70 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 28 April IS70. De heer Dirks wil nog in overweging geven, dat cr gewe zen worde op alles wat reeds ter zake is geschied dat reeds ecne oproeping van sollicitanten voor de betrekking van direc teur is gedaan, en dat men op het punt is de zaak in haar geheel te regelen. Hierop doet de Voorzitter het voorstel, het aanbieden van een adres aan den Koujng in beginsel vast te stellen en het aangeboden onlwerp-adres goed te keuren, behoudens nadere wij ziging door Burgemeester en Wethouders. Dit voorstel wordt eenstemmig aangenomen, weshalve zal wor den verzonden het volgend adres Aan Zijne Majesteit den Koning. Geeft met den mecsten eerbied te kennen, de Raad der ge meente Leeuwarden dat heeren Gedeputeerde Staten der provincie Friesland, bij resolutie van 8 April jl., no. 28, hebben gemeend hunne goed keuring te moeten onthouden aan eeue dezerzijds vastgestelde wijziging der begrooting van de gemeente Leeuwarden, over het jaar 1870, en wel op grond, dat daarbij als uitgave was aange- bragt eene som van ƒ13,000.00 voor de verbeterde inrigtiug van het aschland dat het bezwaar van Gedeputeerde Staten tegen het aanbrengen vau dien post op de begrooting daarin is gelegen, dat het zoo genaamde aschland, zijnde de plaats voor de opzaracling van frncale stoffen, asch en straatvuilnis in deze gemeente, volgens het plan van dezen Raad zal blijven gevestigd ter plaatse, waar die opzameling sedert ruim 200 jaren geschieddeterwijl Gedepu teerde Stalen, ook blijkens vroeger deswege gevoerde correspon- dentiën, die blijvende vestiging beschouwen in strijd met de cischen van de gezondheidpolitie en van welstand dat de Raad, den toestand van het aschland zooals die thans is, even als Gedeputeerde Staten, allezins afkeurende, juist daarom ruim twee jareu geleden aan eene commissie uit zijn midden het onderzoek heeft opgedragen naar de verbeteringen, die bier ter stede bij de verzameling en den afvoer van asch, vuilnis enz., ook speciaal ten aanzien van het aschland, kunnen worden aangebragt dat uit dit onderzoek, waarvan de resultaten in een uitvoerig rapport (zie bijlage a) zijn nedergelegd, zoowel de onmogelijkheid is gebleken, om in deze digt bevolkte gemeente eene plaats aan tc wijzen, die in alle opziglcn aan de eischen der hijgiène zou kunnen voldoen, en uit dien hoofde verkieslijk ware boven het thans gebezigde aschland, als de mogelijkheid om aan laatst bedoelde plek, zij het ook met belangrijke kosten, eene inrigting tc geven, die nagenoeg geheel de bestaande bezwaren zal opheffen cn de verzamelplaats van asch, vuiluis enz. in deze gemeente, ook uit een hijgiènisch oogpunt meer voldoende zal doen worden, dan welligt in eenige plaats van dezelfde volksrijkheid in ons va derland thans het geval is dat naar aanleiding van bedoeld rapport, opgemaakt in overleg met den heer adjunct-inspecteur voor het geneeskundig staatstoe- zigt in deze provincie, de Raad zich eenstemmig met de voor stellen zijner commissie opzigtens het aschland heeft vereenigd, cn thans wenschte over tc kunnen gaan tot de inrigting van be doeld land op de wijze, als bij die voorstellen wordt aangegeven dat, hoezeer die wijze van inrigting, waarvan de kosten op p. m. 40,000.00 kunnen worden geraamd, mogelijk niet strookt met de wenschen van hen, die eene dergelijke verzamelplaats geheel uit hunne nabuurschap zouden willen missen, datzelfde bezwaar zich evenzeer zou openbaren wanneer men, gehoor gevende aan den wensch van Gedeputeerde Staten, het aschland op eene andere plaats in de gemeente wilde vestigen dat eindelijk deze vergadering, bewust van haar voortdurend streven, om alles aan te wenden wat tot verbetering van den gezondheidtoestand