212 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Zaturdag den 18 December 1869. ning op de inrigting en het gebruik van de algemeene begraaf plaats heeft ondergaan. Op voorstel van den heer Voorzitter wordt eenparig besloten de nadere redactie van art. 4 aan Burgemeester en Wethou ders over te laten en het art. overigens goed te keuren. Opzigtens art. 5 geeft de heer Bloembergen te kennen dat, naar aanleiding van de wijzigingen in het tarief aangebragt, roet betrekking tot het betalen van grafgeld, ook door tijdelijke ge bruikers van graven, bij hem het denkbeeld is gerezen, of het niet eenvoudiger zou zijn de invordering van het grafgeld over lan gere termijnen te doen plaats hebben. Wel levert eene jaar- lijksche inning met opzigt tot eigene graven minder bezwaar op, omdat ieder eigenaar er belang bij heeft, te zorgen dat door nalatig heid in de betaling zijn regt niet vervalt, maar nu ook van tijdelijke ge bruikers grafgeld wordt geheven, zal de invordering daarvan raoeije- lijkheden kunnen opleveren, vooral in de laatste jaren van den termijn waarvoor het gebruik is verleend, dewijl de tijdelijke be zitter, ook met niet te betalen, voor den bepaalden tijd zijn regt kan bewaren. Door gelegenheid te geven tot vooruitbeta ling, zou men het bovendien nog zoowel voor eigenaren als gebruikers gemakkelijk kunnen maken, dewijl het jaarlijks betalen van eene zoo kleine som alligt tot onwillekeurig verzuim aan leiding geeft. Spr. stelt daarom voor, aan art. 5 eene nieuwe alinea toe te voegen van den volgenden inhoud „Eene vooruitbetaling van deze regten, over een tijdvak van minstens 10 jaar, kan des verlangd worden toegestaan." en daarna te laten volgen als nieuw „art. 6. De regten voor het onderhoud van graven, waarvan het gebruik voor bepaalden tijd wordt afgestaan, worden bij de uitgifte daarvan in eens voldaan, over het tijdvak waarvoor het het gebruik wordt verleend." De heer Rengers heeft bezwaar tegen de door den heer Bloembergen voorgedragen wijzigingen. Nu de Raad heeft aangenomen, dat tijdelijke gebruikers van graven, wat 't betalen van grafgeld betreft, met gebruikers voor onbepaalden tijd gelijk worden gesteld, wenscht Spr. eene voor uitbetaling, alléén voor de eersten niet verpligtend te maken. "Wel vindt bij het goed, om in beide gevallen gelegenheid tot vooruitbetaling te geven voor een bepaalden tijd, en stelt daarom voor de laatste alinea van art. 5 te vervangen door het volgende „Aan de eigenaars van graven, zoo mede aan hen die graven voor meer dan tien jaren in gebruik hebben verkregen, wordt de bevoegdheid verleend om desver kiezende het bedrag der voor het onderhoud verschuldigde regten over tien jaren, bij vooruitbeta ling te voldoen." „Deze wijze van betaling eenmaal aangenomen zijnde, zal die niet door eene jaarlijksclie betaling vervangen kunnen worden." „Bij nalatigheid om die grafgelden vóór den eersten Mei van het jaar, waarop zij invorderbaar zijn, te voldoen, zal ieder jaar verzuim eene verhooging van een tiende van het oorspronkelijk verschuldigd bedrag tengevolge hebben." „Indien de eigenaars of gebruikers in gebreke blijven binnen vijf jaren het verschuldigde te voldoen, vervallen de graven aan de gemeen te." De heer Bloembergen verklaart zich met het araendement van den lieer Rengers wel te kunnen vereenigen. De heer van Sloterdijck bad tegen 't voorstel van den heer Bloembergen gelijk bezwaar als de heer Rengers, door wiens na der voorstel dat bezwaar nu is vervallen. Evenwel moet Spr. bedenking opperen tegen de uitvoering van den daarbij voorge leiden maatregel, nl. naar welken maatstaf de vooruitbetaling z.fcl plaats vinden, voor den tijd dat in een graf nog niet is be graven. Men kan niet vooruit weten, zegt Spr., wanneer een graf in gebruik wordt genomen, en zoolang dit niet ia geschied. is slechts de helft van 't in art. 5 van het tarief vermeld regt verschuldigd. De heer Rengers observeert, dat bij zijn voorstel wordt be doeld t grafgeld dat verschuldigd is zoodra een graf geopend is geweest. - Intusschen wenscht Spr. gaarne