36 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 31 Maart 1370. Kamer moet worden bekrachtigd, zoodat het alsdan dienstig mag worden geacht zich bij die Kamer te vervoegen. Hij stelt vervolgens voor, Burgemeester en Wethouders te mag- tigen, om naar den loop der omstandigheden te handelen. Hiertoe besloten zijnde, wordt het ontwerp-adres in rondvraag gebragt en zonder hoofdelijke stemming aangenomen, weshalve is vastgesteld het volgend adres Aan de Ticeede Kamer der Staten Generaal. Geeft met eerbied te kennen de Raad der gemeente Leeuwarden; dat hij met groote belangstelling kennis heeft genomen van de door de Hooge Regering laatstelijk aan Uwe Vergadering gedar.e voorstellen tot verbetering der haven te Harlingcn dat hij toch ten volle 't gevoelen deelt van hen, die mecnen, dat deze verbetering volstrekt noodzakelijk is om den Noorder spoorweg te doen beantwoorden aan de grootsche roeping, welke deze in 't Europesche spoorwegnet te vervullen heeft dat hij 't evenzeer boven allen twijfel verheven acht, dat van die verbetering de rijkste vruchten voor tijdgenoot en nazaat zijn te wachten dat, naar zijne innige overtuiging, niet alleen Harlingen maar de geheele provincie Friesland en vooral ook de gemeente, welke hij de eer heeft te verwoordigen, daarin rijkelijk zullen deelcn dat hij, met 't oog daarop, 't dan ook van zijn pligt heeft geoordeeld om, gebruik makende van de bevoegdheid, aan hem bij de grondwet en de gemeentewet gegeven, de aanneming der voormelde regering-voorstellen bij Uwe Vergadering besclieidenlijk aan te bevelen dat hij, na al 't geen zoo door de regering zelve, als van vele andere bevoegde zijden, op uitstekende wijze werd aangevoerd, ten betooge dat 't hier bedoelde werk niet alleen noodig en nuttig, maar ook uitvoerbaar is vermeent zich ontslagen te kunnen rekenen hieromtrent nu in nadere beschouwingen te treden; redenen waarom hij Uwe Vergadering eerbiedig verzoekt, do thans bij haar door do Hooge Regering aanhangig gemaakte voorstellen tot verbetering van de haven te Harlingen aan te nemen. 't welk doende De Raad der Gemeente Leeuwarden. 12. Wordt in behandeling genomen het ir. de vorige verga dering ter tafel gebragt voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot het maken van eene overdekte speelplaats bij het gebouw der armenbewaarscbool in deze gemeente. De vergadering, zich met de conclusie van dit voorstel vcr- ecnigende, heeft buiten beraadslaging en hoofdelijke omvraag besloten lo. Burgemeester en Wethouders te magligcn om, na deswege gehouden openbare aanbesteding, te doen overgaan tot het maken van eene overdekte speelplaats bij het gebouw der armenbewaar scbool in deze gemeente, overeenkomstig het plan sub A, inge zonden door den gemeente-architect bij zijne missive van de.n 2 7 Januarij 1870, no. 19/1. 2o. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen, aan den Raad de noodige voorstellen aan te bieden ter aanwijzing van de fondsen, waaruit zullen worden bestreden de kosten vallende op het maken der speelplaats sub 1 bedoeld. 13. Wordt in behandeling genomen het in de vorige verga dering aangebragt voorstel van Burgemeester en Wethouders, be treffende het aangaan eener geldleening, ten behoeve van de ver beterde inrigting van het aschland en van de daarmede in ver band staande werken, zoomede tot het vaststellen eener verorde ning, regelende het getal enz. der ambtenaren en bedienden bij de stadsreiniging. De heer Dlipdl'C heeft tegen liet bij het voorstel gevoegd concept-besluit, tot beschikbaarstelling der noodige fondsen, op zich zelf geen bezwaar, maar hij wil niet geacht worden zich te verccnigen met hetgeen op bladzijde 1 omtrent het rioolstelsel wordt gezegd, namelijk, „dat reeds aanvankelijk een sijstecm van riolering in