180 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 9 December 1869. onderhoud door den heer Duparc bedoeld en dat het onderhoud daarvan eveneens ten laste der gemeente behoort te komen. Daardoor heeft men dus twee verschillende toestanden verkregen. De onderhoudpligtigen van een voorwerp op eenigen afstand van de gemeente gelegen zijn van de betaling vrijgelaten, terwijl die van dergelijk iets in de onraidellijke nabijheid gelegen daartoe zijn verpligt. Het gevolg daarvan is, dat die rccnschcn iets ter goeder trouw hebben betaald waartoe zij regtens niet gehouden waren. Later echter worden deze ook wakker. Zij zullen zich derhalve niet langer met het onderhoud bemoeijen en daardoor zul eene stagnatie in den afvoer van water worden veroorzaakt. Op grond hiervan acht Spr. het wenschelijk, dat een onderzoek worde ingesteld. De heer Bruinsma wil gaarne toestemmen, dat de taak aan de commisic op te dragen zeer mocijelijk is, maar toch acht hij het rationeel dat daartoe worden overgegaan. De heer Attema heeft gezegd, dat hem zoodanig geval als nu heeft plaats gehad niet bekend is. Spr. brengt in herinnering de slatting van de Noordergracht dezer gemeente. Hij wil er voorts nog op wijzen, dat onlangs, uit overweging dat de slattingskosten der Jelsumervnart door de omlerhoud- pligtigcn werden betaald, door deze vergadering voor de verwij ding van de tot die vaart toegang verlccnende brug, cenc bij drage is toegestaan. Regtstrecks was de gemeente daartoe niet verpligt. Tiet was dus alleen eene vrijgevigheid van den Raad. De vraag zou echter zijn of onder de tegenwoordige omstandig heden die bijdrage zou zijn verleend. Naar aanleiding van 't aan gevoerde zal Spr. zich dan ook met voorstel van den heer Duparc vercenigen. De heer Jongsma gelooft, dat de gtheelè kwestie neerkomt hierop of men in het algemeen dan wel bij iedere voorkomende gelegenheid zal uitspreken, dat de ondcrhoudpligtigcn niet ge noodzaakt zijn den omslag te betalen. Het kan echter, na dc stemming over het rapport;, betreffende het kohier van slatting- kosten der Jclsumcrvaart, niet meer twijfelachtig zijn hoedanig de Raad over art. 231 der gemeentewet denkt. Spr. gelooft, dat het voorstel van den heer Duparc aanbeveling verdient, vooral met het oog op de positie van het Dugelijksch Bestuur in dezen, Het zal bij iedere voorkomende gelegenheid met re clames worden lastig gevallen, waardoor het vele rnocijclijkhedon ondervindt, terwijl, voor 't geval geene reclames inkomen, door hetzelve kennisgevingen moeten worden rondgezonden tot beta ling van iets, waartoe naar hetzelfs overtuiging de betrokken personen niet verpligt zijn. Spr. kerft echter nog andere geval len. Hij weet, dat er onderscheidene menschel) worden aange troffen, die, voor dat ze hunne reclame indienen, het hoofd des gemeentebcstnurs daarover gaan raadplegen. Wat zal nu dat hoofd in zoodanig geval zeggen Niets anders dan dat de Raad op de reclame van den heer Wichers heeft besloten de slattingskosten «Ier .Telsumervaart niet in te vorderen. Bovendien kunnen er nog andere mocijelijk heden bestaar.. Er zijn ook menschen die, onkundig met het regt., hunnen aanslag betalen. In dat geval nu, zou er naar Spr's raecning 9prake kunnen zijn van teruggave van het betaalde; uithoofde de be doelde porsoon niet tot voldoening daarvan verpligt was. Op deze gronden kan Spr. het voorstel van den heer Duparc ondersteunen. De heer Dlipa,rc zegt, dat rlc heer Jongsma zeer juist heeft opgemerkt, dat bet hierop aankomt art. 231 der gemeentewet in het algemeen, dan wel telkens hij voorkomende gelegenheden toe te passen. Spr. gelooft intu&schen, dat door de aanneming van het rapport der commissie orntrent dc Jclsumcrvaart