn wat na liet door Burgemeester en Wethouders gegeven ant woord voorgevallen is met de boorasbrug. Dat ongeval is ge schiedt zonder dat dit noch door den architect noch door bet coltcgie van Dagelijksch Bestuur is voorzien. Bij onderzoek is gebleken, dat de spieren in zooilanigcn toestand verkeerden, dat men het voorgevallene niet koude verwachten. De heer Asman vraagt aan Burgemeester en Wethouders of alsnu de brug geheel zal worden hersteld, dan wel gelapt? De Voorzitter zrgt, dat men zich voor het oogenblik tot de hoogst noodigc herstellingen wenscht tc bepalen. Pc heer Asman zou in overweging wensehen te geven, om de brug radicaal te herstellen. Spr. beweert, dat de onderla gen der brug niet te vertrouwen zijn. De Voorzitter zegt, dat de architect, op wiens voorlichting Burgemeester en Wethouders zich verlaten, van oordeel is, dat de uitgetrokken som voldoende is te achten om den flap te her stellen. Men is bereids aangevangen om het noodige te bevor deren en wanneer de herstellingen die men zich voorstelt worden aangebragt, dan is de architect van gevoelen dat de toestand vol doende is. Naar aanleiding daarvan heeft liet Dagelijksch Bestuur dan ook gecne grooterc som ter zake uitgetrokken. De heer Attema wenscht te vragen of het in ieder geval niet dienstig zoude zijn, dat de bouwcommissie te dezer zake een on derzoek instelt? Het publiek gerucht vmI, of 't waar is weet Spr. niet, dat ook de Tuinslerbrug, in slechten toestand verkeert. Nu dat gezegd wordt acht Spr. het wenschelijk, dat men niet alleen naar het oordeel van den architect tc werk ga, maar ook de bouwcommissie een onderzoek bewcrkstclliggc. Spr. wil dit aan de vergadering in overweging geven, zij het dan ook om te genover het publiek niet den schijn annteneincn als of op de aangehevcne klagten geen acht wordt geslagen. Wat nu betreft do Boomsbrug, de menschen zien er tegen op, om met zware vrachten de brug te passeren. De architect daarentegen zegt: het kan wel. Nu zou Spr. willen, dat die geheele bruggen-historie bij het Vliet bij de bouwcommissie een punt van overweging uitmaakte. De verordening voor die commissie laat dit toe. Omtrent buitengewone werken moet, over gewone kan haar oordeel wor den ingeroepen. Spr. gelooft werkelijk, dat, nu zoo algemeen over den slechten toestand dier bruggen gesproken wordt do Raad daarvan wel in zoo verre nota mag nemen, dat daarvan een opzettelijk punt van onderzoek gemaakt en in dezen geen besluit buiten de bouwcommissie om genomen worde. De heer Rengers behoeft niet te zeggendat de ge heele zaak van de Boorasbrug voor Burgemeester en Weihou ders een onaangenaam incident is geweest, vooral dewijl het hier den schijn heeft alsof het dagelijksch bestuur minder goed om trent den toestand van de brug ingelicht was, als de vele niet deskundigen die daarover zich hebben doen booren. Het heeft hier den schijn alsof de architect minder met den toestand van de brug bekend was als niet deskundigen. Maar juist met te meer zekerheid zullen Burgemeester en Wethouders nu de noodigc middelen uai.wendcn om in 't vervolg zoodanige on gelegenheden te voorkomen. Men zal echter kunnen begrijpen, dat in het korte tijdsbestek sedert het ongeval verloopen, Burgemeester cn Wethouders bij hunne vele andere bcraooijingen nog niet in de gelegenheid wa ren een volledig plan te ontwerpen tot definitieve verbetering van de brug, cn dat zij er zich voor het oogenblik bij bepaald hebben om de meest noodige herstellingen te bevelen. Het komt Spr. niet onwaarschijnlijk voor, dat Burgemeester en Wethouders in dezen geheel zullen handelen in den geest van den heer Attema. Hij moet er voorts nog bijvoegen, dat het hun voor het oogen blik wel niet mogelijk was om voor de noodige herstelling eenc som te. ramen. De zaak zul intusschen een punt van ernstige overweging uitmaken. De lieer Dirks heeft niet noodig te zeggen, dat hij in deze zaak belang stelt. Reeds in de vorige beslotene vergadering heeft hij daarop de aandacht gevestigd. Hij wenscht nu nog alleen te zeggen, dat hij het noodzakelijk acht, dat, waar ophaal bruggen bestaan, deze, zooveel mogelijk dit door cic