23 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 21 Maart 1S70. van die gemeente, waarom hij verzoekt, d&t aan hem met den eersten Mei 1870 uit eerstgemel.de betrekking een eervol ont slag worde verleend. De Voorzitter stelt voor op dit adres in cene volgende zit ting eenc beslissing te nemen. Hiertoe wordt bij acclamatie besloten. 14. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van Burge meester en Wethouders tot het maken van eene overdekte speel plaats bij het gebouw der armenbcwaarschool in deze gemeente- Ter inzage, om in eene volgende vergadering te worden be handeld. 15. De Voorzitter brengt ter tafel, het bij Burgemeester en Wethouders ontvangen verslag van den toestand van het stads Ziekenhuis, over 1869. Ter inzage van de leden. 16. De Voorzitter brengt ter tafel en legt voor de leden ter inzage het verslag betreffende het gymnastisch onderwijs in deze gemeente, over 1869. 17. De Voorzitter deelt mede, dat heeren Gedeputeerde Staten dezer provincie het besluit dezer vergadering van 17 February 1870, no. 5/109, waarbij aan het Rijk als hulp-ijklok&al tegen betaling eener som van 200.00, voor den tijd van een jaar, in huur is afgestaan 't achterste gedeelte der aan de ge meente toebehoorende huizinge in de Groote Hoogstraat, vroeger bestemd geweest voor de soepkokerij, bij resolutie van 17 Maart d. a. v., no. 24 hebben goedgekeurd. Aangenomen voor notificatie. 18. Namens Burgemeester en Wethouders wordt door den Voorzitter medegedeeld, dat bij de op den 16 Maart jl. plaats gehad hebbende opening der bus bestemd voor de inlevering van aanvragen om bouwterreinen in eigendom te bekomen, daarin aanwezig is bevonden eene aanvrage van den heer rar. J. Bicruma Oosting, kantonregter te Heerenveen, om de perceelcn op de betrek kelijke lijst en situatiekaart met dos. 38, 39 en 40 aangeduid, welke perceelen voorloopig aan den aanvrager in koop zijn toe gewezen. Aangenomen voor kennisgeving. 19. Is gelezen en voor notificatie aangenomen eene resolutie van heeren Gedeputeerde Staten dezer provincie dd. 18 Maart jl., no. 1, houdende goedkeuring van de rekening der ontvangsten en uitgaven dezer gemeente, over de dienst 1868. 20. Is ter tafel gebragt en gelezen eene missive van de com missie van toezigt op het middelbaar onderwijs in deze gemeente, dd. 23 Maart jl., no. 99, houdende kennisgeving van de dagen waarop het - overgangs-examen aan de burger-avondschool zal worden gehouden. Aangenomen voor notificatie. 21. Bij monde van den heer Brilinsma wordt namens de bij besluit van 10 Maart jl. benoemde commissie rapport uitgebragt van het onderzoek der rekening en verantwoording van het col- legie brandmeesters, wegens dc kosten van de brandweer in deze gemeente, dienst 1869. Ter visie, om in eene volgende vergadering te worden behandeld. 22. De heer Westenberg brengt, namens de bij raadsbesluit van 10 Maart jl. benoemde commissie, rapport uit, omtrent eene aanvrage van heeren voogden van het nieuwe stads weeshuis, om magtigiug tot wijziging der begrooting van dat gesticht, voor het dienstjaar 1869, en geeft, mede namens die commissie, in overweging dit rapport, aangezien het do begrooting overliet reeds nfgcloopen dienstjaar betreft, nog in deze vergadering in behandeling te nemen. Dc Voorzitter, na gehoord te hebben hetgeen zooeven doorI den heer Westenberg is arngovoerd, stelt voor het rapport na de afdoening van de heden aan dc orde zijnde zaken im behan deling te nemen. Dienovereenkomstig wordt eenstemmig besloten. 