deze gemeente wordt in praktijk gebragt, dat, zoo al niet geheel onberispelijk, toch uit een hijgiënisch oogpunt evenzeer als voor de behoorlijke opzameling van meststoficn, verve boven de vroegere wijzen van afvoer aanbeveling verdient." De erva ring heeft, volgens Spr., doen zien, dat na het hier en daar toe gepaste stelsel vele grachten een stank verspreiden, erger dan ooit vroeger het geval was. "Hij wijst er slechts op, dat ten vorigen jare, om van den zomer niet eens te spreken, in de koele maand September, bij een waterstand van 3 decimeters boven zomerpcil, het water in de grachten langs den Eewal, de Druif- streck en de Kelders, ja bijna overal bijna zwart was en soms ondragelijke uitwasemingen verspreidde. Dit feit toont, naar Spr's ^gevoelen, genoegzaam aan, dat hier niet van zoodanige aanbeveling sprake kan zijn. ITet is verre van hem, om bier de middelen tot verbetering aan te wijzen hij acht zich daartoe niet bevoegd, en het geldt ook eene zaak, over wier oplossing men tegenwoordig bijna overal naar middelen zoekt. Maar hij heeft gemeend te moeten opkomen tegen de stelling of bewering, dat het hier ter stede te dezer zake thans beter dan vroeger zou zijn. Spr. ontkent dit bepaaldelijk. Eene andere opmerking heeft Spr. omtrent hetgeen aangaande de publieke privaten en urinoirs wordt gezegd. Na al hetgeen hieromtrent is in 't midden gebragt, men behoeft slechts, zegt Spr., acht te slaan op ten vorigen jare door Burgemeester en Wethouders ingediend voorstel tot verbetering van de wijze van afvoer der faccale stoffen, en het verslag van de commissie van rapporteurs uit de sectiën daarover - acht Spr. het onnoodig tc wijzen op den ellcndigcn toestand, waarin zich die voorwerpen bevinden. Spr. had gedacht dat, na de groolc afkeuring, die ook ten dezen door Burgemeester en Wethouders zeiven is uitge sproken, en na 'tgecn tc dien opzigle reeds is gezegd in dc bekende memorie van de j laalsclyke geneeskundige commissie van het jaar 1856, nu ook in dit opzigt radicale verbeteringen waren voorgesteld. Ilij heeft echter tot zijn leedwezen ontwaard, dat er slechts voor dc verbeterde inrigting van 8 en den aanbouw van 4 urinoirs gelden worden aangevraagd. Ilij gelooft, dat in eene stad als Leeuwarden, wil men het gebrek wegnemen, veel meer urinoirs noodig zijn. liet voorgestelde komt Spr. ten eencn- raalc onvoldoende voor. Hij zou wenschen, dat hier, gelijk als in andere plaatsen, overal waar dit kan geschieden, urinoirs wor den aangebragt, maar dan tevens in de strafverordeningen eene bepaling worde opgenomen, dat van gecne andere dan dc be staande gelegenheid tot het bewuste doel gebruik mag worden gemaakt. Zooals de toestand thans is, is hij niet houdbaar. Dc heer van Sloterdjjck heeft met ccnigc verrassing van het in behandeling zijnd rapport kennis genomen. Hij gelooft, dat het dc strekking heeft, om te regelen de wijze van opzameling der faecale stoffen enz.; enkele uitdrukkingen althans geven daartoe aanleiding, speciaal de laatste zinsnede. Ilij wil erken nen, dat het bevat eene aanwijzing hoedanig de exploitatie zal geschieden, doch had gemeend, dat een voorstel, regelende dc gchcelc inrigting aangeboden en in ieder geval cenigzins bree der omschreven zoude zijn. Spr. wenscht intusschen te wijzen op eene voorziening, die bij de uitvoering der plannen dient tc worden in acht genomen 't is wel is waar eene kleinigheid, doch hij acht het wenschelijk de aandacht cr op te vestigen. Het betreft namelijk sub II, handelende over de inrigting van het aschland, alwaar het denkbeeld wordt geopperd, om aan dc noord- en westzijde houten schuttingen en heestergewas tc doen aanbrengen. Spr. wcnscht hieromtrent op tc merken, dat dc GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 31 Maart 1870. 