204 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Zaturdag den 18 December 18GO. Verordening op de inrigting en het gebruik van de Algemeene Begraafplaats en de Begrafenissen, in de Gemeente Leeuwarden. HOOFDSTUK I. Van de inrigting en het gebruik der algemeene legraajplaats. Art. 1. De terreinen, ten kadaster bekend gemeente Leeuwarden, sectie E, no. 295, ter groote van 3 Hektares (bunders) 98 Ares (Q roeden) 10 Centiares (0 el) en no. 296, ter groote van 62 Ares (0 roeden) 90 Centiares el) zijn bestemd tot Alge meene Begraafplaats in de gemeente Leeuwarden. Het cerstgemelde terrein is bestemd voor de begaving van lijken van alle gezindten, zonder onderscheid. liet draagt meer in het bijzonder den naam van algemeene begraafplaats en wordt met dien naam in de volgende artikelen dezer verordening aangeduid. Het laatstgemelde terrein is uitsluitend bestemd voor het be graven der lijken van Israëlieten. Art. 2. De begraafplaats of begraafplaatsen, in het vorige artikel ver meld, zijn in het bijzonder bestemd voor de begraving van lijken, in de gemeente gevallen of daar te huis bchoorende. Het gebruik daarvan kan mede worden vergund ten behoeve van lijken, elders gevallen of te huis behoorende. Art. 3. De Algemeene Begraafplaats is verdeeld in vijf vakken of af- deelingen, tot grondslag strekkende voor liet bedrag der bogra- fenis-regten elke afdeeling in regels, die door geuommerde pa len worden aangewezen elke regel in graven, ter lengte van eenentwintig decimeters [palmen] en ter breedte van vijfenzeven tig centimeters [duimen.] Iedere afdeeling bevat zooveel graven als met inachtneming van de bij de wet bepaalde afstand tusschen de graven daarin kunnen worden aangebragt. De afdeelingen, regels en graven zijn onder doorloopende nom- mers in een register gebragt en op eene sclietsteckening aan gewezen. Het register en de schetsteekening hierboven bedoeld zullen door den Burgemeester gewaarmerkt en ten allen tijde op het gemeentehuis aanwezig moeten zijn. Art. 4. De grafruimten in de vier eerste afdeelingen worden uitgegeven a. in eigendom, dat is voor onbepaalden tijd met het uitslui tend regt om daarin lijken te doen begraven b. in gebruik met het uitsluitend regt om minstens gedu rende tien jaren een of meerlijkeu in die ruimte te doen begraven; c. in gebfuik voor ééne begraving een en ander onder de voorwaarden, bij deze verordening vastgesteld, en tegen betaling der regten bij het tarief van bc- grafenisregten bepaald. De graven in de 5e afdeeling worden, zoo noodig, kosteloos ten gebruike gegeven. Art. 5. De uitgifte in eigendom geschiedt door Burgemeester en Wet houders, die daarvan eene akte ten koste van den verkrijger zullen opmaken. Art. 6. De eigendom eener grafruimte gaat op een ander over a. door wettelijke of testamentaire erfopvolging b. door overdragt of levering ten gevolge van eenen titel van cigendoms-overgang, afkomstig van dengene die gcregtigd was over den eigendom te beschikken. Art. 7 Niemand kan zich als eigenaar eener grafruimte doen gelden, voor dat hij zich, tegen betaling van de deswege verschuldigde regten, als eigenaar heeft doen inschrijven in het bij het laatste lid van art. 3 vermelde register. De inschrijving geschiedt op vertoon van voldoende bewijzen van eigendomsovergang, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders. Art. 8. Ieder kan ten zijne koste, een door den directeur opgemaakt uittreksel uit het register bekomen. Art. 9. De eigendom eener grafruimte geeft aan den eigenaar het regt, om daarin, onder inachtneming van het bepaalde bij art. 20 en 21 dezer verordening en tegen betaling van de daarvoor ge stelde regten, zooveel lijken te doen begraven, als hij goedvindt, onverschillig waar die zijn gevallen. Art. 10. De eigenaars van graven der le en 2e afdeeling zijn bevoegd, ten hunnen koste, van één of meer graven grafkelders te doen maken en die daartoe zamen te trekken. Zij zullen daarvan vooraf kennis geven aan Burgemeester cn Wethouders en de door dezen te geven voorschriften moeten opvolgen. Zij zijn gehouden de uitgegravene aarde onmiddellijk ten hun nen koste, buiten de begraafplaats te doen vervoeren. De grafkelders mogen in geen geval hooger worden gemaakt, dan de oppervlakte van de begraafplaats. Art. 11. