ff 1 m 186 GEMEENTERAAD IE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 16 December 1869. van het toezigt op de brug. Veel beter is het, om do commu nicatie weder te herstellen. Wel zou Spr. het van belang ach ten, dat er een onderzoek werd ingesteld naar den toestand van de overige bruggen in deze gemeente aanwezig. Spr. wil echter het denkbeeld van de andere leden der ver gadering afwachten, doch voorloopig beschouwt hij het onderzoek, in te stellen omtrent de Vrouwenpoortsbrug, oonoodig. De heer WierSDia wenseht te kennen te geven, dat hij in dezen overeenstemt, met het gevoelen van Burgemeester en Wet houders. Naar aanleiding van het geeprokene door den heer Gorter merkt Spr. op, dut naar zijne meening een onderzoek naar de oorzaak van het ongeval wenscbelijk moet worden geacht, omdat, wanneer de brug hersteld zal worden, men vooraf dient te weten wat de oorzaak van het ongeval is. Wierd ze in de zelfde voege hersteld dan zou men alligt kosten maken «lie on- noodig zijn. Spr. wcnscht evenwel aan het Dagelijksch Bestuur de vraag te doen of het in te stellen onderzoek ook tot do overige in de gemeente aanwezige bruggen van gelijke constructie zal worden uitgestrekt. Het breken van de Vrouwenpoortsbrug kan een gevolg zijn van eene misrekening in het plan, van de uitvoering daarvan of wel van een bloot toeval. Is het nu tengevolge van een on juist plan, dan zal dit beter aan een nog niet gebroken brug kunnen worden beoordeeld. Het is overigens bekend, dat «Ie Prins Ilendrikbrug zeer zwaar draait en met het oog daarop zou Spr. het wenscbelijk achten, dat een onderzoek werd inge steld of ook ten aanzien van de andere in de gemeente aanwe zige draaibruggen voorzieningen moeten worden genomeD. De Voorzitter zegt in artwoord op de vraag van den heer Wiersma, van meening te zijn, dat in't straks door hem gezegde, genoegzaam blijkt om het onderzoek zoowel ten aanzien der Vrouwenpoorts als van andere bruggen in te stellen. De heer Wiersma had uit het medegedeelde begrepen, dat «le bedoeling was geweest om het onderzoek bij de gebrokene brug te bepalen en daarna de andere bruggen aan het resultaat van dat onderzoek te toetsen. Zijne meenir.g is echter om het onderzoek dadelijk tot dc andere bruggen uit te strekken en daarin ligt nu het verschil. De heer Rengers moet opkomen tegen het door den heer Gorter beweerde, en als zijn gevoelen te kennen te geven, dat een vooraf in te stellen onderzoek wenschelijk is. Hij acht dit te meer noodzakelijk, omdat de opinie door dien geachten Spr. geuit welligt door de vele ingezetenen zal worden gedeeld die zouden wenschen, dat men al terstond aanving om de gebroken deelen der brug weg te ruimer.. Spr. gelooft echter, dat die handelwijze afkeuring verdient. Allen zijn het eens, «lat al onze ijzeren draaibruggen in meerdere of mindere mate patiën ten zijn. De kwestie is echter om te weten te komen waaraan ze lijden. Een van de patiënten nu is, tot aller smart, overle den en Spr. gelooft dat in ieder geval een lijkschouwing noodig zal zijn, om de kwaal van de confraters te leeren kennen. Dit is niet alleen Spr's meening, maar zij berust op gevoelen van deskundigen buiten het collegie van Burgemeester en Wethou ders. Spr. is medegedeeld, dat een onderzoek geen voldoende resultaten kan opleveren wanneer niet de brug blijft liggen in den toestand waarin ze zich nu nog bevindt, als wanneer de deskundigen in <le gelegenheid zijn, met voldoende kennis van zaken te kunnen oordeelen. Zij behoeven dan niet af te gaan op de somwijlen verkeerde en tegenstrijdige berigten van andere personen. Spr. erkent, dat dit uitstel niet aangenaam is en ook hij zou wenschen, dat