reeds ten algemeen beginsel is uitgesproken. Daarin toch leest men: „dat de onderhoudpligtiheid als van ouds, naast de bepaling van art. 231 der gemeentewet, niet bestaanbaar schijnen en er uit dien hoofde in den laatsten tijd dan ook meermalen tegen hare uitvoering verzot is gerezen hetwelk bij herhaling door den regtcr gegrond is verklaard." Hoewel het rapport een speciaal voorwerp betrof, gelooft Spr. toch, dat in de aangehaalde zinsnede een algemeen beginsel i3 weggelegd. Bovendien zegt Spr. kan de gemeente Leeuwarden er aan den anderen kant ook door worden gebaat, omdat sommige door hem bedoelde voorwerpen van onderhoud, die zij nu bijna geheel ten haren laste heeft, gedeeltelijk althans in andere gemeenten zijn gelegen. Indien het toch vast staat, dat op zulke voorwerpen van publiek regterlijken aard art. 231 der gemeentewet toepas selijk is, dan kan er later ook geen sprake zijn, dat de ge- ineeete Leeuwarden tot het onderhoud daarvan verpligt, in zoo ver ze in andere gemeenten zijn gelegen. Spr. wil nog op een antecedent wijzen. In dc jongste zomer vergadering der Provinciale Staten is het. bedoelde pint ampel besproken en in overeenstemming met het voorstel van Gedepu teerde Staten heeft dat ligehaam uitgesproken, dat <le tegen woordige toestand niet meer houdtbaar is, dat private personen, noch de private erven, staatsregtelijk, meer kunnen worden be- belast met het onderhoud der gemeentelijke werken. Nu bij dat eollegie is erkend, dat door de gemeenten zelve zoodanige voor werpen moeten worden onderhouden, meent Spr. dat du Raad van Leeuwarden zich niet om de moeijelijkheden der taak moet laten afschrikken, om in zijne gemeente een onderzoek ter zake te doen instellen. Spr. herinliert ten slotte dat voor eenige jaren mede krachtens besluit van den Raad, door Burgemeester cn Wethouders een onderzoek is ingesteld omtrent de verpligting tot onderhoud van in de gemeente aanwezige straten, wegen cu pleinen. Aan dat onderzoek waren eveneens moeijelijkheden verbonden, doch de Raad heeft zich daardoor niet laten afschrikken van dc opdragt aan het Collegie van Dagelijksch Bestuur. Nu het onderzoek uit het midden van den Raad zal geschieden, moet hij er te minder voor terugdeinzen. Het rapport ter genoemde zake uitgebragt zal aan dc te benoemen commissie bovendien wclligt ten leid draad kunnen strekken, waardoor hare taak alzoo van zelf reeds eengzins verligt wordt. Het voorstel hierop in rondvraag gebragt zijnde, wordt met zestien tegen vier stemmen, «1 ie van de hceren de With, Attema, Suringar en Bloembergen aangenomen. De heer Attema wenscht in overweging te geven do bcuoeming der commissie aan den Voorzitter over te laten. Ilij gelooft, dat het reglement van orde aan den Voorzitter de bevoegdheid toe kent om de leden der hier bedoelde commissie aan te wijzen. De Voorzitter acht het beter dat de Raad zelf de benoeming doet, omdat het eene commissie van nog al eenige betcekenis is. Hierna tot de benoeming bij geslotene briefjes overgegaan zijnde is de uitslag der eerste stemming geweest, dat waren uitgebragt op den heer Dnparc 19 stemmen, de hecren Dirks, van Sloter- dijck en Rengers ieder 8, den heer Jongsma 5, den heer van Eijsinga 4, de heeren Wiersma en Buma ieder 2 en de heeren Attema, Bruinsma, Oosterholf" en Bloembergen ieder 1 stem, zoo dat dc heer Duparc met meerderheid van stemmen tot lid der commissie is benoemd g-eworden. De heer Dil'ks zegt hierna, dat hij gaarne van dc commissie geëxcuseerd wenscht te worden, omdat hij eenigzins belangheb bende in deze zaak is. