168 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Maandag den 15 November 1869. niseerrl middelbaar onderwijs eenig nut te trekken. Ongaarne zou ook Spr. het niveau der vereisclite kennis wenschcn te zien dalen. Maar misschien zou men op andere wijze eenigzins aan liet bezwaar kunnen tegemoet komen. Het is geenszins zijn oog merk, wenken te willen geven aan de Commissie voor het mid delbaar onderwijs, uit zulke ervaren mannen samengesteld, maar hij vraagt of liet toch niet eenige overweging zou verdienen, indien men, zonder eenigzins te raken aan het plan van inrigting van het onderwijs, aan de laagste klasse cene paralel-klasse toe- te voegen, speciaal bestemd voor de leerlingen, die Spr. op 't oog heeft, en geheel kosteloos, ook wat «Ie leermid delen aangaat, voor hen toegankelijk te stellen. Op die wijze bleef bet plan van ondenigt voor de school zelve intact, en er geschiedde toch ook iets voor dezulken waarvoor vroeger de stadsteekenschool eenigermate diende, maar die nu, om de aan gehaalde redenen, worden belet van de inrigting in haar geheel te profiteren. Hij vertrouwt overigens dat burgemeester en Wethouders, afgescheiden hiervan, met spoed de voorstellen zul len indienen, waarvan in het antwoord aan <le voreeniging Nij verheid sprake is geweest. De Voorzitter verzekert, dat Burgemeester en Wethouders de gegevcne wenken tot zich zullen nemen. De heer Bloembergen komt op tegen het beweren van den heer Duparc, dat het leergeld en de kosten voor het aanschaffen van boeken hoofdzakelijk de deelname aan het onderwijs in den weg zouden staan. Het is toch van genoegzame bekendheid, dat in deze gemeente, meer dan eenc commissie werkzaam is, om aan die bezwaren, waar noodig, te gerooet te komen en de gelegenheid tot deelname open te stellen, maar Spr. vernam meer d«n eens, dat van de zijde van dusdanige commissie in dien geest voorstellen aan ouders werden gedaan, die men afwees om dat het onderwijs in zijn geheel niet werd gewenschtmen wilde alleen teekenen Iccren, anders niets. Spr. is van oordeel, dat, zal de schooi iets betcekencn, het onderwijs zich niet bij het geven van onderrigt in het tcekenen moet bepalen Men moet er echter niet te veel aanhechten, dat het getal leerlingen voorliet tegenwoordige nog niet hooger is. Het zal var. lieverlede toe nemen naarmate men meer dc strekking van het aan deze school gegeven wordend onderwijs leert kennen en waarderen. Ves tigt men overigens het oog op dergelijke inrigtingen in andere gemeenten, dan lieett men waarlijk nog niet te klagen en zal men er aantreffen waar de deelneming in den beginne vooral nog veel minder bevredigend was, dan zij nu reeds hier is. Art. 2 der lie afd. van hooldst. VII wordt hierna zooals het is uitgetrokken vastgesteld. Art. 3. De heer Asman vraagt of er ook plannen bestaan om de fransche dag- en kostschool voor meisjes tc vergrooten zoo Spr. goed is geinformeerd moet daaraan grootc behoefte bestaan. De Voorzitter zegt, dat het. hem bekend is, dat dc school weinig discipelen meer kan bevatten. Vroeger was dit. eveneens het geval. Men heeft toen eenige uitbreiding aan dc lokalen gegeven, doch thans.is alles weer gevuld. De zaak van de uit breiding der school is trouwens reeds dikwijls besproken, ook met den architect, maar tot nog toe is men tot geen finaal einde gekomen. De verbouwing zal echter vrij wat mocijelijkhedcn in hebben en ook eenc belangrijke som moeten kosten. Het hangt echter veel af van den voortdurefvden bloei der in.igting cn van de hoofdonderwijzeres. De tegenwoordige schijnt wel te bevallen en van daar dan ook, dal van dc gelegenheid tot het houden van kostleerlingen een goed gebruik gemaakt wordt. Spr. is liet eens, dat het groot aantal leerlingen het noodig maakt, middelen te beramen om in dc bestaande behoefte te voorzien. De heer Asman merkt op, dat de school meer dan bezet is hij weet, dat reed9 kinderen zijn afgewezen uit gebrek aan plaats dit behoorde naar zijn oordeel niet plaats te hebben. De heer Jongsma. wenscht te weten, of deze zaak bij het da- geiijksch bestuur in behandeling is. Spr. weet wel, dat men hem zal kunnen tegenwerpen, dat het beter geweest ware dit in de Sectien ter sprake te brengen, maar daartegen moet hij observeren, dat door liet aangevoerde van den heer Asmati meer bepaaldelijk zijne aandacht er op gevestigd is. Het is mogelijk, dat een nieuw gebouw zal moeten worden gesticht en zoo dit waar is, dan Biag.de zaak wei naanwgezet worden overwogen; kan men echter gevoeglijk aan dc