de brug zoo spoedig mogelijk vernieuwd werd, maar wat het zwaarste is moet ook het zwaarste wegen en dat is in dezen om aan «le betrokken deskundigen de gelegenheid te geven, ora zich persoonlijk van den staat van zaken te kun nen vergewissen. Spr. gelooft dat alleen door zoodanige wijze van handelen, het gemeentebestuur zich tegenover het publiek omtrent de voorgevallen onheilen zal kunnen verantwoorden. De heer Dirks betuigt zijn leedwezen met het plaats gehad hebbend ongeval, een ongeval, dat daardoor te verrassender was, omdat juist den vorigen avond de bouwcommissie vergaderd was om over de soliditeit van sommige bruggen te beraadslagen. Men meende hier soliede bruggen te hebben en overtuigt te wezen van hunne deugdzaamheid. Doch dit schijnt niet het ge val te zijn, althans storte onlangs van eene houten brug die goed heette te zijn de wip naar beneden, terwijl nu weder een andere ijzeren brug hoogst onverwacht geheel is gebroken. Wat zal nu zaak zijn Voor alles dit: om te trachten «lergelijke ongevallen met andere bruggen van dezelfde constructie te voorkomenen «laartoe strekt het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Spr. zal zich met dat voorstel volkomen vereenigen. Hij acht het van wezenlijk belang om, zoolang het onderzoek niet is afgeloopen, de brug in denzelfden toestand te laten. Het is echter waar, dat de passage vcor voetgangers cn rij tuigen eenigen tijd gestremd zal zijn. De Voorzitter heeft wel gewag gemaakt van 't leggen eener hulpbrug, maar wanneer cn waar, dit is toch geheel onzeker. Volgens Spr's opinie zou het wenschelijk zgn, dat die hoe eerder hoe beter werd gelegd. Als zijn denkbeeld wil hij nog aan de hand geven, om die hulpbrug niet te leggen op de plaats der tegenwoordige brug, maar dwars er van af tegenover de Oldchoof, alwaar het terrein nu sedert kort zeer goed toe gankelijk is. Op die wijze zou men eene passage kunnen beko men zonder genoodzaakt te zijn, om dadelijk de brug op te rui men, of de herstelling te hinderen. De heer Jongsma zegt, dat over het voorgevallene met «le brug verschillend wordt geoordeeld, dat sommige dit aan eeu gebrek in de berekening der draag- en zwaartekracht, anderen dit aan gebreken bij de vervaardiging, anderen dit aan achte loosheid bij de bediening toeschrijven. Hij voor zich onthoudt zieh natunrlijk van de beoordeeling in deze en nog veel meer van veroordeeling. Over een punt meent hij echter een oordeel te kunnen vellen en dat is, dat er geruimen tijd zal verloopen, eer dat die brug dermate is hersteld, dat ze voor voetgangers en rijtui gen weer geopend wordt, en dat ze weer kan dienen als brug voor het grootscheepsvaarwater. Hij heeft door sommige personen hooren beweren, dat het ge meentebestuur in den tegenwoordigen stand van zaken, verpligt zoude zijn een hulpbrug te laten slaan. Hij voor zich acht dit wel wenschelijk, doch kan die verpligting nog niet inzien, vooral daar zoodanige hulpbrug, eene zoodanige moet zijn, die dient tot passage voor rijtuigen en ook kan worden geopend voor de schepen. Hij vraagt of Burgemeester en Wethouders over dit punt reeds hebben nagedacht en zoo ja of dit nadenken ook tot eenige bepaalde conclusie heeft geleid. Het komt hem boven dien voor, dat deze vraag behalve door het geld, die onkosten ook beheerscht wordt door de vraag: hoe lang het zal moeten duren eer de werkelijke brug weder geheel hersteld is. De Voorzitter antwoordt, dat men in ieder geval met het leggen eener hulpbrug wil wachten tot tijd en wijle men een bepaald rapport ontvangen beeft. In geen geval zal ze dan nog gelegd worden op de plaats waar de brug ligt, omdat men dan later bij de herstelling genoodzaakt zal zijn haar weder weg te ruimen. Spr. zegt, dat hij niet in de gelegenheid is geweest, GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 16 December 1869. 