GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zittingen van Donderdagen den 25 Nov. en 9 December 1869.
Noord, adjunct commies 2e klasse ter Secretarie dezer gemeente,
in het bijzonder belast met het aanhouden van 't bevolkingsre
gister, door heeren Burgemeester en Wethouders, tegen genot
cener nader door hun collegie te bepalen bezoldiging, worde aan
gewezen als aansprakelijk agent, belast met de hoofdleiding der
aanstaande algemeene volkstelling in de gemeente.
De Voorzitter sluit hierop de vergadering.
VERSLAG van het verhandelde ter vergadering
van den Gemeenteraad te Leeuwarden,
op Donderdag den 9 December 1869.
Aanvankelijk 15, later 20 leden tegenwoordig.
Afwezig de heer Plantenga. Voorzitter de heer D, Zeper, die,
na de vergadering op het daarvoor bepaalde tijdstip te hebben
geopend, mededeelt, van den heer Plantenga kennisgeving te
hebben ontvangen, dat hij door ongesteldheid verhinderd wordt
deze vergadering bij te wonen.
1. Is gelezen en onveranderd vastgesteld het genotuleerde
van 't verhandelde ter vergadering van den 25 November jl.
2. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van Burge
meester en Wethouders, om aan eene Raads-coramissie van vijf
leden op te dragen een naauwkeurig onderzoek in te stellen op-
zigtens hetgeen ter verbetering zoo van het lager als van het
gemeentelijk middelbaar ouderwijs in deze gemeente zal dienen
te geschieden.
Ter visie, om in ccnc volgende vergadering tc worden behandeld.
3. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van Burge
meester en Wethouders, aangaande eene aan hun collegie gerig-
te missive van de Nederlandsch Israëlitische Godsdienstige
Schoolcommissie voor het synagogaal ressort van Leeuwarden, dd.
26 October jl, no. 223, waarbij wordt kennisgegeven, dat zij ge
negen is, om het thans als Israëlitische armenschool bij haar
in gebruik zijnd gebouw aan den Wisjesdwinger alhier, na het
einde des loopenden jaars, als wanneer dc tegenwoordige huur-
tijd expereert, op nieuw voor den tijd van drie jaren of langer
van de gemeente in huur te nemen, op de bestaande voor
waarden.
Ter visie, als boven.
4. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van Burge
meester en Wethouders op het bij besluit dezer vergadering van
den 14 October jl., no. 8, ten fine van berigt en raad, in hun
ne handen gesteld adres van den heer Teunis de Jager, lijn-lu-
specteur van 's Rijkstelegraaf, wonende alhier, dd. 26 Septem
ber tc voren, houdende verzoek, dat hij moge worden ingelicht
of zijn aanslag in de plaatselijke directe belasting op het inko
men ten behoeve dezer gemeente, over het jaar 1869, in over
stemming is met het bedrag van 't door hem genoten wordend
inkomcu of zoo blijken mogt, dat in de schatting van zijn
inkomen dwaling bestaat dien aanslag te verlagen met een
zoodanig bedrag als de billijkheid zal vorderen.
Ter visie, als voren.
5. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van Burge
meester en W7ethouders, in betrekking tot het bij raadsbesluit
van 28 October jl., no. 5, om berigt en raad aan hun collegie
gerenvoijeerd adres van B. O. van der Veen alhier, dd. 19 Oc
tober te voren, het verzoek bevattende hem te ontheffen van de
betaling van zijnen aanslag in de plaatselijke directe belasting
op het inkomen ten behoeve dezer gemeente, over het dienst
jaar 1869.
Ter visie, als voren.
6. De Voorzitter brengt ter tafel een concept besluit tot af
schrijving van den post voor onvoorziene uitgaven der begroo
ting, dienst 1869, wegens uitgaven die hare omschrijving niet
op de bcgrooting vinden en waarvan het bc<frag als buitenge
wone uitgaaf in de rekening van den gemeente-ontvanger zal
worden verantwoord.
Ter visie, als voren.