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, wanneer daartoe geschikte gelegenheid bestaat, grond buiten de vijf afdeelingen tegen betaling van de bij het tarief bepaalde regten, tot het op- rigten van afzonderlijke grafkelders in eigendom, dat is voor onbepaalden tijd met het uitsluitend regt om daarin lijken te doen begraven, af te staan, onder zoodanige bepalingen als door hun collegie raadzaam zullen worden geacht. De bepalingen van het voorgaand artikel zijn mede op deze grafkelders van toepassing. Art. 12. De eigenaars zijn bevoegd hunne graven of grafkelders met platte zerken te dekken, mits met voorkennis cn onder toczigt van den directeur. De zerken moeten de juiste breedte cn de geheelc of halve lengte van het graf hebben. Indien twee naast 'elkander gelegene graven met éénen steen worden gedekt, moet die steen de gehecle lengte en breedte der beide graven hebben. Niet meer dan twee graven mogen met éénen steen worden gedekt. Op eiken zerk moeten de regel cn het nomraer ofdenomraers van het graf of de graven duidelijk zijn aangeduid. Geene zerken of grafstecnen mogen van de graven worden ge- ligt, weggevoerd of daar weder op geplaatst, dan met voorken nis en onder toczigt van den directeur. Art. 13. Tot het oprigten van gedenkteekenen, kruizen of andere ver hevenheden tot het aanleggen van graftuinen, gelijk mede tot het planten van boomen of andere gewassen op iu eigendom uitgegeven graven, wordt de vergunning van Burgemeester en Wethouders vereischt, onverminderd de betaling van de daarvoor verschul digde regten. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting Tan Zaturdag den 18 December 1869. 205 Art. 14. De in art. 12 genoemde eigenaren zijn verpligt al dat gene, wat volgens de voorgaande artikelen op hunne graven is ge plaatst, behoorlijk en in netten staat te onderhouden, en hetgeen tonder de vercischte vergunning of in strijd met de daarbij ge stelde voorwaarden is aangebragt, op de eerste aanmaning van Burgemeester cn Wethouders weg te nemen. Art. 15. Behoudens het bepaalde bij het vorig artikel, wordt de be graafplaats van wege de gemeente onderhouden. De eigenaars van graven betalen daarvoor een bij het tarief van begrafenisregten vastgesteld grafgeld. i Art. 16. De uitgifte van grafruimten voor eenen bepaalden tijd geschiedt tegen betaling van het daarvoor gestelde regt, door inschrijving iu het register. Eene akte van in gebruikgeving wordt in dit geval ten koste van den gebruiker opgemaakt. Deze uitgifte geeft aan den regthebbende de bevoegdheid om, gedurende den bepaalden bij de akte aangewezen tijd van min stens tien en hoogstens dertig jaren, uitsluitend over de grafruim te te beschikken. Ten aanzien van dit regt van gebruik zijn toe passelijk de bepalingen van artikelen 5, 6, 7, 8, 9, 12, 13, 14 en 15, met dien verstande, dat de in artikelen 12 en 13 ge noemde voorwerpen, na verloop van den tijd waarvoor het regt is verleend, ter beschikking zijn van den regthebbende, zonder dat deze in geval van verlies of beschadiging daarvan, eenige aanspraak tegen de gemeente kan doen gelden. De uitgifte van grafruimten voor ééne begraving geschiedt insgelijks tegen betaling van het daarvoor gestelde regt, door en kele inschrijving in het register. Art. 17. Geen graf wordt geopend dan op last van den directeur der begraafplaats. Die last wordt ten opzigte van eigene of in gebruik gegeven graven niet gegeven, dan na overlegging van het bewijs van ei gendom of in gebrnikgeving. De opening geschiedt uitsluitend door de van wege de ge meente aangestelde doodgravers. Art. 18. Ten behoeve van lijken, elders gevallen en niet in de gemeente te huis behoorende, wordt geen graf voor ééne begraving in ge bruik uitgegeven, dan met toestemming van Burgemeester en Wethouders. Art. 