IS GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 17 February 1S70. Hierna wordt liet voorstel van den Voorzitter in omvraag gebragt cn met II tegen 2 stemmen, die van 'de heeren van Eijsinga cn Wiersma, aangenomen, weshalve het verslag van den toestand der gemeentescholen, ten fine van berigt en raad in handen van Burgemeester en Wethouders is gesteld. 5. Wordt in behandeling genomen het in de vergadering van 10 February jl. ter tafel gebragt voorstel van Burgemeester en Wethouders, betrekkelijk de verhuring van hel huis Ictt. H, no. 121, aan Willem Anthoons Janssen, kleermaker alhier. De vergadering, met de conclusie van dit voorstel instemmende, heeft buiten beraadslaging en hooldelijke omvraag besloten Voorbehoudens goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten van Friesland, de aan de gemeente Leeuwarden toebchoorende huizinge, staande in de Groote Hoogstraat aldaar, gekwoteerd lelt. H, no. 121, ten kadaster bekend in die gemeente, sectic A, no. 819, met den 12 Mei 1 870 op nieuw voor den tijd van eeu jaar en alzoo lot denzelfden datum van het jaar 1871, on derhands in huur af te staan aan Willem Anthoons Janssen, kleermaker wonende te Leeuwarden, tegen betaling zijnerzijds eener som van twee honderd gulden {f 200.00) en overigens op de bestaande voorwaarden. 6. Wordt in behandeling genomen het in de vergadering van 10 February jl. ter tafel gebragt voorstel van Burgemeester en Wethouders, cm aan het Rijk als hulp-ijklokual in huur af te staan 't achterste gedeelte van het aan dc gemeente tocbehoo- rende huis in de Groote Hoogstraat, gekwoteerd lett. II, no. 121. Dc vergadering, zich vereenigende met de conclusie van dit voorstel, besluit buiten discussiën eenstemmig: lo. Voorbchoudens goedkeuring van heeren Gedeputeerde Sta ten van Friesland, aan 't Rijk tot 1 Mei 1800 een en zeventig als hulp-ijklokaal in gebruik af te staan, 't achterste gedeelte der aan de gemeente Leeuwarden toebchoorende huizinge in de Groote Hoogstraat alhier, gekwoteerd lett. II, no. 121, vroeger bestemd geweest voor de soepkokerij, tegen betaling eener som van twee honderd gulden. 2o. Burgemeester cn Wethouders te magtigen aan 't sub lo. genomen besluit, zoodra de daarbij bedoelde gebruiksafstand door 't rijksbestuur is aangenomen, de vereischte uitvoering te geven. 7. Wordt in behandeling genomen het in dc vergadering van 10 February jl. ter tafel gebragt voorstel van Burgemeester en Wethouders, in betrekking tot het in de maand July des vorigen jaars, om berigt cn raad in hunne handen gestelde adres van de heeren S. Draisma van Valkenburg en P. II. van der Meulen alhier, het verzoek bevattende om aan hun de exploita tie van het aschland op te dragen zoomede omtrent de maatregelen te nemen, opdat de exploitatie van het ophalen van faecale stoffen enz. met 1 Mei a.s. geenc belemmering onder- vinde. Geen der leden over de algemcene strekking van dit voorstel het woord verlangende wordt de conclusie daarvan aan de orde gesteld. Punt 1. De heer Wiersma wenscht den stem te motiveren, die hij omtrent punt 1 der conclusie zal uitbrengen. Bij raadsbesluit van 15 Junij 1869 is als beginsel vastgesteld, dat de exploitatie van het ophalen van faecale stolfen enz. voortaan regtstreeks van wege de gemeente zal geschieden. Spr. heeft tot het ne men van dat besluit niet medegewerkt, om reden hij toen nog geen lid dezer vergadering was. Hij gelooft, dat men, waar het eene zaak als de onderwerpeiijke betreft, de exploitatie daarvan aan particulieren moet trachten op te dragen en dat deze niet van wege de gemeente behoort te geschieden. Er is echter ecu besluit gevallen waarij het beginsel van eigen exploitatie i3 aan genomen dat beginsel keurt Spr. af, waarom hij ook tegen punt 