37 wet van 21 Augustus 1859, de oprigting van schuttingen enz. binnen dca afstand van 8 ellen uit het midden van den spoor weg verbiedt. Ilij wil niet ontkennen, dat hiervoor dispensatie te verkrijgen is, maar de verkrijging daarvan zal toch in ieder geval eenigen tijd vorderen. Mogten er nu voor dc bckoming van bedoelde dispensatie nog geene pogingen in het werk ge steld zijn, dan wenscht Spr. zulks onder dc aandacht van Burge meester en Wethouders te brengen. De heer Rengers wil trachten de opmerkingen door dc hee- ren Duparc en van Sloterdijck gemaakt te beantwoorden. In dc eerste plaats wenscht hij den heer Dup irc op te merken, dat liet beweerde in het rapport omtrent den toestand van het rioolstelsel, volstrekt niet de strekking heeft om aan te geven dat Burgemeester en Wethouders met dien toestand omvoorwaar- delijk ingenomen zijn. Integendeel, het collegic meent, dat de zaak niet in staat van wijzen is, zoodat het onder de tegenwoor dige omstandigheden moet aarsclen een ander stelsel aan te bevelen. Het is waar, dat dc toestand van de grachten langs den Eewal, de Druifstreek en dc Kelders onvoldoende is, doch dit is geen bewijs, dat zulks uit de tegenwoordige riolering voortspuit. Spr. dient de opmerking te maken, dat men vroeger dienzelfdcn stank door bijna dc geheele stad vond cn dat juist op de plaatsen waar riolcp zijn gemaakt, o. a. op de Nienweburcn, dc tegen woordige toestand verre boven dien van vroeger te verkiezen is. Die toestand zal nog aanmerkelijk verbeterd worden, wanneer het plan van 't Dagclijksch Bestuur, om namelijk dc in de riolen aanwezige zinkputten om de 8 of 14 dagen tc doen uit pompen, uitvoering zal erlangen. Daardoor zal, zoo men zich voorstelt, dc stank die in de grachten en voornamelijk daar waar de riolen uitloozen, grooten.lecls weggenomen worden. Spr. wil de wcnschclijkhcid van sommige verbeteringen ook in dit opzigt niet tegenspreken, maar geeft dc verzekering, dat het steeds een punt van naauwgezette overweging zal uitmaken, om aan de bestaande bezwaren op de best mogelijke wijze tegemoet te komen. Verder, zegt Spr., heeft de heer Duparc gewezen op den onvoldoenden toestand van de urinoirs en publieke privaten, cn is door hetn aangetoond, dat cr veel meer dan vier nieuwe uri noirs bijgebouwd bchooren te worden. Maar Spr. moet opmer ken, dat dc uitgetrokken som alleen besterad is voor de be strijding der kosten van toestellen, die men onmiddellijk, dat is dezen zomer, wenscht aan te brengen. Men behoort niet aan tc nemen, dat daarmede het geheele plan zal zijn uitgevoerd. In tegendeel, men is voornemens dc beoogde verbeteringen, in liet belang der gemeentelijke finantiën, geleidelijk tot stand te bren gen. Nu eerst wil men zich onledig houden met het aanbren gen der hoogstnoodzakelijke verbeteringen, maar het is daarom niet onwaarschijnlijk, als Spr's idee althans gevolgd wordt, dat er dit jaar 10 a 12 urinoirs worden aangebragt. Men behoort echter daarvoor eerst nog eene geschikte plaats te vinden ter wijl men zich nu alleen bepaalt tot het aanbrengen van de urinoirs waarvoor men reeds plaats gevonden heeft. Dat nu slechts voor 4 de noodige gelden worden aangevraagd, dit belet geenzins, om 5 a 6 meer aan tc brengen, waarvoor men nog altijd door overschrijving uit andere posten, of uit den post voor onvoorziene uitgaven de vereischte gelden beschikbaar kan stellen. Ten aanzien van dc opmerking van den heer van Sloterdijck, betrekkelijk liet aanbrengen van schuttingen en heestergewas in de onmiddellijke nabijheid van den staatsspoorweg, geeft Spr. te kennen, dal Burgemeester cn Wethouders hierop bedacht geweest zijti, cn kan hij dc verzekering geven, dat reeds voor geruimen lijd tot 't aanbrengen van bedoelde voorwerpen authorisatie is aan gevraagd. Naar