m 166 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Meamlag den 15 November 1S69. de slotbepaling van het hoofdstuk van laatstgemelde markten worden de uitstallingen bedoeld die de commissie op het oog heeft. Volgens die bepaling is het geheel aan den heer Burge- overgelaten, om de plaatsen aan te wijzen waar die uitstallingen mogen plaats hebben. Spr. gelooft, dat de Raad met hem zal instemmen dat de heer Burgemeester hier de bevoegde persoon is, om bedoelde uitstallingen te verbieden. In zooverre Burge meester en Wethouders in hun antwoord verder gaan dan tie commissie, eu daarbij ook gewagen van andere uitstallingen tot de weekmarkt bchooiende, had dit achterwege kunnen blijven. Er is alleen de rede van die disschen met geringe eet-eu drink waren, en daarvoor is plaats genoeg in de stad. De welstand vordert, dat men ze van dc bedoelde plaats ver- wijdere. De Voorzitter wil toestemmen, dat de bedoelde plaats voor dc uitstalling van eetwaren enz. niet heel gelukkig gekozen is, maar hij moet toch opmerken, dat ze er reeds sedert onheuge lijke jaren gestaan hebben. Bovendien zal toch, wanneer een maal, zooals het zich laat aanzien, de Dwinger daarjter plaatse wordt vergraven, daar een geheel andere toestand worden ver kregen en dan zullen die disschen ook wel verdwijnen. Hij kan voorts nog mededeelcn,dat aan geene anderen meer toestemming wordt verleend. Ilij heeft echter zwarigheid gezien, om dc aanwezigen, die daar nog een weinigje kunnen verdienen, dat voorregt te ontzeggen. Voor het publiek zijn ze echter ook nog al dienstig; vooral des Vrijdags wordt er veel gebruik van gemaakt. De heer Dnparc zal zich niet kunnen vereenigen met het voorstel der Commissie, nog nader door haren rapporteur gead strueerd, om de bedoelde uitstallingen te doen verwijderen. Dc Commissie wijst op de drukke passage, die te dezer plaatse is, maar daarom juist is het voor die menschen van zoo groot belang er te mogen verblijven. Hun eene plaats aan te wijzen, waar weinig passage is, zal hun geen vergoeding schenken voor het groote gemis, dat zij door dc verwijdering zouden ondervin den. Spr. erkent, dat de reukorganen somwijlen bij het passeren dezer uitstallingen juist aict bijzonder aangenaam worden gestreeld, maar dat mag nog geene reden zijn, om vele huisgezinnen hun middel van bestaan zoo goed als te ontnemen. Men moet tevens niet vergeten, dat die uitstallingen voor velen hier zeer goed geplaatst zijn. Spr. is er meermalen getuige van geweest, hoe b. v. zekere klasse van spoorwegreizigers, zoowei bij aankomst als vertrek, zich aan deze uitstallingen voor betrekkelijk weinig geld van zaken voorzagen, die voor vele anderen wel niet aan lokkelijk mogen zijn, maar geheel in de behoeften van die reizi gers voorzagen. Ook hier is veel betrekkelijk. Elk land heeft zijne eigenaardigheden. Wat b. v. de macaroni voor dc bewo ners van sommige plaatsen van Italië is, zijn voor velen hier dc spij zen, welke men op die uitstallingen aantreft. Mist men er al dc bevallige limonadières, toch voelen de koopers zich bevredigd en smaakt hun het gekochte niet minder goed. De heer Bruinsma wenscht even terug te komen op een ge zegde van den heer Attema, alsof dc vruchten, ter verkoop aan geboden, niet worden gekeurd en e.lzoo, in slechten toestand rerkeerendc, niet worden afgekeurd. Spr. merkt op, dat dc keu ring dier vruchten, hoofdzakelijk opgedragen aan de politie, wel geschiedt en dat er ook somtijds, zoo noodig, wel vruchten wer den afgekeurd en verwijderd. Spr. verwijst in dit opzigt naar het jaarlijksch verslag van Burgemeester en Wethouders, waarin de de afkeuringen van vlcesch en visch en onrijp ooft steeds worden vermeld. De Voorzitter kan aan het door den heer Bruinsma gespro kene nog toevoegen, dat bepaaldelijk door de stads-keurmeesters hieromtrent