116
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
Zitting van Zaturdag den 13 Augustus 1870.
het bestek is gecorrigeerd; welligt, zegt Spr., is dit geschied ten
tijde de heer Jongsma van de stukken kennis nam.
De heer Suringar verklaart, dat, wanneeer hij aan het voor
stel zijne goedkeuring hecht, dit dan geschiedt op grond van
hetzelfde vertrouwen, dat bij don aanvang der discussion door
den heer Jongsma is uitgesproken.
Hierna worden de algemeene beraadslagingen gesloten en de
conclusie van het voorstel aan de orde gesteld.
De heer Gorter geeft te kennen, dat hij zich met de conclusie
zal vereenigen, omdat de zaak spoed eischt. Maar, vraagt Spr.,
wanneer het nu eens roogt gebeuren, dat bij de aanbesteding de
geraamde som eenigzints wordt overschreden, kunnen Burge
meester en Wethouders zich dan voor gemagtigd houden om het
werk te gunnen, of moeten ze dan de goedkeuring van den
Raad vragen Naar Spr.'s oordeel zou het geraden zijn Burge
meester en Wethouders ecnige speling te laten, omdat, mogten
zij genoodzaakt zijn van den Raad autorisatie te vragen, daar
mede nog al weder eenige dagen zullen verloopen.
De heer Bloembergen zegt, dat wanneer de heer Gorter ter
zake een voorstel mogt willen doen, hij zich daar niet tegen
verklaren zal, omdat daardoor de verantwoording van Burge
meester en Wethouders zal worden verligt. De gewone regel,
zegt Spr., is deze, dat men te werk gaat naar de som op de
begrooting beschikbaar gesteld, cn ook, wanneer in enkele ge
vallen de begrootte som eenigzins wordt overschreden, dau is
het gewoonte om naar gelang van omstandigheden te werk te
gaan. In dit geval is er echter geene som op de begrooting
uitgetrokkenmaar toch gelooft Spr., dat men het wel aan de
verantwoordelijkheid van Burgemeester en Wethouders kan over
laten, om het werk te gunnen, ook voor het geval de laagste
inschrijving de gemaakte raming eenigermate mogt overschrijden.
Mogt evenwel het verschil van die beteekenis zijn, dat Burge
meester en Wethouders oordeelen dat zij het werk daarvoor niet
kunnen gunnen, dan spreekt het natuurlijk, dat zij zich tot den
Raad zullen wenden.
De beer Gorter merkt op, dat het hier eene buitengewone
aanbesteding geldt. In den regel toch wordt het bestek en de
begrooting door den architect opgemaakt en in overleg met dezen
het werk gegund. Spr. wenscht ook in dit geval Burgemeester
en Wethouders te magtigen, om het werk te gunnen wanneer
het boven de raming mogt loopen. Het kan toch zeer goed ge
beuren, dat er slechts c'én gulden boven de raming wordt inge
schreven. In dat geval zouden Burgemeester en Wethouders
strikt genomen het werk niet kunnen gunnen, dan na magti-
ging van den Raad. Daarom zou Spr. het collegie willen mag
tigen, om naar bevind van zaken te handelen.
De heer Bloembergen merkt op, dat in de conclusie geene
som genoemd wordt; alleen worden Burgemeester en Wethou
ders gemagtigd, om de aanbesteding te houden; maar van het
bedrag, waarvoor zij het werk mogen gunnen is geen sprake.
Verder geeft Spr. te kennen, dat het in dc bedoeling van
Burgemeester en Wethouders ligt, om bij deze aanbesteding zich
te gedragen naar het sijsteem, dat sedert eenigen tijd met het
beste gevolg door het rijk wordt in toepassing gebragt, om na
melijk dc geraamde som vooraf kenbaar te maken. Het Rijk
schijnt zich bij deze wijze van handelen wel te bevinden en ook
de heer Rouppe van der Voort prijst dezen maatregel aan. Dc
aannemer raakt zoodoende dadelijk in kennis met de som waar
voor hem het werk zal worden gegund. En nu dit het geval
is, zou Spr. van oordcel wezen, dat men het wel aan Burge
meester en Wethouders kan overlaten, ol zij het, met het oog
op de ingekomen briefjes, op hunne verantwoording durven ne
men het werk te gunnen, zij het ook dat de laagste inschrijving
de gemaakte raming met eenige guldens te boven gaat.