23. Aan de orde is dc benoeming van drie geneesheeren, j twee heelmeesters en twee vroedvrouwen, belast met de beh&n-l deling enz. van behoeftigen in de gemeente Leeuwarden, ter voor- ziening in de als zoodanig met 1 April e. k. te ontstane vacatures. Tot dc benoeming bij gcslotenc briefjes overgegaan zijnde, is de uitslag van de ter zake gehoudene stemmingen geweest, dat zijn benoemd a. Tot geneesheeren dc heeren doctoren A. Frijda, U. J. Ilubcr en H. A. Middelburg j b. Tot heelmeesters dc heeren G. W. Melz en M. B. Vos en c. Tot vroedvrouwen Sijtske van der Wal, vrouw van R. Bos- huijcr en Jacoba Swarts, vrouw van N. W. Stoett. 24. Wordt in behandeling genomen het in de vergadering van 10 Maart jl. ter tafel gebragt voorstel van Burgcraeeeter en Wethouders, op het aan hun collegie gerigt verzoek van de com manditaire bouwvereeniging alhier, om, in stede van een of twee, drie huizen op dc aan haar provisioneel in koop toegewezen bouwterreinen nos. 32 en 33 te mogen stichten. Dc vergadering, zich met de conclusie van dit voorstel ver- ecnigende, heeft buiten beraadslaging met algemecne stemmen besloten Aan de te Leeuwarden gevestigde commanditaire bouwvereeni ging bij gunstige uitzondering toe te staan, om op de aan haar provisioneel in koop toegewezen bouwterreinen tusschen den staats spoorweg en 't Zaailand aldaar, op de betrekkelijke lijst en situ atiekaart aangeduid met dc nummers 32 en 33, in stede van een of twee, drie huizen te stichten, behoudens nadere goedkeuring der daarvan reeds ingezonden of nog in te zenden tcckeningen door heeren Burgemeester en Wethouders. 25. Wordt in behandeling genomen het in de vergadering van 10 Maart jl. ter tafel gebragt voorstel van Burgemeester en Wethouders, nopens de door hun collegie, ter uitvoering van 's Raads besluit van 28 October 1869, met den heer mr. B. Hopperus Buma te Kollum, o er den afstand van eene aan hem, nomine uxoris, toebehoorende huizinge, staande in de Bagijnc- straat alhier, gevoerde correspondentie. Dc heer Dirks heeft aan het slot van het voorstel een paar zinsucden gelezen, die zijne aandacht hebben getrokken en waar omtrent hij eene vraag heeft te doen. In de eerste plaats leest Spr. „dat ten slotte der gemeente geen ander middel ten dienste zal staan, om de amotie van de bewuste brug te erlangen, dan ze in regten te vorderen -Hieromtrent wcnscht hij op te merken, dat er, behalve dat, nog wel een ander middel aanwezig is, namelijk de onteigening er van aan te vragen. Verder leest Spr. al vorens hiertoe over te gaan (namelijk dc amotie van de brug in regten te vorderen) zouden wij echter aan den heer Buma nog gedurende eenigen tijd de gelegenheid wenschcn te geven, om op zijn genomen besluit terug te komen, want ofschoon onze hoop daarop, wij moeten dit erkennen, niet bijzonder groot is, kunnen wij ons toch de mogelijkheid voor stellen dat, wanneer eens 't omliggend terrein is geordend, waar- GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 24 Maart 1870. 