schriftelijke rapporten worden nitgebragt. Wanneer die bevinden, dat cr iets te koop wordt aangeboden, dat schadelijk voor de gezondheid is te achten, wordt aan Spr. onmiddellijk daarvan kennis gegeven en op zijnen last die voor werpen verwijderd. Dc heer Attema zegt, dat er bij de leden van den Raad om trent bedoelde disschen toch verschil van opinie bestaat. Het eene lid neemt ze in bescherming, een ander daarentegen wil ze verwijderd zien. Nu zou Spr. het wenscltclijk achten, dat de Raad in dezen eene bepaalde begeerte uitsprak. Ook voor den heer Burgemeester acht hij het beter, te weten, hoe dc Raad daarover denkt. Spr. weet wel, dat de beslissing niet tot de attributien van den Raad, maar tot die van den lieer Burgemeester behoort, om voor die uitstallingen eene andere plaats aan te wij zen, doch nu dc commissie van rapporteurs dc opmerking heeft gemaakt aeht hij het noodzakelijk, dat de Raad van zich doe blijken of hij daarmede instemt. Hij stelt daarom voor te be- slüiten „uit te spreken den wensch, dat de uitstallingen van eet- en drinkwaren enz. langs den weg van af de Wirdumerpoortsbrug tot aan de Sociëteit Amicitia, worden verwijderd. De Voorzitter merkt op, dat wanneer men dat beginsel hier wil toepassen, liet dan even goed voor andere plaatsen in dc stad in beoefening zal moeten worden gebragt. Bij het pad, lei dende tiaar de Vrouwenpoort, bij de voormalige Hoekster- en Tuinsterpoortcn en op meer andere plaatsen worden die uitstal lingen eveneens aangetroffen. Spr. zou daarom zwarigheid zien, om juist alleen bij de Wirduraerpoort iets te verbieden, wat men op andere plaatsen toelaat. Bovendien worden daardoor onder scheidene huisgezinnen, die op deze wijze nog een luttel bestaan vinden, daarvan ontroofd. De heer Attema trekt, na het door den Voorzitter aange voerde, het door hem gedaan voorstel in, waardoor de heer Keil- gers, die intusschen het woord had gevraagd, verklaard daar van af te zien. Hoofdstuk VI, afd. Ill, art. la wordt, overeenkomstig het voorstel der commissie met 60U.00 verhoogd en gebragt op f 12,475.00. Art. 1 b—g en art. 2 en 3 derzelfde afdecling en afdeeling IV worden hierna onveranderd aangenomen. Art. 1 der le afd. van hoofdst. VII wordt volgens 't voorstel der commissie vastgesteld op ƒ36,125.20. Art. 2. De heer Bruinsma merkt op, dat de bcgrooting voor het stads-werkhuis nog niet is goedgekeurd hij vraagt of de uitge trokken som behouden zal worden De Voorzitter zegt, dat, zoo noodig, later het uitgetrokken bedrag kan worden gewijzigd. Art. 213 van afd. 1 en art. 1 van afd. II worden vervol gens op liet daarvoor uitgetrokken bedrag vastgesteld. Art. 2 van afd. II. De heer Duparc wensclit naar aanleiding van dezen post in de eerste plaats te vragen, waarom nog steeds niet is voorzien in de betrekkingen van leeraar in de staathuishoudkunde en het boekhouden aan de burger avondschool. Hij weet wel, dat in dertijd ook hiervoor eene oproeping van sollicitanten is gedaan, en dat niemand zich heeft aangeboden, maar dit ontheft nog niet van dc verpligting, om die vakken aan de inrigting te doen onderwijzen. Art. 13 der wet op het middelbaar onder wijs bevat te dien aanzien een gebiedend voorschrift, en het re glement voor dc school is daarmede geheel in overeenstemming. In het verslag der commissie voor het middelbaar onderwijs over 1868 wordt wel het vertrouwen uitgedrukt, dat vóór den aanvang van den nieuwen wintercursus in deze leemte zal wor den voorzien, doch de nieuwe cursus in zonder dat aangevan gen, en de leerlingen blijven verstoken, van het onderrigt in die GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Maandag den 15 November 1869. 