7. Is ter tafel gebragt cn gelezen eene missive van heeren
voogden van het nieuwe stads weeshuis alhier, dd. 30 November
jl., no. 35, houdende verzoek, om raagtigiug tot wijziging der
begrooting van die instelling, voor het jaar 1869.
In handen eener commissie bestaande uit de heeren Westen
berg, van Sloterdijck en Buma.
8. Is ter tafel gebragt en gelezen eene missive van de com
missie van toezigt over het stads werkhuis alhier, dd. 4 Decem
ber jl., no. 199, strekkende ter beantwoording der aan die com
missie gedane uitnoodiging, om den Raad te willen dienen van
toelichting op dc voorgedragen bcgrooting harer a Iministratie,
over het dienstjaar 1870, bepaaldelijk wat aangaat den post van
vermoedelijk verlies op de fabriek en dien van dc premiën of
toelagen op de arbeidsloonen, of wel, deze posten, bijaldien daar
tegen bij haar gcene gewigtige bedenkingen mogten bestaan, tot
een cijfer terug te brengen dat in meerdere evenredigheid staat
tot hetgeen in de laatste dienstjaren op die onderwerpen is
geleden.
In handen van de commissie ad hoe, bestaande uit de heeren
Bloembergen, Suringar en Qosterhotf.
9. Is ter tafel gebragt en gelezen een adres van den fun
gerend directeur der algemeene begraafplaats alhier J. H. Menkema,
dd. 7 December jl., houdende, om daaibj aangevoerde redenen,
verzoek, hem te willen benoemen tot directeur van de algemeene
begraafplaatsen in deze gemeente.
In handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van be
rigt en raad.
10. Is ter tafel gebragt en gelezen een adres van bewoners
van het einde van 't Noordvliet, bij de Poppebrug alhier, dd.
30 October jl., houdende verzoek, dat eene voldoende verlich
ting moge worden aangebragt op het daar ter plaatse onlangs
verbeterde voetpad.
In handen van Burgemeester cn Wethouders, ten fine van
beschikking.
11. Zijn gelezen cn voor notificatie aangenomen
a. eene missive van mevrouw S. A. HulshoffSijbrandi, dd.
29 November jl., bcrigtende de aanneming der op haar uitge-
bragte herbenoeming van voogdes van 't nieuwe stads weeshuis
b. als boven van den heer S. Draisma van Valkenburg, dd.
30 November jl. en van den heer rar. A. Bloembergen, dd. 7
dezer, houdende kennisgeving van de aanneming der op hen
uitgebragte benoeming tot voogden der stads armenkaraer;
c. als boven van dèn heer mr. Herman Albarda, dd. 26 No
vember jl., daarbij mededeelendc, dat hij de op hem uitgebragte
herbenoeming tot lid der commissie van toezigt op de scholen
van middelbaar onderwijs in deze gemeente aanneemten
d. als boven van den heer G. de Chateau, dd. 7 dezer, hou
dende kennisgeving, dat hij bereid is de betrekking van lid der
plaatselijke schoolcommissie alhier tc aanvaarden.
12. De Voorzitter deelt mede, dat van dc ingeschreven
sommen op de lecning groot 37,000.00, zijnde 't restant van
die groot f 53,000.00, zijn aangenomen
Van den heer H. T. v.Gelder/ 9000, tegen den koers van 100'/8 pet.
de heeren A. Bloember
gen en Zonen 3000, 100y,c
en 12,000, 100
I mfumr1'
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 9 December 1869.
179
Van de heeren Gebr. Mispel
blom Beijer
't bestuurderonderlinge
brand waarborgmaatschappij
te Leeuwarden
de heeren Gebr. Gratama,,
terwijl voorts noy
1000, tegen den koers van 100 pet.
5000, 100
7000, 100
was ingeschreven voor
3500 tegen den koers van 100 pet,
5000 993/#
3O00 990
Aangenomen voor notificatie.