kan strekken, niet zonder teleurstelling ken nis heeft genomen van het besluit van Gedeputeerde Staten, om, zelfs zonder refutatie vau de dezerzijds zóó uitvoerig ontwikkelde motiven, voor de verbetering van het aschland de goedkeuring aan 's llaads finantiële plannen tc onthouden, van welk besluit, boe ook Uwer Majcsteils beslissing moge vallen, het min of meer langdurig uitstel ccner hoogst noodige verbetering het gevolg zal zijn dat deze teleurstelling des te grootcr is geweest, dewijl het ge meentebestuur, reeds in Junij 1869 deze zaak van zuiver huishou delijk belang regelende, onmiddellijk en zonder daartoe Ie zijn uit- genoodigd, aan Gedeputeerde Staten het besluit tot bestendiging van het aschland op de thans daarvoor bestemde plek heeft me degedeeld, ten einde dat collegie, hiertoe termen vindende, de vernietiging van 's llaads besluit zou kunnen aanvragen terwijl Gedeputeerde Staten, in stede van dien allezins wctteTijken weg te volgen, thans langs indirccten weg den Raad willen beletten, uitvoering tc geven aan een besluit, dat noch geschorst, nóch ter vernietiging voorgedragen is dat wij althans de reserves bij verschillende missives van Ge deputeerde Staten, opzigtens 's Raads besluit gemaakt, niet als afdoende bezwaren hebben beschouwd, en daaruit niet de moge lijkheid eener handelwijze als de thans gevolgde konden ver moeden dat onzer vergadering alzoo die handelwijze van Gedeputeerde Staten weinig strookendc met de wet, doch bepaald in strijd met het algemeen belang voorkomt, zoodat zij, gebruik makende van de bevoegdheid haar bij de artt. 200 en 209 der gemeen tewet verleend, niet aarzelt, onder verwijzing voor zooveel noodig naar de aangehechte bijlagen, en speciaal ook naar de missive van den heer inspecteur voor het geneeskundig staatstoezigt onder bijlage I, welker inhoud volkomen de ongegrondheid der bezwa ren van heeren Gedeputeerde Staten bevestigt, Uwer Majesteit eerbiedig te verzoeken, dat het besluit van heeren Gedeputeerde Staten aan het hoofd dezes vermeld moge worden vernietigd. 17. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van Burge meester en Wethouders, daarbij, ter voldoening aan de hun col legie in de vergadering van 11 April jl. gedane opdragt, aan biedende een plan voor het maken cener hulpvoetbrug, ter ver betering der communicatie ran voetgangers bij de Vrouwenpoort in deze gemeente. Nadat op voorstel van den Voorzitter tot de onmiddellijke behandeling van het voorstel was besloten, worden 'punten 1, 2 en 3 der conclusie buiten beraadslaging met algemeenc stemmen aangenomen. Punt 4. De heer Brunger wordt er op opmerkzaam gemaakt, dat de hulpbrug alleen voor voetgangers zal zijn bestemd. Zy zal vol gens het plan cenc breedte hebben van 2 meters en in het midden zal eene leuning worden gemaakt. Spr. wenscht (lc vraag te doen, of alleen door voetgangers en niet met kruiwa gens van de hulpbrug gebruik mag worden gemaakt? De Voorzitter antwoordt, dat op het midden der brug eene leuning wordt geplaatst ten einde de geregelde passage bevor derlijk tc zijn. Zoo zal b. v. de linker helft worden gebruikt door hen, die uit de stad komen en de regter door lien, die zich naar de stad begeven. Wordt nu ook met kruiwagens van (1e hulpbrug gebruik gemaakt, dan zal alligt de passage belemmerd worden. Vroeger, toen ook ter plaatse eene hulpbrug heeft ge legen, heeft men vrij wat last er van gehad, dat zij overal voor gebruikt werd en daarom wil men haar nu bij uitsluiting voor voetgangers bestemmen. De heer Brunger wenscht te vragen, of het dan niet wcnsche- GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 28 April 1870. 