167 vakken. Dezelfde vraag geldt, wat de staathuishoudkunde aan gaat, evenzeer voor de burger dagschool, ofschoon, vreerad genoeg, dit vak niet in het programma voor die school is opgenomen, evenzeer ais scheikunde en nog een of meer vakken. Hoe dit is geschied, zou Spr. voor 't oogenblik niet weten op tc lossen, maar het feit bestaat. Spr. acht het onnoodig er op te wijzen, dat «leze toestand in strijd is met het aangehaald wets-artikel, dat even stellig is voor dc dag- als voor de avondschool. Wel laat art. 21 der wet toe, het plan vau inrigting van het onder wijs te wijzigen enz., doch alleen voor niet verpligte scholen, hoedanige echter te Leeuwarden niet bestaan, daar deze gemeen te, met eene bevolking van meer dan 10.000 zielen, valt in dc toepassing van art 14- en dus tot het oprigten van beide scho len gehouden was. Spr. acht dit laatste punt belangrijk genoeg, orn de aandacht er op te vestigen van het geacht lid dezer ver gadering, dat tevens deel uitmaakt van de commissie voor het middelbaar onderwijs. In dc tweede plaats herinnert Spr., dat in het begin de zes jaars door de vereeniging Nijverheid aan den Raad werd ingediend een adres om gratis onderrigt of vermindering van schoolgeld voor zekere klasse van leerlingen. In over eenstemming met de conclusie van Burgemeester cn Wethou ders, vond de Raad voor alsnog geene genoegzame aanleiding aan het verzoek te voldoen doch verklaarde hij zich overigens genegen om, in 'tbelang van eene meer algemeene deelneming aan het gemeentelijk middelbaar onderwijs, zoo mogelijk vóór den aanvang van oen nieuwen cursus, de noodige maatregelen daartoe te nemen. Een nieuwe cursus is inmiddels aangevangen, doch de voorstellen van Burgemeester en Wethouders, die de Raad met het oog op hun rapport had mogen verwachten, zijn nog altoos niet ontvangen. Spr. zou gaarne deze zaak spoedig wen- schcn te zien afgedaan, om, zoo mogelijk, daardoor eene klasse van leerlingen te zien deelnemen aan het onderrigt op de burger dagschool, waarvoor het meer bijzonder is in 't leven geroepen. Wel neemt het getal leerlingen op die school toe cn bedraagt het thans reeds omstreeks 30, doch, is Spr. wel onderrigt, dan zijn het grootcndecls jongelingen uit ecu stand, voor welken de school minder geacht moet worden tc zijn bestemd. Den aan staanden kleinen ambachts- en handwerksman vindt men er slechts schaarsch. En juist deze zijn 't, waarvoor «lc school zoo nuttig kan werken. Vroeger waren die meest op dc stads-leekenschool geplaatst. Het verslag over het laatste jaar van het bestaan dier inrigting wees, gelijk Spr. reeds bij eene vorige gelegenheid de eer had op te merken, aan, dat cr onder dc 120 leerlingen niet minder dan 101 waren, die gratis onderrigt genoten. Wel was dat onderrigt niet te vergelijken met het onderwijs aan de burger dagschool, maar het gaf toch iets, r «lc mindere stand had althans eenig technisch onderwijs. Ook dit heeft nu geheel opgehouden en de bedoelde klasse van jongelingen heeft dus, in stede van te winnen, verloren door de organi satie, die hier door de wet op het middebaar onderwijs is tot stand gebragt. Dc heer Attema zegt, dat de vragen door den lieer Duparc gedaan meer rcgtstrceks tot het eollegic van Burgemeester en IVethouders zijn gerigt. Hij gelooft echter, dat men hem niet van aanmatiging zal beschuldigen wanneer hij die vragen, zoo veel in zijn vermogen is, beantwoordt. De geerde Spr. wees er op, dat er strijd bestaat tusschen de verordening op dc burger dag-en avondschool en de wet op het middelbaar onderwijs. Tc dien aanzien zij opgemerkt, dat ook deze tegenstrijdigheid niet aan de aandacht van de commissie voor liet middelbaar onderwijs is ontgaan. Meermalen is daar over reeds in dc commissie gesproken en is ook zij van het denkbeeld, dat, met het oog op de bepalingen der wet, door de gemeente niet genoeg wordt geleverd. Men heeft dan ook het voornemen opgevat, om te gelegener tijd de noodige voorstellen te doen tot wijziging der