232 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 30 December 1869. Staten voornoemd van den 2S October 11., no. 9, gemeenschap pelijk het achtste lid van art. 9 van bovenaangehaald regle ment te wijzigen, gelijk geschiedt bij*dezen, als volgt: De woorden„van den lsten November tot ultimo April" tusschen de woorden „Donderdag" en „des voormiddags" enz., worden doorgehaald en in de plaats van de laatste zinsnede be ginnende met de woorden*, „en iederen Vrijdag" wordt gesteld: „en iederen Vrijdag, van 1 Mei tot ultimo September, des mor- „gens 6 en 7 uur, van Leeuwarden terug des namiddags 2 cn „3 uur en van 1 October tot ultimo April, des morgens 6, 7 „en 8 uur, van Leeuwarden terug des namiddags 2, 2,/2 en „8 Va uur." 9. Wordt in behandeling genomen het in de vergadering van 23 December jl. ter tafel gebragt voorstel van Burgemeester en en Wethouders, op het den 9 December te voren, om berigt en raad in hunne handen gestelde adres van den heer Jan Her- manus Menkema, beambte ter secretarie dezer gemeente, dd. 9 December jl., het verzoek bevattende, om te worden benoemd tot directeur van de algemeene begraafplaatsen in deze gemeente. De heer van Sloterdijck zegt, dat, zooals het voorstel is lig gende, het hem voorkomt in strijd te zijn met de verordening onlangs vastgesteld en waarop de goedkeuring wordt ingewacht. In die verordening wordt bepaald, dat de bezoldiging van den directeur der algemeene begraafplaats ƒ400 per jaar bedraagt. Nu gelooft Spr., dat men, door aan den adressant de waarne ming der directie van de begraafplaats tot 1 Januarij 1873 op te dragen tegen eene jaarlijksche bezoldiging ƒ200, in den loop der jaren in strijd zal komen met de bepaling der verordening. Spr. wenscht daarom eenige inlichtingen te ontvangen, speci aal omtrept de redenen die er toe leiden om den adressant tij delijk tegen eene belooning van 200 per jaar de betrekking van directeur der begraafplaats op te dragen. De heer Bloembergen wenscht te observeren, dat de betrek kelijke bepaling der nu laatstelijk vastgestelde verordening ge heel in overeenstemming is met die van de vroegere verordening, waai in' ook het tractement van den Directeur is bepaald op 4.00. In der tijd heeft men het echter ingezien, dat er iets voor was om de waarneming der bedoelde betrekking aan een ambtenaar ter secretarie oj) te dragen. Het tractement is bij de verordening op ƒ400 gesteld om, voor 't geval met de betrek king een persoon wordt belast, die niet met gemeente adminis tratie in betrekking staat, te kunnen worden toegekend. Toen men echter op het denkbeeld kwam, om, bij wijze van proef, daarmede een ambtenaar ter secretarie te belasten, heeft men ge meend, dat aan zoodanig persoon, die toch voor de uitoefening zijner andere betrekking ten gemeentehuize tegenwoordig moest zijn, niet het volle bedrag der bepaalde bezoldiging moest wor den uitgekeerd, maar oordeelde men eene bezoldiging van f 200, voldoende, 't Spreekt van zelf, dat, wanneer de betrekking uit sluitend door een ander persoon wordt waargenomen, dan ook de bezoldiging ruimer dient te zijn. Aangezien nu echter de uitslag van de genomene proef, vooral in de laatste jaren, gun stig is geweest, heeft men het geraden geacht ook nu weder op hetzelfde voetspoor voort te gaan. Spr. is van meening, dat het door hem aangevoerde kan strek ken ter beantwoording van den heer van Sloterdijck. Hij voegt er voorts nog bij, genegen te zijn, des verlangd, nadere inlich tingen te verstrekken. De heer van Sloterdijck verklaart, dat hij door het gespro kene door der. heer Bloembergen volkomen is ingelicht en dat hij geene nadere inlichtingen behoeft. Toch moet Spr. te ken nen geven, dat het hem verwonderd dat, daar Burgemeester cn Wethouders de tijdelijke waarneming verkieslijk achten, voorge- 1 steld wordt aan den adressant de helft van het bij de verorde ning bepaald tractement toe te kennen. Spr. gelooft, dat het niet kan opgaan, dat,-waar de verordening imperatief voorschrijft dat de bezoldiging ƒ400.00 bedraagt, iemand, wie dan ook, met de waarneming te belasten op een tractement van 200.00. Hij heeft gemeend, dat de bestemming van den tijdclijken maatregel een gevolg was van de omstandigheid dat de veror dening is herzien en daarop nog altijd de goedkeuring werd ingewacht, welke goedkeuring, met het oog op de vaststelling der wet op de begrafenissen, is aangehouden. Nu echter die wet is vastgesteld en tengevolge daarvan eene nieuweverorde ning in 't leven geroepen is, gelooft Spr., dat men niet