71 lijk zoude zijn dat aan de hulpbrug eenige meerdere capaciteit worde gegeven. Tengevolge van het breken der Vrouwenpoort- brug zijn vele ondernemers van vrachtwagens enz. genoodzaakt geworden buiten de stad te blijven. De goederen, die de koop lieden wenschen te verzenden moeten ze dus thans langs den buitencingel naar die wagens brengen. Dit geeft een groot be zwaar en daaraan kan, naar Spr. meent, grootendecls worden tegemoet gekomen wanneer ook met kruiwagens van de hulpbrug gebruik mag worden gemaakt. Wordt ze dus een weinig zwaarder gemaakt, dan zal men een groot gcrijf verkrijgen en daarmede ook aan den wcnsch van velen worden voldaan. Voor handkarren heeft de hulpbrug geene breedte genoeg, maar voor kruiwagens is ze, naar Spr's. opinie, zeer goed dienst baar te maken. Hij geeft mitsdien in overweging daartoe over te gaan. De Voorzitter merkt op, dat dan het sijsteem, om op het midden der brug eene leuning aan te brengen moet vervallen, omdat te gelijkcr tijd als een kruiwagen de ecne helft der brug passeert daar dan geene voetgangers voorbij kunnen. De heer BrUIlger zegt, dat het voorschrift zal zijn, dat het van den eenen kant komend publiek de eene en dat van (len anderen kant komende de wederhelft der brug zal moeten ge bruiken er kan dus niemand hinder van hebben, dat er een kruiwagen passeert, omdat alles geregeld achter elkander aangaat. Kun men, zegt Spr., met eene kleine opoffering aan het bestaand bezwaar toegemoet komen, hij zou zulks zeer wenschelijk achten. De Voorzitter vraagt, of eene breedte van een meter voorde passage met kruiwagens voldoende is l)c heer Brunger antwoordt toestemmend. De heer Gorter gelooft, dat, wanneer de brug ook voor het gebruik met kruiwagens wordt ingerigt, ze dan oneindig sterker zal moeten wezen, vooral als men in aanmerking neemt de groote doorvaart3wijdte, die men hier zal moeten behouden. Hij meent overigens ook, dat het alleen in de bedoeling heeft gelegen, om ecne voetbrug te maken, ten einde aan de voetgangers eene betere gelegenheid te verschaffen. Wat aangaat het opgemerkte, dat men thans inet kruiwagens enz. geheel den buitencingel moet Omtrekken, Spr. observeert, dat voor de bewoners van het noor- derlijker gedeelte der stad, waaronder ook hij behoort, hetzelfde inconvenient bestaat. Wil men de hulpbrug met eenkruiwagen, b. v. met een baal rijst van 100 kilogrammen beladen, kunnen passeren, dan dient ze veel sterker te zijn en bovendien zal ze dan ook nog wel wat breeder moeten worden gemaakt. De heer Bloembergen wil het volstrekt niet betwisten, dat het zijn nut zal hebben dat ook met een kruiwagen van de hulp brug gebruik zal kunnen worden gemaakt maar hij gelooft, dat ze dan eene geheel andere constructie zal moeten hebben. Wan neer, volgens het plan, het beweegbaar gedeelte der brug op pramen wordt gemaakt en dat beweegbaar gedeelte nevens de beide vaste gedeelten aansluit, dan zal het noodwendig gevolg zijn, dat bij het begin en einde van 't beweegbaar gedeelte hoe ken moeten worden gemaakt. Spr. kan zich niet voorstellen, dat men op de voorgestelde wijze de hulpbrug voor het gebruik van voertuigen, zij het ook slechts kruiwagens, toegankelijk kan maken. De hoeken, welke bij de voorgestelde constructie zullen worden verkregen, zijn, naar 't Spr. voorkomt, niet met kruiwa gens te passeren. Wil men dus aan de passage met kruiwa gens en dergelijke voertuigen tegemoet komen, dan dient men aan de hulpbrug eene geheel andere constructie te geven. Voorts merkt Spr. op, dat de bestaande gelegenheid tot het overzetten der pakgoederen met pramen misschien nog wel eenigen tijd zal worden gecontinueerd. Langs de brug kan, naar zijn oordeel, dit niet geschieden. De heer Brunger moet nog in 't midden brengen, dat de hulpbrug wordt gelegd juist met het oogmerk, om aan het zóó