19. In de 5e afdeeling worden geene graven naast elkander ge opend, maar wordt telkens één graf voorbijgegaan. Bij het afioopen van een regel wordt voorts niet de eerstvol gende, maar de tweede daarop volgende regel aangebroken. Zijn de regels op deze wijze afgeloopen.dan wordt, met inacht neming van het bepaalde bij het le lid, met de volgende regels begonnen. Zijn de regels dan weder afgeloopen, dan worden de voorbij gegane graven aangebroken, te beginnen met den eersten regel, op den voet als bij het le en 2e lid is bepaald. Is het geheele vak in dezer voege gevuld, dan worden de graven op nieuw geopend, in de orde als voor de eerste opening is bepaald. Art. 20. Geen graf wordt dieper uitgegraven, dan tot vierentwintig de cimeters [palmen]. Art. 21. In één graf worden niet meer dan twee lijken van personen boven dc 12 jaren oud begraven, indien de kisten verheven zijn en Bijvoegsel tot de Provinciale Friesche Courant. niet meer dan drie, wanneer de lijken in platte kisten worden ter aarde besteld. Indien het lijken zijn van kinderen beneden de 12 jaren, be slist de directeur der begraafplaats, in hoeverre in één graf meer lijken begraven kunnen worden, dan bij het vorig lid is bepaald, een en ander behoudens de bevoegdheid tot heropening der gra ven, na verloop van den bij de wet gestelden termijn. Art. 22. Op de begraafplaats 'is een vertrek aanwezig waar men, des verkiezende, met toestemming van den Burgemeester en voor een telkens door dezen te bepalen termijn, tegen betaling van de daarvoor gestelde regten, de lijken, ter voorkoming van het be graven van schijndooden, kan doen nederzetten. De lijken worden aldaar aan de eigene zorg der belangheb benden overgelaten, tenzij dezen de bewaking, door personen van wege het Gemeentebestuur daartoe aangesteld, raogten verlangen. Indien er bijzondere redenen zijn, om lijken van onvermogen- den in gemeld vertrek te plaatsen, geschiedt dit kosteloos, en wordt ten koste van de gemeente voor de bewaking der lijken gezorgd. Art. 23. Een ander vertrek, op de begraafplaats aanwezig, is bestemd tot verblijfkamer voor de naastbestaaDden, die daarvan bij do begraving, tegen betaling van de hiervoor gestelde regten, ge bruik mogten willen maken. HOOFDSTUK II. Van de inrigting der begrajenissen. Art. 24. Het overbrengen van lijken naar en de begraving op de Al gemeene Begraafplaats geschieden, van wege de gemeente, over eenkomstig de bepalingen in de volgende artikelen vervat en tegen betaling van dc daarvoor gestelde regten. Ingeval men voor het vervoer van lijken naar de begraafplaats of naar het graf binnen de algemeene begraafplaats andere per sonen of middelen wenscht te gebruiken dan die van wege de gemeente verstrekt worden, zal hiervan minstens 24 uren te vo ren aan Burgemeester en Wethouders kennis moeten worden ge geven en is men gehouden zich te gedragen naar de voorschrif ten welke, in bijzondere gevallen, van wege hun Collegie in het belang der openbare orde en gezondheid worden gegeven. Het Israëlitisch Kerkbestuur zorgt zelf voor de overbrenging en begraving der lijken van zijne gezindte naar de daarvoor be- bestömde begraafplaats. Art. 25. De overbrenging en begraving van wege de gemeente heeft, ter keuze van de belanghebbenden, plaats op eene der volgende wijzen: Met de koets met 2 paarden bespannen, en 1 opziener met 7 lijkbezorgers; Met den lsten wagen met 2 paarden bespannen, en 1 opzieDer met 5 lijkbezorgers Met den lsten wagen met 1 paard bespannen, en 1 opziener met 5 lijkbezorgers Met den 2en of den 3en wagen met 1 paard bespannen, en 1 opziener met 5 lijkbezorgers Met den 2en of den 3en wagen met 1 paard bespannen, en 1 opziener met 3 lijkbezorgers, [dit laatste, mits het eene platte kist zij]. Met een overdekt schip, in welk geval de verdere begraving geschiedt op de le afdeeling, met 1 opziener en 9 lijkbezorgers. 2e 1 7 3e 1 1, 7 >2 4e 1 5 4e 1 3 [dit laatste, mits het eene platte kist zij], 55

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1869 | | pagina 3