langer een' provisionelen toestand moet bestendigen in strijd met de ver ordening. Hij is van oordeel, dat het raadzaam is den adres sant alsnu met de waarneming der betrekking te belasten tot (lat een Directeur der algemeene begraafplaats zal zijn benoemd en is het naar aanleiding daarvan, dat hij voorstelt, de conclu sie van het voorstel van Burgemeester cn Wethouders te doen luiden „Aan den beambte ter secretarie dezer gemeente Jan Ilermn- nus Menkema, met ingang van 1 Januarij 1870 tot aan de defi nitieve benoeming van een' Directeur der algemeene begraafplaats alhier, de waarneming dier directie op te dragen tegen het genot eener belooning berekent naar 200.00 in het jaar en onder de verpiigting, om tot zekerheid van zijn daarbij te voeren beheer borg te stellen tot een bedrag van vier honderd gulden." De heer Bloembergen zal zich, na de gemaakte opmerkingen, met het amendement van den heer Sloterdijck vereenigen. Hij moet erkennen, dat er veel voor de door dien Spr. aangevoerde argumenten is, ofschoon het motief, dat vroeger den Raad geleid heeft tot den tijdclijken maatregel over te gaan, uiet geheel zoo is als het door hem geobserveerde, want er wa9 toen even eens eene verordening, die eene bezoldiging van ƒ400.00 per jaar medebragt. Het komt Spr. voor, dat cr voor 't oogen- 1)1 ik voorziening dient tc worden genomen. Misschien is het later noodig in het betrekkelijke bepaling der verordening wijzi ging aan te brengen, hetzij door het bepalen dat de bezoldiging hoogstens J 400.00 bedraagt, hetzij door de toevoeging van eene closule, bepalende, dat, wanneer de betrekking aan een ambte naar ter secretarie wordt opgedragen, deze daarvoor 200.00 zal genieten. Dit is echter een punt van nadere overweging. Spr. gelooft in tusschen, dat in het voorstel den later te volgen weg wordt aangewezen en zal hij zich uit dien hoofde daar mede vereenigen. Het voorstel van den heer V3n Sloterdijck wordt hierop in rondvraag gebragt en met algemeene stemmen aangenomen, zoo dat is besloten: Aan den beambte ter secretarie dezer gemeente Jan Ilermanus Menkema, met ingang van 1 Januarij 1870 tot aan de defini tieve benoeming van een' Directeur der algemeene begraafplaats alhier, de waarneming dier directie op te dragen tegen het genot eener belooning berekend naar ƒ200.00 in het jaar en onder de verpiigting, om tot zekerheid van zijn daarbij te voeren beheer borg te stellen tot een bedrag van vier honderd gulden. 10. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van Burge meester en Wethouders op het den 23 December jl., om berigt en raad in hunne handen gestelde adres van J. W. Karsten van Tuinen c. s. alhier, dd. 21 December te voren, houdende ver zoek, dat de door het breken der Vrouwcnpoort9brug afgebroken gemeenschap voor rij- en voertuigen door het leggen eener hulp brug zoo spoedig mogelijk worde hersteld. Dit voorstel waarvan de conclusie strekt, om aan de adres santen te kennen te geven, dat de Raad geene termen heeft ge vonden, om op bet verzoek gunstig te beschikker. wordt., op voorstel van den Voorzitter, onmiddellijk in behandeling GEMEENTERAAD TE LEEUVNARDEN. Zifting van Donderdag den 30 December 1S69. 233 De heer Wiersma zegt, dat om over deze kwestie eene be slissing te nemen zoodoende dat ze goed zal zijn, dient te wor den overwogen van hoelangen duur de belemmering der passage zal wezen. liet is ontegenzeggelijk eene belemmering, die aan de inwoners dezer gemeente bij de Vrouwenpoort woonachtig, ecu aanzienlijk nadeel toebrengt. Spr. gelooft, dat de door adressanten aangevoerde bezwaren, hoewel voor sommigen hun ner overdreven voorgesteld, niet te ligt moeten worden geacht en dat daarentegen evenmin de motieven, door Burgemeester cn Wethouders in het voorstel bijgebragt, over het hoofd moeten worden gezien. In dezen wordt echter de gehecle kwestie be- heerscht door den duur der stremming van de passage. Wel is waar is zoo straks reeds door den Voorzitter gezegd, dat wei- ligt met 4 maanden de brug hersteld zal kunnen zijn zoo dat tot aan de maand April dc gemeenschap afgesneden zal blijven, doch, het spreekt van zelf, dat dit niet vastgesteld kan worden. Wanneer het nu, in plaats van 4, 5 a 6 maanden aan hield, dan zou Spr. bezwaar moeten maken om het verzoek zoo voetstoots af te wijzen. Hij zou liever eerst eens willen hooren of eene voetbiug zooveel zal kosten, dat dit bedrag het noodig maakt het verzoek te wijzen van de hand. Dc loopbrug gepas- sccrden winter gesteld waar nu de Prins Hcndrikbrug ligt, heeft, naar