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN, '/.i Bij de opvolgende tweede stemming waren uitgebragt op den heer Rengers 13 stemmen, den heer van Sloterdijek 10, den lieer Dirks 8, den heer van Eijsinga 5, den heer Jongsma 2 en op dc hecrcn Buma en Wiersma ieder 1 stem, weshalve bij deze stemming de heer Rengers als lid der commissie is aangewezen. Vervolgens overgaande tot eene herstemming tusschen dc beide leden, de hecrcn van Sloterdijek en Dirks, die na der. heer Rengers bij dc tweede stemming de meeste stemmen hadden be komen, is daarvan de uitslag geweest, dat op den heer van Sloter dijek 11 cn op den heer Dirks 9 stemmen waren uitgebragt, zoo dat ccrstgeraclde als lid der commissie is benoemd geworden en zij dientengevolge zul bestaan uit dc heeren A. Duparc, mr. W. J. van Weideren baron Rengers en mr. J. L. van Sloterdijek. 14. Aan de orde is de benoeming van een' ontvanger dezer gemeente, in plaats van den heer J. 1). Simon, die op zijn daar toe gedaan verzoek, met 1 January 1S7U eervol uit die betrek king zal worden ontslagen. Tot die benoeming bij geslotene briefjes overgegaan zijnde, is dc uitslag van de ter zake gehoudcue stemming geweest, dat waren uitgebragt op den heer II. Bcucker Andrem 10 stemmen, den lieer mr. D. van der Veen 6, den heer mr. P. A. Bergsma 3, cn den heer W. T. Smeding 1 stem. Geen der betrokken personen dc volstrekte meerderheid van stemmen verkregen hebbende, wordt tot eene tweede geheel vrije stemming overgegaan, waarvan de uitslag is geweest, dat de heer II. Beucker Andreas 11 stemmen, de heer mr. D. van der Veen 8, en de heer mr. P. A. Bergsma 1 stem, hebben beko men, zoodat de lieer Ilajonidcs Beucker Andre® met volstrekte meerderheid van stemmen tot ontvanger der gemeente Leeuwar den is benoemd geworden. De heer Attema verlaat dc vergadering. 15. Overgegaan zijnde tot de benoeming van een hulponder wijzer in eene der openbare lagere scholen in deze gemeente om voorloopig als zoodanig werkzaam te zijn in de armenschool no. 3, is de uitslag van de gehoudenc stemming geweest, dat An- tonius Jacobus Jlogenhuis, hulponderwijzer te Leeuwarden, met ulgcmcene (19) stemmen voor de onderwerpclijke betrekking is ■benoemd geworden, 16. Wordt in behandeling genomen het in de vorige verga dering ter tafel gebragt voorstel van' Burgemeester en Wethou- houders, aangaande het den 26 November des vorigen jaars, ten line van berigt cn raad in hunne handcr. gesteld adres van F. de Vries, hoofdonderwijzer aan de le tusschenschool 2e klasse in deze gemeente, het verzoek bevattende, om het gebouw der voormalige Infirmerie in dc Kleine Kerkstraat alhier voor eene onderwijzerswoning in te rigten [en die aan hem adressant ter bewoning af tc staan. Dc vergadering, met dc conclusie van dit voorstel instem mende, heeft builen beraadslaging met eenparige stemmen besloten lo. aan don adressant F. de Vries te kennen te geven, dat dc Raad aan 't in der tijd door hem gedaan verzoek, om 't ge bouw der oude Infirmerie in de Kleine Kerkstraat alhier, na daarvoor te zijn ingerigt, aan hem en zijn gezin ter bewoning af te staan, niet kan voldoen, omdat dat gebouw eerlang zal worden verkocht, doch hem met 12 Mei 1870 ontslaat van de verpligting om de thans hem aangewezen huizinge te bewonen cn hij dus met dat tijdstip in 't genot wordt gesteld van de bij de betrekkelijke verordening bepaalde toelage wegens vergoeding voor huishuur ten bedrage van twee honderd vijftig gulden (250.00.) 2o. aan den hoofdonderwijzer der 2e armenschool in deze ge meente, S. Flietstra, te kennen tc geven, dat met 12 Mei 1870 Bijvoegsel tot de Provinciale Friesche Courant. ting var. Donderdag den 9 December 1869. 