drukke verkeer, dat binnen weinig tijd verwacht wordt, eene betere ge legenheid te verstrekken. Daarom juist meent hij te mogen on derstellen, dat de hulpbrug niet van zóó ligte constructie zal wezen. Hij mag dus aannemen, dat de brug met de noodige zorg zal worden gemaakt en bij die overweging kan hij zich niet be grijpen dat cr eenig bezwaar kan bestaan, dat met een kruiwa gen van de brug gebruik wordt gemaakt. Hij verklaart voorts te hebben gemeend het door hem aangevoerde onder de aandacht te moeten brengen, omdat in het voorstel niet anders dan van ecne hulpvoetbrug sprake i9. De heer Dirks was van plan hoofdzakelijk hetzelfde te zeggen als reeds door den heer Brunger is gedaan. Hij meent, dat men hier onderscheid heeft te maken tusschen kruiwagens en handkar- ren. Naar 't hem voorkomt is de te leggen hulpbrug voldoende genoeg, om ook voor de passage met kruiwagens te worden be stemd hij althans ziet er geen bezwaar in, dat een man met een niet al te zwaar beladen kruiwagen dehulpbrug passeert, nu er eene dubbele passage voor komenden en gaanden zal zijn. Evenwel meent hij, dat men goed zal doen, om te wachten tot dat de hulpbrug gereed is en dan te zien of ze met een krui wagen kan worden gepasseerd. Mogt zulks 't geval zijn, dan zou men bij een maatregel van politie het gebruik met krui wagens kunnen toestaan. De Voorzitter is er niet tegen, dat, wanneer bij de uitvoe ring van het werk mogt blijken, dat werkelijk met een kruiwa gen van de hulpbrug gebruik kan worden gemaakt dat gebruik zooveel mogelijk toe te laten. De heer Wiersma gelooft, dat aan de opmerking van den heer Brunger is tegemoet te komen wanneer de hulpbrug ligt, altijd echter, dat ze niet voor de passage met vee worde gebruikt, daar ook Spr. vertrouwt, dat de hulpbrug niet voor de groote koppels vee, welke veelal van die zijde de stad worden ingedre ven, bestand zal zijn. Wat de passage met kruiwagens betreft, deze zal, naar Spr. gelooft, kunnen geschieden, omdat, bedriegt hij zich niet, een kruiwagen nagenoeg 5 a 6 decimeters breedte bezit. Met eenig overleg zou dus met een kruiwagen de hulpbrug kunnen worden gepasseerd^ terwijl, mogt men in de bogt ver hindering ondervinden, van het beweegbaar gedeelte de midden scheiding zal kunnen worden weggelaten, hetgeen, naar Spr. meent, zonder bezwaar kan, omdat toch nooit met. hondenwagens van de hulpbrug gebruik zal zijn te maken. Hij verklaart verder, dat ook hij bet wenschelijk acht, om voor de passage met krui wagens gelegenheid te geven. Hierna wordt punt 4 in rondvraag gebragt en met algemcene stemmen aangenomen, zoodat is besloten lo. Te bepalen, dat tijdelijk en in afwachting dat de ge broken ijzeren draaibrug bij de voormalige Vrouwenpoort door eene nieuwe brug zal zijn vertangen, eene hulpvoetbrug zal wor den gelegd over de Stadsgracht, nabij de Vrouwenpoortbrug, tegenover den Boterhoek. 2o. Goed tc keuren dat de sub lo. bedoelde hulpvoetbrug worde gemaakt overeenkomstig 't ontwerp, ingediend door den gemeente-architect, bij zijne missive van den 21 April 1870, no. 66/2. 3o. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen, om te bevorderen, dat aan de besluiten hiervoren sub lo. cn 2o. ge noemd met spoed uitvoering worde gegeven. 4o. Burgemeester en Wethouders te magtigen, omdekasteD, die uit de sub lo. en 2o. vermelde besluiten voortvlocijen, te ver antwoorden op hoofdstuk III, afd. VI, art. 12 der uitgaven van de gemeentebegrooting, dienst 1870, en tot dat einde, des ver- eischt, de bij dat artikel toegestane som te versterken tot het beloop der kosten van meergemelde hulpvoetbrug, uit het fonds voor onvoorziene uitgaven dcrzelfde begrooting.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1870 | | pagina 6