plaatselijke toestanden wordt toegelaten, door draaibruggen worden vervan gen. Die bruggen hebben veel voor zich waardoor zij zich aan bevelen. Verder wenscht Spr. tc observeren, dat flapbruggen ::oo gaauw verrotten. Dit vloeit hoofdzakelijk voort uit hunne constructie, daar, gelijk dit het geval is met eene brug die Spr. toebe hoort, de sponningen niet open zijn. Daarin blijft alsdan het wuter staan cn zoodoende verrot het hout. Zijn ze echter open dan kan het water er door loopen. l)c Voorzitter wil over deze zaak niet verder uitweiden al leen wil hij den heer Dirks opmerken, dat van eene draaibrug in plaats van de Boomsbrug wel nimmer sprake zal kunnen zijn, omdat daarvoor geen ruimte bestaatdit zul altijd wel ecuc flap- of basculcbrug moeten worden. Geen der leden verder het woord verlangende sluit de Voor zitter de beraadslagingen hierover en wordt art. 2b op het daarvoor uitgetrokken bedrag vastgesteld. Artt. 2cy, 311 van afd. I, afd. IIV en art. 1 van afd. VIA worden achtereenvolgend op het uitgetrokken bedrag vastgesteld. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Maandag den 15 November 1869. 165 Afd. VI,art. 2. „Gedeeltelijke verbetering van den weg tus- schen de Vrouwenpoorts- en Harlingervaartsbruggen f 2500." De Voorzitter zegt, dat de tocstund vau den hier bedoelden weg slecht is. In ieder geval zal toch het gedeelte van af de vrou- wenpoortsbrug tot aan den molen „het Lam," dat met keijen bestraat is, verbeterd moeten worden. Daarbij komt nog, dat er eene massa hoornen gerooid moeten worden; meer dan de helft is dood cn uitgeliolt. Dit zal mede brengen dat de wor tels die uitgerooid moeten worden den weg in een nog mceron- bruikbaren staat zullen maken. Hij stelt mitsdien voor bet voorstel van 'Ie commissie, om de voor de verbetering van den weg uitgetrokken post te roijeren, niet aan to nemen. Dit voorstel, in stemming gebragt, wordt met vijftien tegen vijf stemmen, die van de hceren Zeper, Rengers, Bloembergen, Bruinsma en Plantenga, verworpen en alzoo besloten den post voor de verbetering van den weg tusschcn de Harlingervaarts- en Vrouwenpoortsbruggen tc roijeren. Art. 3 van afd. VI A wordt op het daarvoor uitgetrokken bedrag vastgesteld. Op voorstel van den Voorzitter wordt alsnu besloten ondcrafd. VI A aan te brengen den volgenden post: „Verbetering van den weg tusschcn 't wcslcinde vnii 't Zaailand en 't Ruiters- kvvartier f 800;" terwijl overeenkomstig het rapport van de coin- misie hier nog is aangebragt de volgende post: „werk- en bergplaat sen voor <le fabricage, kantoor cn woning voor den architect en bergplaats van turf voor de armen in de oostelijke helft van den kavalleriestaj 500." Art. 4 van afd. VI B wordt op het daarvoor uitgetrokken be drag vastgesteld. Art. 5. De heer Gorter zal zich niet vercenigen met liet maken van een ij eren hek op het terrein «Ier gasfabriek; hij oordeelt, dat dit niet noodzakelijk is; evenmin behoeft men voor de afscheiding eene houten schutting. Zoo als het terrein nu is, is dc afschei ding voldoende tc achten. De heer Attema zegt, dat dit punt in de le sectie zeer am pel besproken is; hij gelooft; dat hij volstaan kan met hetzelfde aan den heer Gorter tc kennen te geven wat ook toen aan dien spreker werd onder 't oog gebragt. In 't kort, komt. het daarop neer, dat wil men eene behoorlijke afscheiding van het terrein verkrijgen, dit rooit geschieden met een ijzeren hek in den vorm van een hfilvcü cirkel op de wijze als door Burge meester en Wethouders is voorgesteld. Het is Spr. altijd voor gekomen, dat men het terrein thans nog liggende buiten de fa briek, maar binnen het geprojecteerd ijzeren hek besloten, bij dat van de gasfabriek wenschte in tc trekken. De heer Gorter zal zeer zeker w<jl moeten toestemmen dat anders dat terrein geheel onbenuttigd zou blijven liggen. Bij de gasfabriek is een flinke ruimte noodig; die nu kan men verkrijgen door de bedoelde strook gronds bij het terrein der fabriek te voegen en dan door een ijzeren hek te omringen, als limietscheiding van den openbaren weg. Onder deze omstandigheden gelooft Spr. dat, waar men, gelijk hier, le doen heeft