lokalen eenige uitbreiding ge ven, dan zou het wenschelijk zijn, dat daartoe zoo spoedig mo gelijk werd overgegaan. De zaak, dat er reeds meisjes moesten worden afgewezen, getuigt niet van eene ordentelijke regeling dit hud niet belmo ren plaats te hebben. Spr. zou daarom gaarne willen weten of het lokaal, dat tegen woordig wordt gebezigd, vergroot kan worden, dan wel of men genoodzaakt is een nieuw gebouw te stichten. De tegenwoordi ge regeling kan althans niet worden bestendigt. Spr. zou ten minste ongaarne zien, dat de Schoolopziener zich genoodzaakt zal vinden om het gebouw af te keuren en te sluiten. De Voorzitter zegt, dat men bij eene vorige verbouwing zich niet voorstelde, dat het getal leerlingen eene zoodanige uitbrei ding zou erlangen. Bestaat er nu wederom behoefte aan vergroo- ting van het gebouw, dan zal dit moeten geschieden door cene bijbouwing, want beneden is niets anders beschikbaar dan de eetzaal. Intusschen zullen de noodrge maatregelen worden geno men, om aan het bezwaar tegemoet te komen. Spr, verklaart voorts, dat hij onbekend was met de fyitón dooi de heeren Asman cn Jongsma aangehaald. Ilij stelt zich daar om voor, na die inlichtingen de zaak op nieuw te onderzoeken De heer Jongsma beveelt deze aangelegenheid in de ernstige zorg van Burgemeester en Wethouders aan. Hierna worden de arlt. 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 ah op het daarvoor uitgetrokken bedrag vastgesteld. Overeenkomstig het voorstel der commissie wordt art. 10 i geroijeerd. Art. 11 cn 12 worden op het uitgetrokken bedrag vastgesteld. Art. 15. De heer van Sloterclijck is na het aangevoerde in dc memo rie van beantwoording nog niet van opinie veranderd, dat .Ie kosten der muziekschool hier op de regte plaats zijn aaugebragt. Hij gelooft, dat dc verplaatsing door de commissie van rap porteurs voorgesteld dient, te worden gevolgd. Burgemeester en Wethouders voeren ook gccne motieven aan waarom de post op de plaats daarvoor door hun collegie aangewezen moet worden behouden. De omschrijving van het hoofdstuk laat naar Spr's wijze van zien ook niet toe, om de kosten van de muziekschool daaronder aan te brengen. Immers die kosten worden niet door eene bij zondere wet aan de gemeente opgelegd. Ware dit het'geval, dan ja zou het hier dc plaats zijn, doch daar dit niet zoo is, vermeent Spr., dat dc plaats door de commissie aangewezen te verkiezen is. Spr. blijft daarom bij zijn gevoelen dat verplaat sing noodig is. De lieer Bloembergen wil erkennen, dat de omschrijving van het hoofdstuk wel eenigermate met het art. in strijd is, doch er zijn onder 't zelfde hoofdstuk wel meer posten opgenomen welke evenmin door eenige wet aan de gemeente worden opgelegd* GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Maandag den 15 November 1869. 169 o. a. de bewaarscholen. Spr. gelooft niet, dat bij eenige wet voorgeschreven is, dat de gemeente verpligt is die scholen erop na te houden. Maar, aangenomen nn, dat de po9t hier üiet in allendcele voegt, dan nog meent Spr. te moeten vragen of het niet zijn nut heeft hem ouder deze rubriek te behouden, 't Is en blijft toch altijd een' post voor kosten van onderwijs en die wor den immers hier alle verantwoord. Spr. gelooft daarom, dat het werkelijk zijn goede zijde heeft, om den post, onder toevoe ging van de omschrijving als door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld, hier geplaatst te laten. De heer van Sloterdijck zegt, dat de door den heer Bloem bergen gemaakte vergelijking met bewaarscholen een schijn van waarheid moge hebben, maar toch kan ze niet opgaan. Immers de 'bewaarscholen worden geheel voor rekening van de gemeente gedreven, terwijl de muziekschool door de gemeente wordt ge subsidieerd. Spr. brengt nog in herinnering, dat onlangs, toen het voor stel tot het verleenen van subsidie behandeld werd, op voorstel van een der leden het woord stedelijke uit een der punten van conclusie is geroijeerd. Met het oog op dat besluit is de be denking van de commissie van rapporteurs gemaakt en op grond daarvan zal Spr. zich ook nu tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders verklaren. Het voorstel van de commissie, om bij eene volgende bcgroo- ting de kosten voor de muziekschool uit te trekken onder boofdst. VIII, afd. III, wordt vervolgens in rondvraag gebragt en mei tier. tegen negen stemmen, die van de hecrcn Westenberg, Du parc, Zeper, Rengers, Bloembergen, Bruinsma, Plantenga, Gor ter en Ooslcrhoff, aangenomen, hebbende dc heer Jongsma even voor