hetgeen men hieromtrent officieus vernomen heeft, zal aan het vcrleenen dier authorisatie, geen liet minste beletsel in den weg worden gelegd. De heer Bminsma behoeft, na hetgeen reeds door den heer Rengers is gezegd, weinig tot opheldering der gemaakte opmer kingen bij te brengen. Opzigtens hetgeen door den heer Duparc omtrent dc riolen is gezegd, moet Spr. opmerken, dat, wanneer het tonncnsijstecra in toepassing wordt gebragt, de gemaakte opmerking komt te vervallen. Ilij is het overigens geheel eens met hetgeen door den heer Rengers aangaande het water in de grachten langs den Eewal enz. is gezegd. Omtrent het gezegde aangaande de urinoirs en publieke se creten, geeft Spr. te kennen, dat het coilegie van dagelijksch bestuur ten dezen hetzelfde beginsel deelt als de heer Duparc. Het wenscht echter dadelijk dc urinoirs aan te brengen op die plaatsen waar daaraan dc meeste behoefte cn voor het aan brengen daarvan de noodige gelegenheid bestaat, en verder met den aan te stellen directeur de noodige plannen te beramen, om op dc meest geschikte plaatsen in de geheele stad het ver- eischt aantal te plaatsen. Het is echter nog al moeijelijk ge schikte gelegenheid voor het aanbrengen van de publieke priva ten te vinden, daar deze, volgens het stelsel van den heer But- tinger, ook van een aschbak voorzien zullen worden. Zoodanige in- rigtingen kan men niet gemakkelijk op alle plaatsen aanbren gen, wo.ardoor bij slot van rekening de mocijelijkheid om de noodige ruimte te krijgen overblijft. Den heer Duparo heeft het genoegen gedaan, dat zijne eigen lijke aanmerkingen niet zijn ontkend. Een enkel woord wenscht hij echter nog in 't midden te brengen. Hij wil aannemen, dat op de plaatsen waar gedempt is, de toestand verbetering heeft ondergaan maar hij vraagt, of het als een goed stelsel is aan te nemen voor den afvoer van faecale stoffen, dat, wanneer of nadat in een betrekkelijk klein gedeelte der stad wordt gedempt, de grachten in het overige deel zooveel meer dan vroeger ver ontreinigd worden De heer Rengei'S moet bekennen, dat hem niet regt duidelijk is, hoe liet bederf van 't water een gevolg kan zijn van het be staand rioolstelsel. Naar zijne mccning zal dat nog altijd bewe zen moeten worden. Is het echter 't geval, dan zullen dc noodige voorzieningen genomen moeten worden. Evenwel is 't naar Spr's oveituiging zeker, dat ook vroeger de grachten in geene mindere mate dan thans onaangename uitwasemingen verspreidden. Hij weet ook niet, dat dc gracht langs den Eewal op eenigerhande wijze inet de nieuw aangelegde riolen in verbinding staat, zoodat de oorsprong van die hinderlijke uitwasemingen stellig niet alleen bij het nieuwe rioolstelsel is te. zeeken. De heer Westenberg wenscht als lid van de commissie, die vroeger met het xutbrengen van rapport is belast geweest, te zeg gen, dat bij die commissie ook de onreinheid der grachten is ter sprake geweest, cn dat zelfs bij haar het denkbeeld is geopperd, om, wanneer het nu gevolgd stelsel van riolering goed mogt worden bevonden, de andere nog in deze gemeente aanwezige grachten niet te dempen, maar een riool daarbij langs te leggen. Hierop worden de beraadslagingen over dc algemeene strekking van het voorstel gesloten en tot de behandeling van bijlage A, ontwerpbesluit tot wijziging tier bcgrooting, dienst 1870, over gegaan. Inlcomsten. Hoofdstuk I, Afdccling I, Artikel 2. Opbrengst van een of meer seriën eener geldleening, groot 40,000, voor de kosten der verbeterde inrigting van het aschland cn den aan bouw van publieke secreten cn waterplaatsen enz. f 20,000. De heer Dil'ks heeft met genoegen opgemerkt op hoedanige wijze hier met het uitschrijven van geldleeningen wordt tc werk

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1870 | | pagina 2