181 aan hem ter bewening wordt aangewezen de in de onmiddellijke nabijheid van de voor zijne school bestemde localen gelegen hui zinge, thans bij den hoofdonderwijzer der le tusschenschool 2e klasse in bebruik en in verband daarmede alsdan ophoudt 't ge not der tot dus ver aan hem uitgekeerde toelage wegens ver goeding voor huishuur ten bedrage van twee honderd vijftig gul den 250.00.) 17. Wordt in behandeling genomen liet in de vorige verga dering ter tafel gebragt voorstel van Burgemeester en Wethou ders, om aan de stadsbank van leening alhier in eigendom over te dragen de aan de gemeente Leeuwarden tocbehoorcnde hui zinge met pakhuis en erf staande er. gelegen in dc Heerestraat alhier, thans bij de bank in gebruik. De vergadering, zich met de conclusie van dit voorstel vcrcc- nigeiule, besluit buiten beraadslaging eenstemmig aan dc stadsbank van lcening tc Leeuwarden in eigendom over te dragen de aan de gemeente Leeuwarden toebclioorcnde huizinge met pakhuis cn erf, staande cn gelegen in dc Ilccre- straat aldaar, in de schrifturen van het kadaster bekend in die gemeente, sectie B, nummer 1559, ter grootte van vier arcs en en vierentachtig eentiares cn nummer 682, groot achtenveertig ceuiiares, thans reeds bij de bank in gebruik, tegen betaling dei- werkelijke waarde waarop die vastigheden zullen worden geschat door twee deskundigen, waarvan door de commissie van admini stratie een en door hceren Burgemeester en Wethouders dezer ge meente één zal worden benoemd, met toevoeging, in cas van verschil, van één derden door den heer regter in het kanton Leeu warden aan te wijzen, onder aftrek evenwel eener som van zes duizend tachtig gulden (6080.00) zijnde vier vijfde gedeelten van 't bedrag der kosten in der tijd door de bank voor dc ver bouwing der loealen besteed, onder voorwaarde: a. de koopsom moet worden betaald in een termijn bij de vertcekening der in dezen notarieel op te maken acte b. de levering van 't verkochte heeft plaats en de aanvaar ding daarvan geschiedt bij de overschrijving der koopacte in de openbare registers, van welk tijdstip af de hoed en noed bene vens 't onderhoud op de koopcrschc overgaat c. alle belastingen, lasten en contributiën, van welken aard of onder welke benaming ook waarmede de verkochte vastighe den bereids mogten zijn belast, of die daarop uit welke oorzaak of onder welke benaming ook nog mogtort worden gelegd, blij ven tot den eersten Januarij 1800 zeventig voor rekening en ten laste van de gemeente verkoopersche en moeten van dat tijdstip af door de koopersche worden gehoed en gedragen d. de koopersche zal 't gekochte moeten ontvangen zoo goed en kwaad zoo groot en klein als 't moge wezen en in zoo- danigen staat en toestand als waarin 't zich thans bevindt met alle daaraan verbonden lusten lasten actiën heerschende en lijdende erfdienstbaarheden, speciaal ook die welke zijn vermeld in de ten jare 1845 tusschen 't gemeentebestuur van Leeuwarden en de hceren Jente Wijbrandi cn Ilcerke Gradinus Veersema, blijkens daarvan aanwezige onderhandsclie actenachtereen volgens gesloten overeenkomsten, massaliteiten, bezwaren van on derhoud, regten en verpligtingen cn wat van dien aard meer moge zijn alles als van ouds, zonder dat de koopersche eenig verhaal tegen de verkoopersche zal kunnen uitoefenen, 't zij we gens onvolledige of verkeerde omschrijving, 't verzwijgen van zigt- barc of onzigtbarc cn verborgen gebreken, 't zij wegens- misstel lingen in de kadastrale indeeling of de opgave van de inhouds- grootte der perceelen, belovende de gemeente, verkoopersche, geene andere vrijwaring als voor den eigendom van 't gekochte, indien de koopersche daarin raogt worden gestoord e. aan de koopersche wordt tot wederopzeggens toe vergun ning verleend, dc nevens't gekochte gelegen steeg, welke 't eigendom 49

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1869 | | pagina 2