te voldoen aan den hem gegeven wenk om zijn amendement als een nieuw art. 6 voor te dragen. Dit is hem onverschillig en hij maakt ten gevolge der opmerking van den heer van Sloterdijck, daarbij dan tevens van de gelegenheid gebruik orn voor te stellen do aanhef van art. 6 (nieuw) te doen luiden als volgt „Aan eigenaars van graven die geopend zijn geweest, zoomede „aan hen die zoodanige graven voor meer dan tien jaar in gc- „gebruik hebben verkregen" enz. De heer Bruinsma. is van oordeel dat het welligt aanvankelijk geen bezwaar zal opleveren het grafgeld over meerdere jaren in eens in te vorderen, doch zulks op den duur moeijelijkheden zal opleveren. Er is overigens, roeent Spr. ook geen bezwaar tegen de jaarlijksche invordering, of 't mogt zijn de werkzaamheden aan de inning verbonden doch dit is gecne reden om hieromtrent uitzonderingen te maken. Spr. kan het bezwaar van den heer Bloembergen, omtrent de nalatigheid in de betaling niet deelen, dewijl zulks zeer zeker slechts komt te bestaan bij menschen die niet best kunnen betalen. Mogten er andere nalatigen zijn die heb ben dan de gevolgen daarvan aan eigen schuld te wijten. De heer WiefSmü. wenscht den heer Rengers te vragen of de vooruitbetaling niet eene te groote omslagtigheid of misschien verwarring in de administratie zal te weeg breugen. In antwoord op de vraag van deu heer VViersma geeft de heer Rengers te kennen dat zijns inziens de voorgestelde bepaling in de uitvoering geen bezwaar zal opleveren. Art. 5, gewijzigd in voege als door den heer Rengers is voor gesteld, wordt hierop eenparig goedgekeurd, terwijl rt voorgedra gen nieuw art. 6 in rondvraag gebragt en aangenomen wordt met 12 tegen 2 stemmen, die van de heeren Wiersroa en Bruinsma. De heer van Sloterdijck stelt voor in art. 6 [nu art. 7] in. plaats van stads-graven te lezen graven. Dienovereenkomstig wordt besloten en bet aldus gewijzigd ar tikel eenstemmig vastgesteld. Art. 7 [nu art. 8] wordt op gelijke wijze goedgekeurd. Betrekkelijk art. 8 [nu art. 9] heeft de heer van Sloterdijck soortgelijk» opmerking als opzigtens art. 6. Naar zijne meening behooren in 't slot van dit art. de woorden „volgens deze verorde ning" te vervallen, waarom hij voorstelt die te roijeren. Dit voorstel wordt aangenomen en. daarna het gewijzigd arti kel goedgekeurd. Art. 9 [nu art. 10.} De heer Duparc wenscht aan 't oord cel van Burgemeester en Wethouders de vraag te onderwerpen of het ook overweging verdient om den Directeur te verpligten voor zijn beheer borg te stellen. Volgens de memorie van toelichting bij t tariefzegt Spr. bedraagt de maandclijksche ontvangst gemiddeld ongeveer 375. De Directeur is wel verpligt maandelijks te storten, doch die storting kan achterwege worden gelaten. Ofschoon nu dit bedrag betrekkelijk gering is, schijnt het toch in 't belang van de gemeente niet ongepast borgstelling te vorderen. De Voorzitter deelt den heer Ddparc mede dat Burgemeester en Wethouders de gemaakte opmerking zullen overwegen. Het voormeld artikel wordt hierna goedgekeurd en de veror dening in haar geheel, met de daarbij behoorende memorie van toelichting [behoudens nadere redactie, zoover noodig, door Bur gemeester eu Wethouders], vastgesteld, waar alleen de heer Du- parc zich tegen verklaarde, zoodat het tarief en de verordening, op de invordering vorenbedoeld, zijn vastgesteld als volgt i GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Zaturdag den IS December 1869. 213 De Raad der gemeente Leeuwarden Overwegende, dat ingevolge het Ie lid van art. 49 der wet van den 10 April 1869 [Staatsblad no. 65], alle voor het be graven op de algemeene begraafplaatsen geheven regten voor den 1 Januarij 1870 herzien, en aan 's Konings goedkeuring onderwor pen moeten worden Gelet op artt. 20, 21, 30, 31, 34 en 36 dier wet; Heelt besloten, gelijk hij besluit bij deze lo. In te trekken de bestaande bepalingen omtrent de aan de gemeente verschuldigde begrafenisregten. 