187 om te onderzoeken hoeveel de kosten voor 't leggen eener hulp brug zullen bedragen, 't geen ook veel zal afhangen van «le plaats waar ze gelegd wordi. Hij deelt echter het gevoelen van vorigen Spr., «lat die kosten nog al vrij belangrijk zullen zijn. Wanneer echter het onderzoek het resultaat mag opleveren, dat van «le gebrokeue brug, waaraan nog veel goeds is, voor de stelling van de nieuwe gebruik kan worden gemaakt, dan meent hij tc mogen aannemen dat dc brug met 3 a 4 maanden weder gangbaar kan wezen. Dit nu in aanmerking nemende blijft het de vraag, of de uit gaven in verhouding staan met den korten tijd «licn de hulp brug dienst behoeft te doen. Het neemt echter niet weg, dat Burgemeester en Wethouders de gemaakte opmerkingen gaarne in gezette overweging zullen willen nemen en daaromtrent ter zijner tijd de noodige voorstellen doen. De heer Brunger heeft het antwoord op de vraag des heeren Jongma verrast. Wel wordt door den Voorzitter gezegd, dat de tijd *"an herstelling betrekkelijk kort is; naar Spr. meent, dat het nog al vrij lang is. l)rie a vier maanden verstoken te zijn van de gemeenschap langs die, zijde der stad, waar ontegenzeg gelijk bijna «le druktste passage plaats heeft, noemt Spr. eene zaak van groole beteekenis. Het komt Spr. voor, dat eene loopbrug aanvankelijk reeds aan «le behoeften zon kunnen te gemoet komen. Hij wil niet opkomen tegen het beweren van Burgemeester en Wethouders, dat eene loopbrug op de plaats der gebrokene brug kan blij ven tot dat de nieuwe brug wordt gemaaktmaar het komt hem toch voor, dat ze kan worden gesteld zonder aan de weg ruiming hinderlijk te zijn. Het ligt in Spr.'s bedoeling eene loopbrug te maken, gelijk aan die welke dezen winter heeft gelegen op de plaats waar nu de Prins Hendrikbrug is gesteld. Toen heeft men niet opgezien tegen de kosten eener brug voor eene teestand die nog geschapen moest worden, maar hier is het afbreken eener gemeenschap, die zeker voor de bewoners bij de Vrouwenpoort groot ongerief en nadeel verwekt. Spr. voor zich zou er wel toe kunnen komen ora voorloopig tene brug voor voetgangers tc leggen, die naar zijne meening met betrekkelijk weinige kosten is te maken en in eene groote behoefte zal voorzien. De heer Gorter geeft te kennen, dat hij na «le gevoerde dis cussie n overtuigd is, «lat het in te stellen onderzoek ook voor de andere in de gemeente aanwezige bruggen zal worden benut tigd, waarom hij zich nu het voorstel om dc Vrouwenpoortsbrug zoo lang te laten liggen, zal vereenigen, en terugkomt op lflit straks door hem aangevoer«le. Wat «le opmerking van den heer Brunger aangaat, Spr. kan zich niet met het gevoelen van dien Spr. vereenigen. l)ie Spr. haalde aan het denkbeeld, om hier eene loopbrug te maken gelijk aan die bij de Prins Hendrikbrug, maar Spr. moet opmerken, dat zoodanige brug hier niet gemankt kan wor den omdat de scheepvaart te dezer plaats van anderen aard is ilan langs de Zuidergracht, zoodat eene loopbrug hier te leggen alligt f 1500 a J 2000 kosten zal. Iu verband nu met het oor deel, dat de brug met 3 a 4 maanden hersteld kan worden, acht Spr. het van belang om eerst het rapport van de deskundigen aftewachten en dan nader op de zaak terug te komen. Om reeds dadelijk eene hulpbrug te leggen, daarmede kan Spr. zich niet vereenigen. Wanneer men in «le passage voor voetganger voorziet op de wijze als onlangs bij de Boonisbrug, dan acht h9 het voldoende om voor 's hands tien uitslag van t onderzoe aftewachten. Spr. zal