29 tacde Zoo spoedig mogelijk een aanvang zal worden gemaakt, dc heer Buma zelf zal begrijpen, dat hij ten aanzien zijner eigen dommen in een' onhoudbaren toestand is gebragt en hij daar door zal worden genoopt om zijne eischen ecnigzins lager te stellen." Spr. beaamt, dat dc mogelijkheid hiervoor bestaat, maar, wanneer hij den laatstcn brief van den heer Buma herleest, dan gelooft hij, dat de daarbij gedane verklaring zoo pertinent is, dat hij moet instemmen met Burgemeester en Wclhoudcrs-ulat het uitzigt op vermindering hoopeloos is en daarop al bijzonder weinig kans bestaat. Met het oog echter op de beide door hem, Bpr., aangehaalde zinsneden van het rapport wcnscht hij aan het Dagelijksch Bestuur cenc vraag te doen, namelijk, hoelang nog aan den heer Buma de gelegenheid zal worden gegeven, om den cstclden eisch te verminderen? Er staat in het rapport nog enigen tijd. Spr. moet opmerken, dat de tijd spoedig verloopt, en mogt men tot onteigening overgaan, dan (men weet het hoe zulks et geval is met de onteigening van het perceel tot verbreeding an de Prins Hendrikstraat) zal het nog langen tijd moeten uren eer de wet tot deze onteigening wordt verleend. Spr. wcnscht daarom bepaald te .veten wat men hier onder enigen tijd heeft te verstaan. De Voorzitter is volgaarne bevcid dc door den heer Dirks cdane vrdug te beantwoorden, hoewel hij liever had gcwcnscht ulks pertinenter tc kunnen doen, dan waartoe hij op 't oogenblik in [Btaat is. Hij kan echter antwoorden, dat deze zaak bij het da- elijksch bestuur levendig is en zeker levendig zal blijven. De cschiedcnis er van is bekend en 't geen door den heer Dirks s gezegd, zal, naar Spr. vertrouwt, bij het collegie zijne goede itwerking hebben. Ilij stelt zich voor, dat men binnen weinige ■agen de zaak nader zal bespreken en, zoo nooilig, een anderen weg iuslaan. Zeker is het, dat de toestand niet kan blijven als j thans het geval is, en gelooft Spr., dat men de uitdrukking van Hog eenigen tijd niet behoort tc beschouwen als nog ver af, maar dat binnen betrekkelijk korten tijd dc noodige voorstellen door het collegie zullen worden aangeboden. f De heer Rengers wcnscht aan het gesprokene door den Voor zitter nog toe te voegen, dat Burgemeester en Wethouders nog et denkbeeld koesteren, dat, wanneer de toestand van de ge- empte gracht is zooals ze behoort tc wezen, hetgeen nu nog iet het geval is, dan ook de eigenaar van het bewuste perceel elf mogelijk het wcnschelijke zal inzien, om zijnerzijds gccne erdere bezwaren aan dc gchcelc voltooijing dezer zoo belaug- ijkc verbetering in den weg te leggen en derhalve den door hem cstclden eisch zal verlagen. Dit is de eenige, zij het ook fewakke hoop, die bij Burgemeester en Wethouders bestaat, en flogt die worden verijdeld, dan zal tot andere maatregelen dc ocvlugt moeten worden genomen. De heer Dirks bedankt voor de gcgevcne inlichtingen. Hij an zich nu bij de zaak neerleggen, wanneer het namelijk, zoo- Is hij heeft gehoord, dc bedoeling is niet langer met het ne en van andere maatregelen te wachten, clan wanneer alles ge- eel klaar is en dc passage alleen dopr de bewuste brug nog eheel verhinderd wordt. Hierna wordt de conclusie van het voorstel in rondvraag ge- ragt en zonder hoofdelijke stemming aangenomen, weshalve is besloten De door Burgemeester cn Wethouders met den heer mr. B. lopperus Buma te Kollum, naar aauleiding van 't door den aad genomen besluit van den 28 October 1869, no. 14/48, evoerde correspondentie voorloopig aan te nemen voor kennis- eving en hun collegie uit tc noodigen, binnen een niet al te crwijderd tijdstip, daaromtrent nader zoodanige voorstellen aan den Raad te doen als noodig of wcnsehclijk zal worden ge oordeeld. 