2o. Ten behoeve van de gemeente Leeuwarden worden voor het gebruik of genot van de algemeene begraafplaats dier gemeente en de verdere door of van wege het gemeentebestuur verstrekt wordende diensten bij begrafenissen, geheven de gelden, bepaald bij het volgende TARIEF van begrafenisregten in de gemeente Leeuwarden. Art. 1. De grafruimten in de vakken of afdeelingen no. 1:4 van de algemeene begraafplaats der gemeente Leeuwarden worden in eigendom, dat is voor onbepaalden tijd met het uitsluitend regt om daarin lijken te begraven, uitgegeven voor de navolgende koopsommen die in vak 1, uitmakende de le afdeeling, voor 40.00, 2, 2e - 30.00, 3, 3e m 20.00, 4, 4e - 10.00, elke grafruimte. De kosten, op de akte van overdragt vallende, zijn ten laste van den verkrijger, en moeten bovendien worden betaald. Art. 2. Voor de aanteekening in het daartoe bestemde register, wegens iederen eigendoms-overgang, alsmede voor een uittreksel uit het register, is verschuldigd in de le afdeeling f 0.80, in de 2c afdeeling ƒ0.60, in de 3e afdeeling ƒ0.40, in de 4e afdeeling ƒ0.30, voor elke enkele grafruimte, het zegelregt van het uit treksel daaronder niet begrepen. Art. 3. Gronden buiten de 5 vakken van de algemeene begraafplaats worden, voor zoover daartoe geschikte gelegenheid bestaat, tot het oprigten van afgezonderde grafkelders, afgestaan tegen be taling van den dubbelen koopprijs der grafruimten van de eerste afdeeling. Art. 4. Voor de vergunning tot het oprigten van gedenktcekenen, krui zen of andere verhevenheden is verschuldigd ƒ25.00. Art. 5. Voor het onderhoud van elk eigen graf, is jaarlijks aan de gemeente het volgende grafgeld verschuldigd wegens een graf van de le afdeeling 0.40, w 2e - 0.30, 3e -0.20, 4e -0.10, doch wegens graven, welke nog niet geopend zijn, de helft. Art. 6. Voor het openen en weder digt maken van een eigen graf is verschuldigd indien het een verhevene kist is op de le afdeeling, 2 verdiepingen,10.00, n 1 verdieping, - 5.50, 2e 2 verdiepingen, - 8.00, n I verdieping, - 4.50, 3e 2 verdiepingen,- 7.00, 1 verdieping, - 4.00, Bijvoegsel tot de Provinciale Friesche Courant, op de 4e afdeeling, 2 verdiepingen, - 6.00, 1 verdieping, - 3.50, indien het een platte kist is op de le afdeeling, 3 verdiepingen, ƒ8.00, 2 - 6.00, 1 verdieping, - 4.00, 2e 3 verdiepingen, 7.00, 2 - 5.00, 1 verdieping, - 3 00, 3e 3 verdiepingen, - 6.00, 2 - 4.00, 1 verdieping, - 2.00, 4e 3 verdiepingen, 5.00, 2 - 3.50, 1 verdieping, - 1.50. Wegens lijken van kinderen, beneden de 12 jaren, is de helft, wegens die van kinderen beneden het jaar een vierde van ge noemd bedrag verschuldigd. Art. 7. Voor het liglen en weder leggen van zerken is bovendien ver schuldigd op de le afdeeling, dubbele zerk, ƒ10.00, enkele - 5.00, halve - 2.50, 2e dubbele - 8.00, enkele - 4.00, halve - 2 00, 3e dubbele - 7.00, enkele - 3.50, halve - 1.75, n 4e dubbele - 6.00, enkele - 3.00, halve - 1.50. Art. 8. Voor liet regt tot het openen van een grafkelder en het daarbij te houden toezigt is verschuldigd, wegens ieder daarin geplaatst wordend lijk, 10. De nabestaanden zullen zelve voor bet ope nen, alsmede voor het weder digt maken, moeten zorgen. Art. 9. Voor het in gebruik verkrijgen van een bepaald graf, met het uitsluitend regt voor minstens 10 en hoogstens 30 jaar, om daarin lijken te doen begraven is, naar gelang van den tijd waarvoor dit regt wordt gegeven, verschuldigd Voor Voor Voor 10 jaar. 20 jaar. 30 jaar. op (le le afdeeling 12.00 ƒ20.00 ^28.00 2e - 9.00 - 15.00 - 21 00 3e - 6.00 -10.00 - 14.00 4e - 3 00 - 5.00 - 7.00 Voor het onderhoud, het openen en het digtmaken van zooda- nige«graven, en voor het ligten en weder leggen van zerken,zijn gelijke regten verschuldigd als bij de artt. 5, 6 en 7 vaD dit tarief voor eigen graven zijn vastgesteld. Art. 10. Voor het in gebruik verkrijgen van een graf voor ééne begra ving is, met de regten voor het openen en weder digt maken, onverschillig welke de verdieping zij, verschuldigd indien de kist verheven is .- op de lc afdeeling f 16.00, 2e -12.00, 3e - 8.00, 4e - 4.00, indien de kist plat is 57

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1869 | | pagina 7