1 zijne stem zal uitbrengen. De heer Bloembergen heeft vroeger evenzeer het beginsel van eigen exploitatie bestreden. Ilij gelooft ook, dat zoodanige zaak aan bijzondere personen moet worden overgelaten. De Raad heeft echter een ander besluit genomen en nu, zegt Spr., brengt de eerbied voor dat besluit mede, zich daarnaar te gedragen. Nu besloten is het aschland van gemeentewege te exploiteren, is het onbestaanbaar die exploitatie aan particulieren op te dra gen. Daarom zal Spr. dan ook voor het voorstel stemmen. Dc lieer Wiersma moet terugkomen op het door den heer Bloembergen gesprokene. Ilij, Spr., eerbiedigt het genomen be sluit ten volle, maar hij heeft gemeend daarom wel te mogen zeggen, dat hij het beginsel van het besluit tot eigen exploi tatie der gemeente niet deelt. Toen het besluit genomen is was hij niet in de gelegenheid zulks te kunnen doen daarom heeft hij het nu te kennen gegeven. Bedriegt Spr. zich niet, dan is het verzoek van de heeren Draisma van Valkenburg en van der Meulen, om de exploitatie aan hun op te dragen, ingekomen nadat reeds het beginsel van eigen exploitatie was aangenomen. Denkbaar was het derhalve, en door Spr. gewenscht, dat Burgemeester cn Wethouders hadden voorgesteld, ora naar aanleiding van dat aanbod het genomen besluit te herzien, van het beginsel terug te komen en met de adressanten in nader overleg te treden. De heer Bruinsma observeert, dat het motief 't welk de Raad genoopt heeft, om het voorstel tot eigen exploitatie aan te ne men, niet was gebrek aan gegadigden om het aschland te pach ten maar door dat beginsel meende hij de bevordering van deu openbaren gezondheidstoestand beter in de hand ie hebben. Het was niet het geldelijk voordeel, 't geen bij eigen exploitatie te verwachten is, dat de Raad, naar Spr.'s oordeel, daartoe deed be sluiten, maar men meende, dat het 't beste middel was, om aan bestaande bezwaren te gemoet te komen. Punt 1 wordt hierop in rondvraag gebragt en met 14 tegen 1 stem, dien van den heer Wiersma, aangenomen en punt 2 buiten beraadslaging met algemcene stemmen. Punt 3. De beer Suringar vraagt of met de 3 pet. van de opbrengst, de zuivere oi onzuivere wordt bedoeld en of dat niet uitdrukkelijk in het besluit dient te worden gezegd? De heer Rengers geeft te kennen, dat de bruto opbrengst bedoeld wordt. Men wenscht geheel de manier te volgen, die te Groningen in toepassing wordt gebragt cn waar ook de be zoldiging wordt berekend naar de opbrengst, zonder dat de ex ploitatiekosten daarvan worden afgetrokken. De heer Suringar stelt hierop voor te lezen onzuiver zal opbrengen." De heer Wiersma geeft in bedenking de bruto in netto op brengst te veranderen. Hij vindt het ecne gevaarlijke zaak dc bezoldiging te bepalen naar evenredigheid van de bruto opbrengst. Het kan wezen, dat die door groote kosten van exploitatie wordt opgewogen. Hij vraagt of het daarom niet beter is netto op brengst te bepalen? Hij meent, flat eerst dan van dividend sprake kan zijn, wanneer van de opbrengst dc gemaakte kosten zijn afgetrokken. De heer Westenberg wenscht in herinnering te brengen de geschiedenis waarom de bezoldiging zóó gesteld is geworden. Het is namelijk een gevolg van het advies van een' deskundige, die in overweging gaf, om de vaste belooning niet te hoog te GEMEEN 1 ERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 17 February 1870. 