13. Wordt in behandeling genomen het in de vorige verga
dering door den heer Duparc gedaan voorstel, om eene commis
sie van drie leden te benoemen, met opdragt te onderzoeken,of
cn zoo ja, welke voorwerpen in deze gemeente worden gevonden,
die tot nu toe door bijzondere personen zijn onderhouden, doch
waarvan het onderhoud, krachtens art. 231 der gemeentewet, ten
laste der gemeente behoort te komen, cn van den uitslag hier
van verslag tc doen.
De heer Bloembergen zegt, dat het mandaat, hetwelk de ge
ëerde voorsteller blijkens zijn voorstel aan de te benoemen com
missie wenscht gegeven te zien, hem voorkomt van te verregaande
strekking te zijn. Hij gelooft, dat het voorstel in verband staat met
het onlangs voorgevallene omtrent de Jelsumervaart, en kan hij zich
voorstellen dat men, in verband hiermede, nu rede vindt na tc
gaan of ook andere vaarten in de gemeente ten aanzien van de
vcrpligiing tot onderhoud in hetzelfde geval verkeeren. Om nu echter
het onderzoek ook tot andere voorwerpen uit te strekken, in zoo al-
gemcenen zin als de voorsteller schijnt te bedoelen, acht Spr. min
der geraden. Immers er bestaan vrij zeker onderscheidene ob
jecten, bedoeld bij art. 230 en 23L in dc gemeente, die tot nu
toe door particulieren zijn onderhouden, en waarover nog wel
eens twijfel kan rijzen of en in hoeverre zij als aan de gemeente
of aan anderen behoorende moeteu worden beschouwd, en de
verpligting tot onderhoud al of niet op deze laatslen rust. Dit
moet zich na verloop van tijd en naar gelang van omstandighe
den openbaren. Wordt daarvoor eene commissie benoemd, dan
wordt deze belast met een onderzoek, dat niet zoo zeer in 't be
lang der gemeente, als in dat van de betrokken onderhoudplig-
tigeu is. Spr. gelooft, dat dit niet noodzakelijk is; wanneer de be
langhebbenden grond vinden voor de meening, dat zij niet meer
onderhoudpligtig zijn komen ze wel van zelf. Overigens meent
hij, dat het eene zeer moeijclijke commissie zal zijn mogelijk
dat de geëerde voorsteller hieromtrent wel cenige ophelderingen
kan geven.
De heer Attema wenscht zich in dezen te scharen aan de zij
de des vorigen Spr's. Hij doet hulde aan het voorstel van den
heer Duparc, doch hij vindt dat het te ver gaat, om een
onderzoek in te stellen, dat eigenlijk strekt in 't belang van som
mige ter zake betrokken peisoneu. Hij gelooft, dat het veel
beter is de zaak haar gang te laten gaan, daar men zich wel
overtuigd inag houden, dat de belanghebhcnden zullen opkomen
wanneer zij vermcencn niet langer onderhoudpligtig tc zijn.
Spr. ziet de noodzakelijkheid niet in, om eene commissie in
leven te roepen, alleen ten behoeve van particulieren en wil af
wachten den tijd, tot dat deze zich zelf bij het gemeentebestuur
aanmelden. Bovendien komen dergelijke zuken als onlangs met
de Jelsumervaart het geval was zeer zelden voor, Spr. althans
kan zich, zoo lang hij lid van den Raad is, zoodanig geval niet
herinneren. Hij gcloolt, dat het niet noodzakelijk is een onder
zoek in te stellen.
De heer Duparc wil niet ontkennen, dat zijn voorstel vooral
in het belang der particulieren strekt, maar juist het gevoel van
billijkheid heeft hem in deze zaak geleid. Hij vindt het niet
roijaal van een gemeentebestuur, om particulieren, die somwijlen
geheel onwetend op dit punt zijn, langer met het onderhoud van
pcreeclen te belasten, waartoe regtens de gemeente gehouden is.
De bepaling van art. 231 der gemeentewet is reeds veel te
lang buiten toepassing gebleven. Uit dc geschiedenis van art.