met ecne zoo belangrijke fabriek, waar bij men om het werk zoo goed mogelijk te kunnen doen couti nucren ruimte behoeft, men niet mag terugdeinzen voor de kos ten van een ijzeren hek als middel van afscheiding dat voor den welstand als het ware noodzakelijk is; hij gelooft, dat dit haast tegen de kosten opweegt en acht hei wenschelijk dat de gevraag de sotn worde toegestaan. De heer Gorter is door het aangevoerde niet bevredigd. Ilij gelooft, dat er vooruls nog geen behoefte bestaat om het hek iet maken en stelt voor den post met 2000 tc verminderen, zijn- Bijvoegsel tot de Provinciale Eiuescue Courant. de dit het bedrag der kosten dio voor het maken van het be doelde hek worden geraamd Dit voorstel wordt vervolgens in stemming gebragt en met dertien jtegen zeven stemmen, die van de heeren Suringar, Gor ter, Oosterhofl', Dirks, Rengers, Asman en van Eijsinga, verworpen. Hierna wordt de post vastgesteld op het daarvoor uitgetrok ken bedrag. De heer Gorter heeft zich evenwel daartegen ver klaard Op voorstel van den Voorzitter worden vervolgens nog onder de.'.c afdeeling aangebragt de volgende posten „Verbetering van het voor de houtveiliugen aangewezen ter rein tusschcn de kazerne en de gasfabriek 1600." „lvosten van aankoop of onteigening van gebouwen of gronden, ten behoeve der uitbreiding van het bebouwd gedeelte der ge meente, memorie Omtrent laatstgenoemden post wordt door den heer Attema gezegd, dat het hein genoegen doet, dat door Burgemeester en Wethouders voor de onderwerpclyke onteigening een memorie- post wordt voorgedragen. Naar aanleiding daarvan zou hij wel ecnige inlichtingen willen hebben hoever deze zaak gevorderd is cn of men binnen kort een wetsvoorstel, hierop betrekking heb bende, kan te getnoe! zien. De Voorzitter zegt, dat men nog binnen kort aan den Mk- nister heeft moetcr. inzenden een zestal plannen van het terrein. Daarmede heeft men nog al vrij wat moeite gehad. Zij zijn ech ter verzonden, zoodat men alsnu vermoedt, dat binnen korten tijd dc onteigeningswet kan worden ingewacht. Do lieer Attema bedankt den Voorzitter voor de gegevene inlichtingen. Hoofdst. IV en hoofdst. V art. Ia—c worden vervolgens on veranderd vastgesteld. Overeenkomstig liet voorstel van de commissie wordt art. 1 d van hoofdst. V met ƒ500 verminderd en vastgesteld op 135. Art. leo en art. 27 van hoofdst. V en afd. I en II van hoofdst. VI worden buiten beraadslaging aangenomen. Aan laatstgemelde afd. wordt op voorstel van Burgemeester en Wethouders toegevoegd het volgend art. 4. „Toelage aan dc verecniging ter bevordering van volksgezondheid 200." Af»l. III van hoofdst. VI. Dc heer Attema wenscht op te merken, dat Burgemeester en Wethouders de bedoeling van de commissie omtrent het uitstal len van eet- en drinkwaren langs den weg tusschen de Wirdu- merpoort en dc Sociëteit Amieitia, niet goed schijnen te heb ben gevat. Burgemeester en Wethouders schijnen te hebben begrepen, dat ook de uitstallingen op dc marktdagen door de commissie wer den bedoeld. Die opvatting is onjuist. l)e commissie heeft al leen gesproken van uitstallingen van eet- en drinkwaren. Niet van die \an touw- en zadelmakcrswaren bij gelegenheid van dc weekmarkt. Deze laatste zullen daar zeer zeker nuttig zijn. Alleen had dc eommissic het oog op de verwijdering van de disschcn met eet- en drinkwaren, vruchten enz., die weliigt, wan neer ze werden gekeurd, als schadelijk voor de gezondheid zou den worden afgekeurd. De commissie vindt, dat die disscheu den weg ontsieren het komt haar voor, (lat daarvoor cene onge lukkige plaats is gekozen, cene plaats waar juist de meeste vreemdelingen de stad binnenkomen. Ecne wijziging van art. 63 der verordening op de marktpolilie, had zij allerminst op het oog; deze is totaal onnoodig. Alleen wenscht zii, dat de heer Burgemeester, op grond van dat art. 63, voor bedoelde uitstallingen ecne an dere plaats aanwijze. De zaak kan dus losloopen zonder dat er van wijziging der verordening sprake behoeft tc zijn. l)c aan gehaalde verordening onderscheidt week- en dagmarktcn. Bij 45

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1869 | | pagina 5