19 stellen, maar een aandeel in de opbrengst te verzekeren, ten einde daardoor aan den eventueel te benoemen directeur een prikkel te geven, om vele en goede mcstspecie af te leveren. tStelt mcr. nu echter de 3 pet. voor de opbrengst na aftrek der kosten van exploitatie, dan zal men het beoogde doel niet be reiken en het belang van den directeur niet groot genoeg zijn. Spr. acht het daarom raadzaam de 3 pet. te doen strek ken voor dc bruto opbrengst. De heer Suringar wil gaarne erkennen, dat zijn amendement niet geheel bevredigend isook hein zelf bevredigt het niet. Hij ziet echter geen onderscheid tusschen bruto en onzuivere op brengst. Zoo 't eenigzins mogelijk mogt kunnen zijn de bepaling van de bezoldiging aan te houden, Spr. zou in overweging wcnschen te geven dit punt voorloopig te laten rusten; hij acht het niet wenschelijk zich daarmede te overhaasten. De heer Rengers moet zich daar tegen verklaren. De be doeling toch is, om zoo spoedig mogelijk eene oproeping van sollicitanten te doen en daarbij dienen de conditiën te worden ièpgegeven. Spr. ziet werkelijk het hoofdbezwaar niet in. De regeling der bezoldiging is letterlijk overgenomen zooals die te fiGroningen wordt gevolgd. De directeur aldaar geniet ook eene vaste bezoldiging van /"700 en 3 pet. van 't geen de exploi tatie meer dan f 10,000 opbrengt. Die opbrengst is 't vorig jaar 70,000 geweest, zoodat van een bedrag van ƒ60,000 3 pet. aan den directeur is uitgekeerd. Zoodanige handeling heeft men ook hier op 'toog. Natuurlijk zal de opbrengst min der wezen, doch Spr. durft nu al vast de verzekering geven, dat ze meer dan ƒ10,000 zal beloopen. Hij gelooft, dat door te lezen bruto zal opbrengen" de bedoeling vau het besluit beter uitkomt. k De heer Suringar verklaart, dat hij tegen de verandering van mizuiver in bruto geen bezwaar heeft. Hierna wordt punt 3, aldus gewijzigd, aangenomen; terwijl punt 4 buiten beraadslaging eenstemmig wordt goedgekeurd, zoo dat is besloten I. Aan de heeren S. Draisma van Valkenburg ea P. H. van der Meulen, in beschikking op hun adres van 21 Julij 1869, betreffende de exploitatie van het aschland en de opzameling van asch, vuilnis enz. in deze gemeente, te kennen te geven, dat de Raad voor als nog geene termen heeft gevonden, om te rug te komen op zijn besluit van 15 Junij 1869, voor zooveel daarbij is besloten tot exploitatie van het ophalen der faecale stoffen enz. regtstreeks van wege de gemeente en alzoo niet verlangt die exploitatie op te dragen aan particuliere personen. II. De directie van de stadsreiniging, zoomede van de ex ploitatie van het aschland, op te dragen aan een directeur der stadsreiniging, door den Raad aan te stellen, op eene nader door Burgemeester en Wethouders vast te stellen instructie en telkens voor den tijd van drie jaren. III. De bezoldiging van den aan te stellen directeur der stadsreiniging te bepalen op ƒ700 's jaars, henevens 3 percent van hetgeen de exploitatie jaarlijks boven 10,000 bruto zal opbrengen. IV. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen a. ten spoedigste over te gaan tot eene oproeping van sol licitanten voor de betrekking van directeur der stadsreiniging in deze gemeente, ten einde daarna eene aanbeveling van twee of drie personen aan den Raad te kunnen aanbieden. b. in afwachting van de definitieve infunctietreding van den directeur der stadsreiuiging, de noodige maatregelen te treffen, opdat de dienst der stadsreiniging en de exploitatie van het aschland met 1 Mei gecne belemmering moge ondergaan. c. aan den Raad de vereischte finantiële voorstellen aan te bieden, welke, in verband met de overname van het aschland, de daarop met 1 Mei aanwezige mestspecie, de verdere exploi tatie en de aan te brengen verbeteringen noodzakelijk zullen blijken. 8. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van Burge meester en Wethouders tot wijziging van de begrooting van in komsten en uitgaven dezer gemeente, dienst 1870. Ter visie, om in eene volgende vergadering te worden behan deld. De Voorzitter sluit hierop de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1870 | | pagina 3