231 heeft men wel willen bewecren, dat er voor Friesland eene
uitzondering was gemaakt, maar het hoogst regteriijk collegie
heeft, met het oog op de duidelijke en uitdrukkelijke bewoordin
gen des artikels, in anderen zin beslist. Het reeds wrakke en
vermolmde gebouw is daardoor, als ware het, geheel ingestort.
Spr. vraagt, wat zal het geval worden, als de zaak zoo gela
ten wordt in den tegenwoordigen toestand Dan zal men telkens,
wanneer aan een of ander voorwerp herstellingen of onderhoud
noodig zijn, even als met de Jelsumervaart heeft plaats gehad,
gecommitteerden benoemen, die, nadat het werk is verrigt, ecu
kohier van omslag opmaken dat daarna ter visie wordt gelegd.
Bij de bekendheid die 's llaads besluiten omtrent de Jelsumer
vaart heeft verkregen, zullen de reclames echter niet uitblijven,
en dan zalmen al weder tot intrekking van het kohier moeten over
gaan. Spr. wil dien weg niet op, maar een breeden, koninklij
ken weg betreden. Hij heeft dezer dagen al de leggers van
onderhoudpligtigheid in deze gemeente nagegaan, zij vormen
eene ware staalkaart. Hier is het de gemeente, echter geenszins
als publiek regteriijk ligebaara, maar als privaat persoon die on
derhoudt, daar een geheel andere gemeente (Tietjerkstcradeel),
elders omlerhoudpligtigen, nu eens wegens <1 ierschutting, dan voor
watcrlossing, weder in een ander geval wegens opvaart of reed,
al naar mate van lengte of grootte der landen. Spr. zou nog
veel meer hierover kunnen uitweiden, 't zij echter genoeg te weten,
dat deze leggers vcrpligtingen voor particulieren bevatten, om de
vreemdsoortigste redenen, altijd met het oog op art. 231. Waar
men nu eens heeft aangenomen, dat de wet duidelijk spreekt,
althans zich heeft nedergclegd bij de door den regter daaraan
gegeven uitlegging, moet men niet ter halverwege blijven staan,
maar voor goed table rase maken.
De heer Rengers wenscht met een enkel woord het voorstel
van den heer Duparc te ondersteunen. Aanvankelijk stemde hij
overeen met het gevoelen van den heer Attema, maar later is
ook hij tot de zienswijze gekomen, dat de gemeente door de
zaak lijdelijk af te wachten, in eene valsche positie tegenover de
belanghebbenden wordt geplaatst.
Wat toch zal daarvan het gevolg zijn Spr. verwacht dat
men dan den weg zal volgen zoo even door den heer Duparc
aangewezen, dat het gemeentebestuur volgens de leggers bIs van
ouds de onderhoudpligtigen zullen oproepen, dat gecommitteer
den worden benoemd cn een kohier van omslag opgemaakt, ter
wijl eindelijk nadat men het bestuur stil heeft latea handelen,
eerst bij de invordering verzet zal plaat9 hebben.
Zoo is nagenoeg de loop van zaken geweest bij de slatting van
de Lemsterrien en men weet in welke ongelegenheid de gemeente
Lcmsterland daardoor is gekomen. Ofschoon het nu wel niet
tc voorzien is, dat in deze gemeente zich zoodanig geval zal
voordoen, acht Spr. het toch wenschelijk, dat tijdig maatregelen
worden genomen om dergelijke zaken te voorkomen.
De heer Dirks kan het denkbeeld van den heer Duparc on
dersteunen. Dezen zorner is de Jelsumervaart geslat. Van dc
kosten daarvan is een kohier opgemaakt, doch de onderhoud
pligtigen zijn, tengevolge van eene ter zake ingediende reclame,
van de betaling vrijgesteld.
Ook heeft in dit jaar plaats gehad de slatting van de Molen-
sloot. Tegen het daarvan opgemaakt kohier zijn echter gcene
reclames ingediend, waarom het is goedgekeurd en de onder
houdpligtigen verpligt zijn hunne aanslagen te betalen.
Spr. gelooft, dat ook die sloot valt onder de voorwerpen van
vfl.