dc stemming de vergadering verlaten. Art. 13 wordt hierop op het uitgetrokken bedrag vastgesteld. Art. 14. Overeenkomstig het voorstel der commissie, wordt besloten de zen post in eene volgende begrooting in onderdeden te split sen in maniere als zulks plaats heeft in de begrooting voor de gijmnastiek-coramissie. liet art. wordt overigens goedgekeurd cn aangenomen. Afd. IllVII worden achtereenvolgend goedgekeurd. Waarna om het vergevorderde uur de vergadering door den Voorzitter wordt gesloten. VERSLAG van 't verhandelde ter buitengewone vergadering van den gemeenteraad te Leeuwarden, op Maandag den 15 No vember 1869, 's avonds om 5 uur. Aanvankelyk 16, later 19 leden tegenwoordig. Afwezig dc heeren Plantenga en de With. Voorzitter de heer D. Zeper, die de vergadering op het daar voor bepaalde tijdstip opent. 1. Is gelezen een adres van den heer mr. Jobs. van der Veen, procureur alhier, dd. 15 November 1869, houdende verzoek, te willen goedkeuren de door hem bij zijn adres overgelegde teeke- ning van een op het door hem uangekocht perceel no. 19 van het voor dc uitbreiding van 't bebouwd gedeelte der gemeente besterad terrein te stellen hek, of, zoo de Raad zich eventueel niet kan vereenigen met de door hem in zijn adres ontwikkelde zienswijze omtrent de bebouwing van even bedoeld perceel, hem alsdan dispensatie te verleenen van de verpligting, om op meer gemeld perceel no. 19 een huis te bouwen cn hem toe te staan de afscheiding van het bouwterrein tusschen de perceelen no. 18 cn 20 te bewerkstelligen door een ijzeren hek volgens gemelde teckening. In handen van Burgemeester en Wethouders ten fine van be- rigt en road. Bijvoegsel tot de Provinciale Friesche Courant. 2. Aan de orde is dc verdere behandeling var. de onlwerp- begrooting der inkomsten en uitgaven dezer gemeente, voor de dienst 1870, waarmede men genaderd is tot hoofdstuk 8 der uitgaven. Hoofd91. 8, afd. I, artt. 1, 2 en 3a worden op het daarvoor uitgetrokken bedrag vastgesteld. Art. 34. De heer van Sloterdijck geeft in overweging dit art. aan te houden tot na de vaststelling van het bedrag der ontvangsten voor verkochte vastigheden. De heer Bloembergen ondersteunt dit voorstel Hiertoe woidt buiten beraadslaging besloten. Vervolgens worden art. 4 van afd. I, afd. II en III van hoofdst, VIII en hoofdst. IX buiten beraadslaging onveranderd aangenomen. Hoofdst. X en XI worden aangehouden tot na de vaststelling der ontvangsten. Ontvangsten. Hoofdst. I en afd. I III van hoofdst. II wor den achtereenvolgend aangenomen. Afd. IV, art. 1, wordt aangehouden tot na de vaststelling van alle uitgaven. Afd. VVII en art. 110a van afd. VIII worden onveran derd aangenomen. Ait. 104 wordt, overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders, verhoogd met 200.00 cn vastgesteld op 350.00_ Art. 10 cI, II en 12 worden achtereenvolgend goedgekeurd, gelijk ook art. laq van hoofdst. III. Aangaande de onderdeden ru van art. 1 wordt door den heer Blima gevraagd of er voornemen bestaat om de daar bedoelde perceelen te verkoopen. De Voorzitter antwoordt toestemmend men is echter daar over nog in correspondentie met voogden van het St. Anthonij Gasthuis en wanneer die ten einde geloopen is, kunnen de pei- ceelen verkocht worden. Dc heer Bnma merkt op, dat voor het perceel bedoeld hij art. 1m toeti eene som kan worden uitgetrokken dat perceel mag immers niet verkocht worden. De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders naar aanleiding van de opmerking der commissie, voorstellen dien post op 200 uit te trekken. Artt. Irt worden hierop voor memorie en art. 1 w, overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders, op f 200.00 gesteld. Art. lw en 2ah worden daarna aangenomen. Bij art. 2i wordt door den Voorzitter opgemerkt, dat de oude Infirmerie nog in den loop van het dienstjaar ter verkoop zal worden aangeboden. Artt. 2is worden vervolgens goedgekeurd. Art. 3. De Voorzitter stelt voor het uitgetrokken bedrag voor pacht van den Prinsentuin voor 's hands, in afwachting wat de publieke verpachting zal opleveren, op het voorgestelde cijfer te behouden. Dienovereenkomstig wordt besloten en art. 3, zoomede artt. 4 en ba goedgekeurd. Art. 54. Dc Voorzitter kan bij de door Burgemeester en Wethouders op dezen post gegevene beantwoording nog voegen, dat de som juist niet wegens de verbetering van den weg van de Vrou- wedpoorts- naar de Harlingervaartsbruggen zoo is geraamd, ona- 46

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1869 | | pagina 7