Spr. gelooft, niet zóóveel gekost. Spr. wenscht daarom vooraf te vernemen hoeveel dergelijke hier tc leggen brug zul moeten kosten. De Voorzitter geeft te kennen, dat men hier in het stellen eener loopbrug bezwaren zal vinden. Die, gesteld bij de Prins Hendrikbrug was van eenvoudige constructie en bovendien zeer gemakkelijk te stellen omdat men daarin door niets werd gehinderd aangezien ze zoolang heeft gelegen tot dat het ijzerwerk voor de nu gestelde brug was aangevoerd. Wat de kosten betreft, Spr. gelooft, dat deze geen bezwaar op leveren, om eene loopbrug daar te stellen, maar hij moet opmer ken, dat zij niet eerder kan worden gemaakt dan nadat de oprui ming van het ijzerwerk heeft plaats gehad, 't welk nog wel on voorziene vertragingen kan ondervinden. Er komt nog bij, dat een vaste loopbrug de scheepvaart belemmert, zoodat wanneer men mogt besluiten om eene loopbrug te maken, er dan eene flapbrug over eene doorvaartswijdte van zeven meters noodig zal zijn. Dit is eene belangrijke lengte en bij gevolg dient de brug sterk te zijn. Een en ander maakt het moeijclijk eene loop brug te maken. Spr. herhaalt het dat zulks bij de Prins Hen drikbrug gemakkelijk kon, omdat te gelijker tijd de passage voor schepen langs de Zuidergracht gestremd is geweest. De heer Wiersma is na het door den Voorzitter aangevoerde van oordeel, dat het de vraag blijft, hoelang de reparatie der brug zal aanhouden. Naar aanleiding daarvan stelt Spr. voor „de beslissing omtrent het verzoek van adressanten aan te houden, tot dat de Raad voldoende zekerheid heeft verkregen omtrent den duur van de belemmering der passage." Dc heer Brunger ligeft het woord gevraagd, niet direct over het araendement van den heer Wiersma, ook niet over het voor stel van Burgemeester en Wethouders, hoewel hij, wanneer dit in behandeling wordt gebragt, daartegen zijne stem zal uitbren gen, ofschoon ook hij er niet voor is eene brug te maken, geschikt voor dc passage met rij- en voertuigen, omdat daarvoor de tijd tc kort is,maar alleen om te kennen te geven, dat hij genegen is ter dezer zake een offer te brengen, om daardoor in de ge meenschap te voorzien, zij het dan ook door de daarstclling eener flapbrug. Spr. toch is de meening toegedaan, dat wanneer men zich voorstelt dat de brug met vier maanden hersteld is, gerust 5 a 6 maanden zullen verloopen, eer ze geheel klaar is. Nu kan Spr. zich wel voorstellen, dat de opruiming door het stellen eener hulpbrug zal worden belemmerd, maar wanneer men zich toch voorneemt, om die opruiming onmiddellijk tc doen plaats hebben, dan komt het hem voor, dat men al heel spoedig de hulpbrug zal kunnen leggen, en dat de kosten daarvan dan nog al in het gemak, daardoor te verkrijgen,zullen worden teruggevonden. Zoo als than3 de gemeenschap wordt onderhouden, is ze niet ver kieslijk te noemen, althans Spr. is dezer dagen in dc noodzake lijkheid geweest, om met zijne echtgenoot van de bestaande ge legenheid tot overvaart gebruik te maken, liet waaide dien dag nog al vrij sterk, zoodat Spr's echtgenoot zich ongerust maakte over de groole golfslag, die ter plaatse was waar te nemen. Spr. is van oordeel, dat een groot gedeelte van de bezoekers dezer gemeente zullen worden teruggehouden, om van de bestaande onvoldoende gelegenheid tot overvaart gebruik te maken. Ilij heeft 11. Vrijdag nog de overtuiging opgedaan, (lat er politictoezigt noodig was om te zorgen, dat de pont niet werd overladen. Hij zou er op grond van 't aangevoerde er voor zijn, dat, na dat de gebrokene brug is opgeruimd, eene voldoende loopbrug worde gemaakt. l)e Voorzitter zegt, dat de tot overvaart gebezigde pont vroe ger in een ander gedeelte der gemeente dienst heeft gedaan, en dat door hem bepaalde order aan de politie is gegeven om toe te zien, dat er niet meer dan acht personen tegelijk worden over- gebragt. Wegens de drukte op den Vrijdag is er voorts nog andere gelegenheid tot overvaart gegeven. Het voorstel van den heer Wiersma om de beslissing om trent het adres aan te houden, tot dat men voldoende zekerheid heeft verkregen, aangaande den duur der belemmering van de passage, wordt vervolgens in rondvraag gebragt, en met alge meene stemmen aangenomen. Dc heer Bl'Unger verklaart daarna, met het doen van een in zijne bedoeling gelegen hebbend voorstel tot eene volgende ver gadering te willer. wachten. De Voorzitter sluit hierop de vergadering. Bijvoegsel tot de Provinciale Eiiiesche Courant. 62

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1869 | | pagina 6