zich dus vereenigen met het voorstel van Burgemees ter en Wethouders, om eene door hun bedoelde commissie voor het in te stellen onderzoek uit te noodigen. De Voorzitter zegt, dat het hem spijt, dat de heer Brunger door het aan den heer Jongsma gegeven antwoord is teleurge steld. Hij gelooft echter, dat in zijn antwoord volstrekt gecne te leurstelling is gelegen, daar hij toch heeft verklaard dat Burge meester en Wethouders gaarne de gemaakte opmerkingen in acht zullen nemen. Er zal geene loopbrug kunnen worden gemaakt voor dat de deskundigen met het onderzoek zijn aangevangen en daarvan rapport zullen hebben nitgebragt. Daarvoor dient men het middenpunt der brug ruim te hebben. Bij de Prins Hendrikbrug vond zulks geene zwarigheid aange zien de loopbrug daar ter plaatse was gesteld in afwachting dat de ijzerwerken van de fabriek arriveerden, terwijl men daar ook met eene vaste loopbrug kon volstaan, omdat de Wirdumer- poortsbrug geen draaibrug is. Bij de voormalige Vrouwenpoorts brug zou men evenwel tijdelijk een draai- of wipbrug moeten maken. De heer BrüDger zegt, dat zijne teleurstelling «iaarin bestond, dat de tijd van 3 a 4 maanden kort werd genoemd. Het was Spr's idee om de hulpbrug te laten liggen ten einde alles wat tot het stellen der nieuwe brug vereischt werd te kun nen voorbereiden. Geen der leden verder het woord verlangende stelt de Voor zitter voor de mededecling van Burgemeester en Wethouders voor notificatie aan te nemen. Hiertoe wordt eenstemmig besloten. 9. Aan de orde is de behandeling van de door Burgemees ter en Wethouders aangeboden outwerp-besluiten tot vaststel ling van eene verordening op de inrigting en 't gebruik van dc algeineene begraafplaats en de begrafenissen b. een tarief van begrafenisregten en c. eene verordening op de invordering van de begrafenis regten. De beraadslagingen over eerstgemelde verordening worden door den Voorzitter geopend. De heer van Eijsinga heeft eene vraag tc rigten aan het collegie van Burgemeester en Wethouders. Hij doet die vraag op dit oogenblik omdat ze betrekking heeft op de memorie van toelichting waar de algcmcene strekking van de nieuwe verorde ning wordt besproken. Zij is dezewat de inzigten van het collegie zijn omtrent den tegenwoordigen toestand, speciaal wat hctieft den ouderlingen afstand tusschen «le graven Spr. heeft zich hieromtrent eenigzints ongerust gemaakt, omdat in de memo rie van toelichting wordt gezegd, «lat de wijziging van de veror dening onder meer hoofdzakelijk betrekking heeft op de indeeling van de begraufplaats in verband met den bij de wet bepaalden afstand tusschen de graven. Door deze zinsnede kwam Spr. het denkbeeld voor den geest, dat in den bestaanden toestand der graven verstoring zou kunnen worden te weeg gebragt en hij be hoeft niet te zeggen, dat eene dergelijke verscheuring van de graven tot veruitziende gevolgen zou leiden. Evenwel is het ook niet aan Spr's aandacht ontgaan, dat als toelichting op art. 3 der verordening wordt gezegd „In verband met art. 22 der wet is hier niet opgenomen de bepaling, hoeveel graven iedere afdeeling bevat, zooals die in de bestaande verordening voorkomt. Het is te voorzien, dat voor de toepassing van gezegd wets artikel in opzigt tot den bepaalden afstand tusschen de graven onderling, hier en daar, zooveel en naar gelang dit met de be slaande toestanden zal zijn overeen te brengeneenige wijziging in de iudeeling der begraafplaats zal moeten worden aangebragt enz." Spr. vindt in deze toelichting reeds een waarborg, dat de be staande toestand niet uit het oog zal worden verlorendoch hij

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1869 | | pagina 2