gemeentelijke verordening. Wat betreft liet geavanceerde omtrent het onderrigt in de Staathuishoudkunde en liet boekhouden, deelt Spr. mede, dat het bezwaar hieromtrent bestaat in het bedrag van het bij de verordening vastgesteld tractement. Dat tractement is uiterst gering en het zal wel niet mogelijk zijn, om iemand te vinden, «lie op zoodanige bezoldiging dc bedoelde leervakken wil doceren. Nu heeft men zich wel in rapport gesteld met een der leeraren aan de rijks hoogere burgerschool en getracht dezen te bewegen, om tegen genot van het bepaalde tractement de bedoelde leervak ken te onderwijzen, doch dit heeft niet liet gewenschte resultaat gehad. Was men evenwel daarin geslaagd, dan zou deze zwa righeid zijn opgeheven; maar, zooals gezegd, de pogingen van de commissie hebben schripbreuk geleden en tot nu toe heeft men nog niemand kunnen vinden die zich met het bedoelde onder wijs wenscht te belasten. Overigens wenscht Spr., wat dc derde opmerking aangaat, den lieer Duparc in overweging te geven eenig geduld te oefenen. Het is waar, er profiteren thans nog zeer weinig lcc;lingcn van het onderwijs aan «Ie gemeentelijke burger dag- en avondschool, maar, niet minder waar is het, men heeft hier te kampen met vooroordecleu, die tegen bedoeld onderwijs bij sommige ingezete nen bestaan. Bij die menschen staat het denkbeeld vast, om niets anders te lc«;ren dan teekenen. Men koestert echter de hoop, dat die vooroordcelen met der tijd, zoo door gepaste toe spraken als anderzins, zullen worden weggeruimd cr. de ouders hunne kinderen voor alle vakken aan het onderwijs zullen doen deelnemen. De commissie nu heeft wel de bevoegdheid, de leer lingen «Ier avondschool van sommige vakken vrijstelling tc geven, doch daarin is ze uiterst moeijelijk, omdat ze 't peil van 't on derwijs niet wil verlagen en de burger avondschool niet wenscht te maken tot een tweede editie der vroegere tcekenschool. Spr. stelt zich voor, «lat de school spoedig door meer jonge lieden zal worden bezocht en daarmede zal ook het aangeduid vooroordeel gaande weg worden opgeheven. Geduld heeft men echter noodig. Men kan «le zaak niet dwingen. Het maakt overigens voortdurend een punt van zorg bij de commissie uit. Op de vraag: wat moet er worden gedaan, om meer jongelieden van dat nuttig onderwijs te doen profiteren, weet Spr. niet an ders te antwoorden, dan dat men moet hoopen, dat tijd en er varing in het vooroordeel van den ambachtsstand verandering zullen te weeg brengen. Eene andere vraag zou het zijn of hier niet hetzelfde le doen ware als te Groningen, namelijk eene in rigting in 'lieven tc roepen als voorbereidtng voor de burger avondschool. Mogelijk heeft den vorigen Spr. dat ook voor oogen gespiegeld. Spr. vertrouwt met het aangevoerde de gedane vragen te heb ben beantwoord. De Voorzitter zegt den vorigen Spf. dank voor de door hem gegeveue inlichtingen; hij voegt er voorts bij. dat het. eene voort durende bemocijing voor het dagelijksöh bestuur zal blijven uit maken, om deze zaak zooveel mogelijk te bevorderen. Hij ge looft met den vorigen Spr., dat men den tijd zal moeten afwachten. De heer Duparc bedankt den heer Attema zeer voor de ont vangen inlichtingen. Die geachte Spr. heeft hem goed begrepen. Het heeft hem overigens genoegen gedaan tc vernemen, dat de commissie van l*ct middelbaar onderwijs reeds tot hetzelfde in- zigt als Spr. is gekomen, en daarin vindt hij een waarborg, dat de noodige voorziening spoedig zal plaats hebben. Wat intus schen «1e dagschool betreft, zoo gelooft Spr., dat het niet alleen vooroordcelen, maar wel «Iegelijk ook, behalve het schoolgeld, de kosten der leermiddelen zijn, die voor den minderen stand een onoverkomclijken hinderpaal opleveren, om van het hier gcorgu-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1869 | | pagina 6