26. Wordt in behandeling genomen het in de vergadering van 10 Maart jl. ter tafel gebragt voorstel van Burgemeester cn Wethouders, in betrekking tot eene missive van hunne amb- genooten in dc gemeente Leeuwarderadccl, dd. 28 Januarij jl., aangaande de vcrdeeling der onderhoudskosten van de Jclsumer- vaart, bij welk voorstel in overweging wordt gegeven Burgemees ter en Wethouders tc magtigen, om aan hunne arabtgenooten in de gemeente Leeu warde rad eel, in antwoord op hunne missive van 20 Januarij 1870, te kennen te geven, dat dezerzijds geene termen worden gevonden, om len aanzien van de repartitie der onderhoudskosten van de Jelsumcrvaart, tusschen de gemeenten Leeuwarden cn Leeuwarderadccl, cene andere verdeeling toe tc passen, dan die welke tusschen de voormalige onderhoudpligtige perceelen onder Leeuwarden ter eenre en die onder Lceuwarderadeel ter andere zijde, blijkens de laatste opgemaakte kohieren van omslag werd toegepast. De heer van Sloterdijck begint als lid van dc commissie, die in der tijd is belast geweest met het geven van rapport om trent tegen het kohier van slattingkostcn der Jelsumcrvaart in gekomen reclames, cene opmerking te maken, over de zienswijze in dat rapport voorkomende en die nu door Burgemeester en Wethouders tot staving hunner opinie wordt aangevoerd. Spr. leest namelijk in het voorstel „Wij mogen het er eindelijk voor houden, dat ook uwe commissie, belast met het onderzoek van het bezwaarschrift tegen aanslagen op het kohier van om slag wegens de slattingkostcn in 1869, hoezeer de onwettigheid van dien omslag erkennende, de billijkheid van de repartitie der kosten zooals die bij de meergenoemde sententie was gere geld, boven allen twijfel stelde, vermits het advies dier commis sie niet sterkt om de helft der slattingkosten door deze ge meente tc doen dragen, maar enkel die kosten, welke als van ouds zijn gebragt ten laste van de onderhoudpligtige perceelen onder het behoor van Leeuwarden." Als lid der bedoelde com missie, wenscht Spr. dc bepaalde verklaring te geven, dat zij in dat rapport dc billijkciid van dc tot dusverre gevolgde repartitie der kosten, ook waar deze door de gemeenten werden gedragen, niet heeft willen erkennen. Wel heeft zij de zwarigheid over wogen, die zich bij de verdeeling der kosten zou kunnen opdoen, maar opzettelijk heeft zij daaromtrent in het rapport geene mel ding gemaakt, vooreerst ter ooizakc van den korten tijd, dien haar voor het uitbrengen van het bewuste rapport beschikbaar was en in de tweede plaats om4at zij daarvoor geen mandaat, geene opdragt bezat. Zij heeft zich opzettelijk ten dezen geene partij gesteld cn Spr. gelooft ook, dat dienaangaande uit het rapport gecnc argumenten kunnen worden geput. En wat nu de aaak zelve betreft, Spr. moet verklaren, dat hij alle overgelegde stukken aandachtig heeft gelezen. Hij ver trouwd, dat die stukken alles bevatten wat in het gemeente archief omtrent die zaak te vinden is. Blijkens het voorstel, zegt Spr., is bet gevoelen van Burgemeester en Wethouders, oin de verdeeling van den onderhoudslast der Jelsumcrvaart van 2/3 voor Leeuwarderadccl en '/3 voor Leeuwarden te behouden. Naar zijne wijze van zien, is echter die verdeeling bij dc omstandig heden, waarin men voor het tegenwoordige verkeerd, niet meer te handhaven, vooreerst omdat zij hare raison dei re verloren heeft en ten anderen omdat ze een validen regtsgrond mist. Het onderhoud van wegen, vaarten enz., zegt Spr., berustte vroeger bij particulieren. Dat onderhoud werd ook door hen zelven uitgevoerd. Eerst later is het onderhoud uit gemeene haix. het leven getreden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1870 | | pagina 2