De lieer van Eijsinga acht het onnoodig hier een vast cijfer
lo stellen en beschouwt de vraag of aan Burgemeester en Wet
houders eenige speling dient te worden gelaten, dan wel of zij
zich aan de bcgroolingsom van den heer Rouppe van der Voort
hebben te houden van geen belang hoegenaamd. Spr. wenscht,
dat men zich boude bij het voorstel van Burgemeester en Wet
houders en wil de kwestie zuiver gesteld hebben op dit oogen-
blik heeft men slechts te beslissen over een voorstel om over te
gaan tot de publieke aanbesteding. De uitkomst moet het lee-
ren welke som zal worden gevorderd cn is die uitslag bekend,
dan kan men van Burgemeester en Wethouders de finantiële
voorstellen inwachten. Bij de mededeeling van den uitslag der
openbare aanbesteding zullen Burgemeester en Wethouders aan
deze vergadering de middelen dienen aan te wijzen, waaruit de
uitgaaf zal worden bestreden. Thans heeft men niets meer te
doen dan de magtigiug tot aanbesteding tc verleenenwaarbij
men in de gemaakte raming een leiddraad heeft, welke begroo
ting echter geen deel uitmaakt van het bestek waarop de aan
besteding zal geschieden.
De heer Westenberg wenscht er op te wijzen, dat bij het
bestek nog veel meer aan de verantwoording van Burgemeester
en Wethouders wordt overgelaten, o. a. de keuze van den aan
nemer. Zij zullen namelijk niet eens gehouden zijn om den
laagsten inschrijver het werk te gunnen, maar kunnen het evengoed
aan een hoogeren opdragen, wanneer deze aanneemt het werk in
korteren tijd dan bij het bestek bepaald is op te leveren.
De heer JODgsma gelooft, dat de Voorzitter de vergadering
verpligten zal met de conclusie van 't voorstel te lezen, waar
uit kan blijken, dat Burgemeester en Wethouders volkomen vrij
heid van handelen vragen, daar er geene som genoemd wcrirdt.
De Voorzitter, na de conclusie gelezen tc hebben, merkt op,
dat, wauneer Burgemeester en Wethouders zich daaraan strikt
houden, ze dan ook de raming van f 5445.00 moeten aannemen
als het hoogst bedrag, waarvoor zij het werk kunnen gunnen
tenzij dc Raad mogt oordeelen, dat de overgelegde raming niet
als een onderdeel van het besluit, maar als eene bijkomende om
standigheid moet worden aangemerkt.
De heer Wiersma vereenigt zich met de opinie van den heer
Jongsma. Hij gelooftdat de bijgevoegde raming alleen als
leiddraad tot beoordeeling der aanbestedingsom strekt. De heer
van der Voort acht het volstrekt niet boven twijfel, dat deze
raming overschreden kan worden, maar toch is hij van oordeel,
dat in geen geval de laagste inschrijving de som van 6000
zal te boven gaan. Mogt men dus een cijfer willen vaststellen,
waarvoor Burgemeester en Wethouders zich gemagtigd zouden
kunnen houden, om het werk tc gunnen, dan zou dit 6000
moeten wezen. Doch Spr. acht dit niet noodzakelijk, daar het
hem aannemelijk voorkomt, dat Burgemeester en Wethouders bij
de aanbesteding met den heer van der Voort in overleg zullen
treden en zijne opinie zullen vragen, of het werk, wanneer het
aan den laagste» inschrijver wordt opgedragen, ook te duur is.
Dc Voorzitter gelooft thans het gevoelen van den Raad wel
te vatten, wanneer hij aanneemt, dat men de som, waarvoor het
werk kan worden gegund, aan het collegie wil overlaten.
De heer Bloembergen wijst er neg op, dat men wel onder
scheid moet maken tusschen het plan en het bestek of de voor
waarden voor een aan te besteden werk. Art. 142 der gemeen
tewet bepaalt, dat de Raad zich de vaststelling der plannen en
voorwaarden van aanbesteding der werken kan voorbehouden.
Hier nu wordt voorgesteld, om overeenkomstig het overgelegd
plan tot de aanbesteding over te gaan, en van dat plan gelooft
Spr, niet dat de geraamde som een deel uitmaakt. Naar zijn
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
oordeel zal de zaak geregeld kuDnen marcheren, wanneer een
voudig de conclusie zooals ze is liggende wordt aangenomen.
De heer Gorter verklaart, dat door de gevoerde discussiën
zijn bezwaar is komen te vervallen en dat hij zich alsnu bij het
I idee van den heer Bloembergen kan neerleggen.
Hierop de conclusie in rondvraag gebragt zijnde, wordt ze
I met algemeene steramen aangenomen, zoodat i3 besloten
Burgemeester en Wethouders te magtigen, om op Dingsdag
I den 23 Augustus e. k., 's namiddags te een uur, over te gaan
I tot publieke aanbesteding van eene nieuwe plaatijzeren draaibrug
I aan de voormalige Vrouwenpoort, volgens het door den heer J.
I Rouppe van der Voort ingediend plan.
6. Wordt in behandeling genomen het in de vergadering van
I 11 Augustus jl. ter tafel gebragt voorstel van Burgemeester cn
I Wethouders, omtrent het opmaken eener lijst van personen, die
I in aanmerking worden gebragt voor de betrekking van zetter
I van 's rijks directe belastingen in deze gemeente.
Den heer Jongsma komt het voor, dat het voor do leden van
I den Raad moeijclijk zal zijn tot het opmaken eener nominatie te
I dezer zake over te gaan, omdat bij de wet vereischtcn worden
gesteld, die iemand moet bezitten om tot zetter te kunnen
worden benoemd. Dc zaak zou voor den Raad intusscbcn kunr.cn
worden vergemakkelijkt, wanneer Burgemeester en Wethouders
tegen de volgende vergadering, in welke volgens het voorstel de
Zitting vau Zaturdag den 13 Augustus 1870. 117
I lijst zal worden opgemaakt, eene aanbeveling indienden van pcr-
sonen, die de bij de wet bepaalde vereischten bezitten. Spr. stelt
daarom voor aan de conclusie toe te voegen: „en Burgemeester
en Wethouders op te dragen, inmiddels eene aanbeveling ter
zake te doen van zoovele personen als zij dienstig zullen
ach ten.
De Voorzitter vraagt of die aanbeveling zooveel personen
moet bevatten als er te benoemen zijn, dan wel tweemaal zooveel?
De heer Jongsma antwoordt, dat dit bij 't door hem gedaan
voorstel aan Burgemeester en Wethouders wordt overgelaten.
Hierop wordt de conclusie van het voorstel, aangevuld in den
zin als door den heer Jongsma bedoeld, met algemeene steramen
aangenomen, zoodat is besloten
Te bepalen, dat in de eerstvolgende gewone vergadering des
Raads zal worden overgegaan, tot het opmaken eener lijst van
personen, die in aanmerking worden gebragt als leden van het
collegie van zetters voor 's Rijks directe belasting in deze ge
meente, ingerigt naar het model, gevoegd bij de missive van den
heer Commissaris des Konings, dd. 4 Julij 1870, le Afd. no.
1001 (provinciaal blad no. 64) cn Burgemeester en Wethouders
op te dragen inmiddels eene aanbeveling ter zake te doen van
zoovele personen als zij dienstig zullen achten.
De Voorzitter sluit hierop dc vergadering.